"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De vermiste wereld

Dinsdag, 27 maart, 2007

Geschreven door: Alstein
Artikel door: Pieter Wybenga

Groots in bescheidenheid

Firenze, Piazza del Carmine. Een grote parkeerplaats, knetterende scooters en haveloze daklozen. Met roet beslagen gebouwen en een grote kerk met een onaantrekkelijke façade: de Santa Maria del Carmine. Vanbinnen net zo lelijk. Barok in de overtreffende trap. Maar tussen al die lelijkheid is er een uitzondering. Eén kapel is overeind blijven staan toen de rest van de oude kerk instortte, hij is gehandhaafd in de nieuw verrezen variant. Deze Cappella Brancacci is wereldberoemd geworden door haar fresco’s. Verstopt tussen allerhande moderne lelijkheid kan je je hier vergapen aan enkele van de eerste muurschilderingen die menselijke emoties tonen. Op magnifieke wijze, een grootste prestatie. De afgebeelde bijbelfiguren lijken te leven, ja, midden in de wereld te staan. Alle kunsthistorici, alle toeristen, eigenlijk iedereen is het erover eens: die schilderingen tonen (het) echt(e) leven.

Alstein ziet het laatste anders. En doet met De vermiste wereld. Notities 1997-2003 een bescheiden poging om de lezer het ook anders te laten zien. Bescheiden, niet omdat het boekwerkje slechts 79 pagina´s telt, maar bescheiden omdat Alstein zich doelbewust zo wil opstellen. Want achter al die menselijke emoties die wij dagelijks tonen, achter alles wat er dagelijks gebeurt, achter die prachtige fresco’s, gaat een wereld schuil die velen, zo niet iedereen over het hoofd ziet. Die vermiste wereld is eigenlijk de echte wereld, de wereld die veel groter is dan die van elk individu, de wereld waarin alles geordend en onoverkomelijk is, die eeuwig is, een wereld die zich slechts af en toe aan hen die het willen zien openbaart, de wereld waaraan menselijke handelingen en emoties niets kunnen veranderen. Wij, ieder voor zich en allen tezamen, zijn slechts kleine details in dat grotere geheel. Iedereen heeft ´voor hij bestond, toch ook eeuwen niet bestaan?´ Bescheidenheid is dus gepast. Alstein breekt dan ook een lans voor een andere serie fresco’s, in de Santo Francesco te Arrezo:

‘Ik kan er niet genoeg van krijgen. Dat komt, denk ik, door de gelijkmoedigheid: nergens op de fresco’s is een spoor te vinden van welke gemoedsuitdrukking dan ook, nergens een blik, een beweging die wijst op enige betrokkenheid bij wat wordt ondernomen, gezien, gehoord of ondervonden. Er wordt alleen maar akte genomen. Dit is het leven. Wind je er maar niet over op; de hele kosmos is geordend en boven al onze daden en ervaringen […] hangen onverstoorbaarheid en onvermijdelijkheid.’

Duizenden toeristen trekken voorbij aan die Cappella Brancacci, zien het vol ontzag aan, omdat ze dat zo ervaren of omdat hun reisgids hun vertelt dat te doen. Maar niemand ziet die ene zwerver, gehurkt tussen de auto’s, tevreden sigarettenpeukjes tussen de keien uitfriemelend. Misschien dat Alstein zelf hem wel gemist zou hebben. Want iedereen ziet in het dagelijks leven dergelijke details, die veel meer over de echte wereld vertellen, meestal over het hoofd. Alstein spoort de lezer met zijn notities aan om juist even stil te staan. Nee, eigenlijk is het pretentielozer dan dat; hij schrijft voor ieder die het eventueel lezen wil zijn momenten op, momenten toen hij even een kijkje kreeg in die vermiste wereld. Het zijn observaties, opgedaan en liefdevol genoteerd tijdens reizen door Europa, veelal langs verlaten plekken waar de menselijke geschiedenis nog zichtbaar, maar al wel door gras overwoekert is. Plaatsen waar de vermiste wereld zich openbaart, mits je er oog voor hebt. Alles om je heen valt dan even stil, je neemt alles op tot in de kleinste details, heel even maar, en dan weer terug naar de heersende realiteit. Alstein vertelt deze momenten, die een ieder wel eens even heeft gehad, werkelijk subliem. Hij leert mij dan wel dat je bescheiden moet zijn, ik zou het graag van de daken schreeuwen: LEES DIT.

Hereditas Nexus

‘De wereld is ondoorzichtig als melk. Het is denkbaar dat ik verdwaal, ik moet dus de paden blijven volgen en zeker doe ik er verstandig aan op een bepaald punt, diep in de heide, op mijn passen terug te keren, en daarom leg ik op elk kruispunt van wegen een klein stapeltje stenen, ik lijk Kleinduimpje wel.
Ik houd van stappen in de mist, de wereld is dan geborgen, vriendelijk, en uit die vriendelijkheid verschijnt, als uit het niets, langzaam en gelaten, een paard. Eindeloos vermoeid, ontiegelijk traag is het opgedoemd, en zoals het naar me kijkt, vanachter de draad, lijkt het wel of het speciaal voor mij uit de mist is getreden. Ik kijk naar het paard, het staat roerloos. Ik kijk ernaar als naar een beeld uit een andere wereld, als naar een visioen. Ik verzet geen stap meer. Niets beweegt nog. Ik kijk, dit wordt me toevertrouwd.’

Hoewel De vermiste wereld filosofisch, soms poetisch, en het onderwerp zeker niet lichtvoetig is, wordt het nergens zwaar, laat staan pathetisch. En de warmte, eenvoud en pretentieloosheid waarmee Alstein het allemaal vertelt, voorkomen niet alleen dat het belerend overkomt, maar maken het lezen van dit werkje op zichzelf tot één groot moment waarin alles om je heen stilvalt en het grotere zich openbaart. En wat volgt is geenszins alleen een weemoedige constatering over vergankelijkheid. Hij wordt nergens echt treurig. We hebben wellicht geen grip op die vermiste wereld: ‘de wereld is ondoorzichtig als melk’. Maar Alstein laat zien hoe wonderschoon de momenten kunnen zijn waarin we wel even een kijkje krijgen achter de door onszelf opgetrokken schermen, hoe veel ontzag en verwondering je kunnen overvallen als je goed oplet, als je geduld hebt en aandachtig kijkt. En dat is dan ook wat er na het lezen van De vermiste wereld overblijft, ontzag en verwondering.

De uiterst vervelende keerzijde van Alsteins bescheidenheid – ‘voeg één boek toe en er verandert niet zo heel veel’, ‘schuw de marge niet’, ‘schrijf maar wordt nooit een Schrijver.’ – is dat, helaas, hoe ironisch, je hemel en aarde moet bewegen wil je zijn werk in handen krijgen. En zelfs dat is vaak niet afdoende. Dit, het derde deel van een notities-drieluik, was het eerste wat ik van hem las. Ik wil die eerste twee delen nu dus ook lezen. Maar geen uitgever die de boeken nog drukt, geen antiquariaat (zelfs in Antwerpen, zijn thuisstad, ben ik tevergeefs geweest) die ze nog heeft. Iemand?


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.