"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De vlucht uit de tijd

Woensdag, 22 juni, 2016

Geschreven door: Hugo Ball
Artikel door: Marnix Verplancke

Dada

Deze zomer is het precies een eeuw geleden dat in Zürich het dadaïsme boven de doopvont werd gehouden. Bedoeld als gril, groeide het uit tot een invloedrijke kunstbeweging die wees op het failliet van het burgerlijke denk- en waardenkader dat tot WO I had geleid.

‘Dada is een nieuwe kunstbeweging. Dat kan je opmaken uit het feit dat niemand er tot nu toe van gehoord heeft en morgen heel Zürich er de mond vol van zal hebben.’ Dit zijn de beroemde openingszinnen van het dadaïstisch manifest dat Hugo Ball op 14 juli 1916 op papier zette en waarmee hij het dadaïsme boven de doopvont hield. In het Frans is een dada een hobbelpaard, gaat Ball verder, in het Duits betekent het “tot ziens” en in het Roemeens “ja, je hebt ongetwijfeld gelijk”. Met dada kon je dus alle kanten uit, of helemaal nergens, want die beweging waarover Ball het in de eerste zin had, mocht volgens hem helemaal geen beweging worden. Dada was chaos en anarchie, het opsteken van een reusachtige middelvinger naar de wereld en de waarden die tot de Eerste Wereldoorlog hadden geleid en die geen enkel respect konden afdwingen. Dada was een nonsensikaal verzet tegen iedere vorm van organisatie, een gril, en zoals Ball op 11 april 1916 al voor zichzelf had genoteerd: “Je moet van een gril geen kunststroming maken”.

Hugo Ball was 28 toen WO I uitbrak. Net zoals zoveel andere Duitsers was hij aanvankelijk enthousiast en diende hij zich aan als vrijwilliger. Hij werd medisch afgekeurd. De invasie van België bekoelde zijn enthousiasme en al gauw werd hij omwille van zijn kritiek op de oorlog in eigen land als een verrader gezien. Zürich bood een uitkomst en samen met zijn vriendin Emmy Hennings, een dichteres en zangeres, opende hij in die stad op 2 februari 1916 zijn Cabaret Voltaire. Het was een café dat openstond voor alle mogelijke kunstuitingen, van poëzie en toneel, over zang en dans tot fotografie en performance. In geen tijd kwamen Filippo Marinetti, Wassily Kandinsky, Paul Klee, Giorgio de Chirico en Max Ernst er over de vloer, gevolgd door een stelletje ongeregeld dat net als zovelen op de vlucht voor de oorlog in het neutrale Zwitserland was beland, waaronder Tristan Tzara, Hans Arp en Richard Hülsenbeck. Zij zouden samen met Ball een tijdschrift uitgeven met als titel Dada.

Maar het dadaïsme is op meer dan één vlak het kind van WO I. Niet alleen bracht die de juiste mensen samen op de juiste plek, de oorlog zorgde er ook voor dat deze mensen er dezelfde ideeën op nahielen. Wat deze precies waren, lezen we in De vlucht uit de tijd, een verzameling notities die Hugo Ball tussen 1913 en 1921 maakte en waarin we niet alleen de evolutie van het dadaïsme, maar ook die van zijn eigen denken voorgeschoteld krijgen. En dat is een merkwaardig verhaal, want van een wild om zich heen schoppende anarchist verpopte Ball op een paar jaar tijd tot een vroom katholiek.

Dans Magazine

Hugo Ball studeerde sociologie en filosofie. Kant, Hegel, Schopenhauer en Nietzsche waren hem net zo bekend als de Bijbel waarmee hij was grootgebracht en hij betreurde het al vroeg hoe beide zich naar het kleingeestige, burgerlijke Duitsland hadden gevoegd. Kant heeft de Duitse staatsraison tot rede verheven, schreef hij al in de herfst van 1914. Alles is rationeel geworden, en daardoor ook schijnbaar onweerlegbaar. Wetenschap en techniek dienen met hun kanonnen alleen de vernietiging en niemand die er zich iets van lijkt aan te trekken. De mensheid is verstard in haar materialisme en legt zich neer bij de heerschappij van de dood. Bal verweet de mens niet minder dan necrofilie. En die zag hij niet alleen in het kapitalisme. Het door – de niet toevallig ook al Duitse – Marx gepropageerde communisme was volgens hem in hetzelfde bedje ziek, net zoals het anarchisme. Dat is een ideologie uitgedacht door katholieke boeren, zei hij, die geloven in de inherente goedheid van de mens; stelletje naïevelingen.

Omdat de rede met haar nadruk op bruikbaarheid en nuttigheid zelf de schuldige was van de oorlog, was het voor Ball duidelijk dat een paar alternatieve politieke en economische voorstellen niets wezenlijks zouden veranderen. “We moeten een liga oprichten van alle mensen die zich aan dat mechanisme willen onttrekken,” schreef hij, “een orgiastische overgave aan de teleurstelling van al datgene wat bruikbaar en nuttig is.” Kunst zou de redding moeten bieden, en dan wel kunst die over de bestaande grenzen ging en toonde hoe betekenisloos woorden wel waren geworden. Zelf schreef hij het wereldberoemd geworden klankgedicht ‘Karawane’.

Hugo Ball sloot zijn Cabaret Voltaire een paar weken na het voorlezen van zijn dadaïstisch manifest. Wij zijn individuen die het nooit eens geraken, was zijn redenering, en zo hoort het ook. We moeten ons dus niet achter een leer of een organisatie scharen. Tristan Tzara dacht daar anders over. Die zag het groots en wou vanuit Zürich de wereld veroveren. Opdoeken die zaak, was Bals reactie. Maar Tzara slaagde in zijn opzet. Dada veroverde inderdaad de wereld. Marcel Duchamp maakte readymades en Man Ray foto’s en films in New York. In Parijs experimenteerden André Breton en Louis Aragon vooral met tekst en onze eigenste Paul van Ostaijen deed met Bezette stad zijn Vlaamse duit in het zakje.

Voor Hugo Ball was dada toen al lang een gepasseerd station. Alles ondergraven is leuk voor even, realiseerde hij zich, maar het kan geen basis vormen voor een vruchtbaar leven. Mensen hebben nu eenmaal waarden nodig. En om die te vinden keerde hij terug naar het verleden. Hij begon Middeleeuwse filosofen te lezen en besefte dat de Reformatie de wereld grondig veranderd had. Met haar had het individu immers het licht gezien, en was de ondergraving van iedere betekenis ingezet. Betekenis geven is immers iets collectiefs. Dat collectieve vond hij in het katholicisme.

Steeds dieper groef Ball in zichzelf. Over de oorlog lezen we geen woord meer, ook niet over de wapenstilstand van 1918. Die vrede zou immers niet echt veel betekenen wanneer ze niets aan het filosofisch kader van de Duitser zou veranderen. Dan zou de heerschappij van kapitaal, wetenschap, industrie en nutsdenken alleen maar tot meer van hetzelfde leiden. Nee, alleen het geloof kan het tij keren, dacht Ball: “Misschien zullen orthodoxe katholieken en Joden, in eendrachtige samenwerking, ooit nog eens Duitsland uit zijn moeras redden,” schreef hij in de zomer van 1918. Gelukkig stierf hij negen jaar later, denken we dan, en heeft hij de jaren 1930 en 1940 niet meer moeten meemaken.

Verschenen in De Morgen


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: