"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De vooroudermoord

Vrijdag, 2 augustus, 2019

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Elisabeth Francet

Een moordgeschiedenis

[Recensie] Zoals algemeen geweten kende het Molussië van drieduizend jaar geleden een aantal taboes waarvan het aantasten een onvergeeflijke heiligschennis was. Taboe nummer één was de muur om het ondergronds gelegen kerkhof. Die muur was een “onbetwijfelbaar feit”, even ongenaakbaar als de lucht of de seizoenen. Ook was het strikt verboden (taboe nummer twee) het kerkhof te vergroten of de doden elders te begraven. Er gold een compenserende maatregel, een oud gebod dat een gebruik was geworden: het ritueel van de vooroudermoord. Bij het overlijden van een Molussiër zetten de twee oudste zonen van de gestorvene het masker van de rinoceros of oervoorvader op en daalden af naar de dodenstad met een lugubere opdracht. Onderwijl deden de andere familieleden alsof ze gesprekken voerden met de twee broers door kleipoppen op banken voor zich neer te zetten, een manoeuvre die de geesten van de voorouders moest misleiden. Daar gingen ze mee door tot de uitgezonden zonen heelhuids waren teruggekeerd.

Molussië is de naam van een fictief land, ooit ontsproten aan het brein van de Pools-Duits-Oostenrijkse auteur en filosoof Günther Anders (1902-1992). Verontrust door de lectuur van Hitlers Mein Kampf ontwikkelde Anders het Molussische thema reeds in de jaren twintig in De catacombe van Molussië. Daarin verwerkte hij de strijd tussen waarheid en leugen en het verzet tegen een totalitair regime. Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, vluchtte Anders halsoverkop naar Frankrijk. Zijn echtgenote Hannah Arendt volgde met het manuscript. Pas in 1992, kort voor Anders’ overlijden, werd het alsnog uitgegeven.

In De vooroudermoord is een Molussoloog, etnoloog en linguïst aan het woord, die het Molussische ritueel van de vooroudermoord beschrijft en becommentarieert aan de hand van inscripties op drieduizend jaar oude tabletten en van andere historische bronnen. De tekst is gestoffeerd met voetnoten (die het geheel een wetenschappelijk aura geven) en op ironische wijze doorspekt met Latijnse uitdrukkingen.

De inscripties op de Molussische tabletten getuigen van de handelingen van de broers, hun gemoedstoestand en de bezwerende formules die ze uitspraken tijdens het ritueel van de vooroudermoord. De Molussoloog beschrijft het gruwelijke ritueel tot in detail, becommentarieert de bevindingen van andere eminente Molussologen en begeeft zich op het pad van de historiografische kritiek. Tijdens zijn onderzoek stuit hij op een probleem: zodra het werkelijke doel van de tocht van de broers in zicht is, laten de tabletten het afweten. De eigenlijke moord vermelden ze met geen syllabe. Gelukkig is er een andere bron: de inscriptie van een missionaris op de kerkhofmuur, een soort ritmische ‘handleiding voor vooroudermoord’.

Boekenkrant

Volgt een commentaar van de Molussoloog op voornoemde inscriptie. De metamorfose van verhaal tot wetenschappelijk essay is nu vormelijk compleet, maar inhoudelijk neigt de verteller toch naar het verhalende. Hij wil de spanning omtrent het lot van de broers verder opbouwen. Om aan zijn verlangen tegemoet te komen, legt hij een doorwrochte hypothetische analyse van de inscripties voor, inclusief freudiaanse interpretaties en fallische symboliek. Anders heeft zich ongetwijfeld uitstekend geamuseerd tijdens het schrijven van deze kostelijke ‘studie’.

Vervolgens wordt aan de hand van de tabletten de terugkeer van de broers naar de hunnen beschreven, maar niet zonder een overgangsfase. Voor de beschrijving van dat overgangsritueel baseert de onderzoeker zich op goed geconserveerde reliëffriezen (mutatis mutandis zou men van cartoons mogen spreken). Op de afbeeldingen betreden de broers een “transformatorium” (in de hedendaagse tijd zou dat een badinrichting, bordeel of concertzaal kunnen zijn), waar de opgewonden vooroudermoordenaars na hun traumatiserende ervaring in een andere stemming gebracht worden. Gezuiverd, vrij en onbezorgd stappen ze vervolgens de bovenwereld in, hun familie tegemoet. Daarmee is het spel ten einde. Jawel, een spel: de onderzoeker wijst op een adaptatie van de vooroudermoord in het hedendaagse Molussië, in de vorm van een hinkelspel, waarbij wie als laatste aankomt in het stamvaderveld, niet meer mag meedoen met het volgende spel (mutatis mutandis zou men van ‘gaming’ kunnen spreken).

Na uitgebreid commentaar en nawoord zal de lezer zich nog door Aanhangsel I – IV moeten worstelen. Daarin licht de verteller-Molussoloog de thematiek toe. Hij buigt zich over geschiedschrijving, macht, rituelen, kunst, spel, taboes en angst voor taboes in de samenleving, “want speelt niet in de borst van elke conservatief de strijd tussen het verlangen de traditie te vereeuwigen en de angst om ook maar één enkel taboe of geheim prijs te geven? (…) “Cum grano salis” zou je wel kunnen beweren dat de traditie het belangrijkste meestal verzwijgt.” De onderzoeker werkt een theorie uit waarin hij stelt dat we opzettelijk iets overweldigends, onverdraaglijks creëren (bijvoorbeeld symfonieën of tragedies) met het uitdrukkelijke doel ‘om even te genieten, om het schokkende verdraaglijk te maken’.

De onderzoeker gaat nog een stap verder en stelt dat de geschiedschrijving zelf een voortdurende vooroudermoord is, een proces van ononderbroken zelfliquidering. Met andere woorden: ‘onze geschiedkundige onwetendheid behoort tot het wezen zelf van de geschiedenis, waarbij het steeds de machthebbers zijn die het bedrog veroorzaken. (…) De volledig overwonnenen of uitgeroeiden daarentegen, behoren niet meer tot de geschiedkundige laag’. Paradoxaal genoeg vervalst de kritische historicus op zijn beurt nogmaals de geschiedenis door “het bestrijden en herroepen van de vervalsingen waaruit ze bestaat.” Historische kritiek is dus een “paradox in terminis”. Het principe van de onvermijdelijke zelfliquidering ziet de Molussoloog geïncarneerd in de vooroudermoordenaars.

Ongetwijfeld zult u tijdens het lezen van deze beschouwende bespreking al in de gaten hebben dat dit heterogene werkje, naast een spannende filosofische vertelling en een ironiserend wetenschappelijk essay, vooral een uitdagend intellectueel avontuur is. Günther Anders gebruikt de fictie van geschiedenis op een satirische manier in een gedachte-experiment, om de actuele wereld een spiegel voor te houden. De vooroudermoord is dermate goed gefingeerd, dat je het hele boek voor waarheidsgetrouwe geschiedschrijving zou kunnen aannemen. Een eersteklas geschiedenismoord.

Eerder verschenen op Geendagzonderboek