"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De vergelding

Woensdag, 20 februari, 2013

Geschreven door: Jan Brokken
Artikel door: Annette Wierper

Die rotoorlog gaat nooit voorbij

In De vergelding probeert Jan Brokken een gebeurtenis te reconstrueren die zich in het laatste jaar van de oorlog in Rhoon voltrok. Brokken, zoon van een Rhoonse predikant, werd na de oorlog geboren en was er dus niet bij. Niettemin presenteert hij zich als een betrokken verteller. Hierdoor leest De vergelding niet uitsluitend als een gedegen historisch werk, maar vooral als een spannende roman waarin Hollandse sulligheid en kleinburgerlijkheid, moed, machtswellust en de natuurlijke drang om te overleven de bepalende elementen zijn.

De achtergrond van de gebeurtenissen op 10 oktober 1944, waarbij een Duitse soldaat om het leven kwam en zeven dorpsbewoners zonder enige vorm van proces gefusilleerd werden, bleef tot op de dag van vandaag in nevelen gehuld. Met volhardende precisie legt Brokken bloot hoe dat komt: vrijwel iedereen in de kleine gemeenschap blijkt wel een visie op de gebeurtenissen te hebben en meerdere personen zouden zelfs wel een motief kunnen hebben gehad. Hierdoor werd de vraag : ongeluk of sabotage? nooit beantwoord.

Surrealistisch

Tot aan die fatale dag verloopt de oorlog voor de Rhoonaren naar verhouding rimpelloos. Boeren, burgers, buitenlui en bezetters leven zo goed en zo kwaad als dat gaat met en naast elkaar. Brokken schetst een welhaast surrealistisch beeld van deze samenleving: collaboratie, al dan niet openlijk, leefde samen met verzet. Het dorp zat  vol met onderduikers én met Duitse militairen, de meesten bij particulieren ondergebracht.

‘Bij Berry Hersbach zat een kapitein in de grootste kamer boven, hij gaf leiding aan het luchtafweergeschut. Voor de oorlog tuurde hij met een ander doel naar de hemel: als astronoom bij de Sterrenwacht in Berlijn. Soms luisterde Berry een paar dagen niet naar de BBC op de korte golf, bang dat hij gearresteerd zou worden voor illegaal radiobezit – hij had drie ontvangers staan. Dan zei de kapitein aan het einde van de week: “Hersbach, luisteren, anders blijven we niet op de hoogte.”’

Dankzij de gedetailleerde karakteriseringen van Brokken leren wij de dorpelingen en vooral de  hoofdrolspelers in het drama kennen:  de vrouwen en de meisjes uit het dorp die zonder scrupules ‘scharrelen’ met Duitse soldaten, de NSB’ers – zowel fanatiekelingen als pragmatici -,  de bange burgemeester, de dominee die schaamteloos zijn fascistische praatjes vanaf de kansel verkoopt, de rücksichtslose verzetsjongens, de ongeleide boerenkinkels en de Duitse bezetters in gradaties van zachtmoedig tot uiterst wreed. Het grote creatieve talent van Brokken stelt hem in staat hierbij een passende ironische distantie tot zijn personages te bewaren.  Hoewel hij er ‘met zijn verstand niet bij kan’ dat je als jong meisje mooi weer speelt met de moffen geeft hij toch ruimte aan hun mogelijke overwegingen. De lezer mag zelf oordelen:

‘Hun hele toekomst maakte ze onzeker, dat moesten ze toch begrijpen? Of kon het Dien, Sandrien, Dirkje, Emma en Gertie geen meter schelen? Dachten ze: na ons de zondvloed. Nog even feesten! Na de bevrijding zou het dorp weer even stroef en godvrezend worden als het voor de oorlog was geweest, daar konden ze donder op zeggen. Na de oorlog zouden ze weer aan de slag moeten als werkster, dienstbode of in het gunstigste geval als huisvrouw, met een boerenknuppel thuis die de lakens uitdeelde. Dus nog even sjansen, giechelen, dansen en zingen.’

Op hun beurt straften de Rhoonaren op 8 mei 1945 deze losbandigheid genadeloos af en sommeerden kapper Huub Droogscheerder met een schapenschaar en carbolineum de moffenmeiden toe te takelen. Pas bij het tiende slachtoffer van de lijst – er stonden dertig namen op  –  greep de dorpsdokter Monteyn in en rukte Huub de schaar uit handen.  ‘Maar toen rolde de kar met de meisjes al door het dorp, voortgeduwd door joelende jongens’, schrijft Brokken.

Ondanks die zorgvuldig gehanteerde distantie kan de auteur niet voorkomen dat de lezer  deze ‘moffenmeiden’ indirect verantwoordelijk houdt voor de catastrofe die zich op die 10eoktober 1944 afspeelde. Na een avondje dansen in het gastvrije huis van Dirkje de Ruyter, wier echtgenoot in de eerste oorlogsdagen de wijk had genomen naar Engeland,  wandelen de twee zusjes De Regt met hun Duitse vriendjes, na spertijd over de donkere Rijsdijk naar huis. Opeens slaakt soldaat Ernst Lange een ijselijke gil: hij is op een loshangende elektriciteitskabel gestapt.

Lange overleefde het contact met 500 Volt niet. De hoger in rang geplaatste Walter Loos denkt direct aan sabotage en zorgt ervoor dat nog diezelfde avond zeven willekeurige dorpsbewoners worden opgepakt. Een achtste die de groep te hulp wil schieten mag aansluiten in de rij. Eén ontspringt de dans: in ruil voor twee vetgemeste varkens voor Oberleutnant Schmitz krijgt herenboer De Kooning zijn zoon vrij.

Twijfel

Na duizenden pagina’s processtukken, getuigenverhoren en interviews die Brokken samen met historicus Bert Eus gedurende zeven jaar doorploegde, krijgt hij boven tafel dat de Duitse commandant Schmitz en zijn ondergeschikte Loos met deze actie alle oorlogsregels aan hun zwarte laarzen lapten.  Wat Brokken echter niet lukt is om een sluitend bewijs te vinden voor de werkelijke toedracht. Maar dat maakt zijn relaas nu juist zo spannend. Na een uiterst gedegen argumentatie voor een bepaalde schuldige laat hij toch telkens weer de twijfel toe in vragen die hij zichzelf – maar de facto de lezer – stelt: ‘Jezus, dacht ik, wat ben ik aan het doen?’

‘Gaat die rotoorlog dan nooit voorbij?’ kopte de Volkskrant op maandag 18 februari 2012 in een artikel over een signeersessie van Jan Brokken in het dorp van zijn jeugd.  Het is de parafrasering van een verzuchting  door Magda, de dochter van Dirkje de Ruyter. Hoewel ‘grijs, gerimpeld en gekrompen’ werd zij zelfs in 2005 tijdens een wandeling in het dorp nog door een voorbijganger herkend: ‘O, jij bent de dochter van die moffenhoer.’  Inderdaad, dat is wat Brokkens boek pijnlijk duidelijk maakt:  de herinnering is per definitie onbetrouwbaar want gekleurd, goed en fout lopen op een merkwaardige manier door elkaar en die rotoorlog is nog steeds niet voorbij.

De vergelding