"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De vreemdeling

Vrijdag, 9 november, 2018

Geschreven door: Albert Camus
Artikel door: Tea van Lierop

Het absurde bij Camus

En het klonk als vier korte slagen waarmee ik op de deur van het ongeluk klopte.”

“De zon, de zon…”

De vreemdeling behoort tot één van de drie ‘absurden’. Deze term komt van Camus zelf, de andere twee zijn ‘De mythe van Sisyphus’ en het toneelstuk Caligula. Hij schreef eraan tijdens het begin van WOII toen hij vanuit Algiers een baantje als redactiesecretaris kreeg bij het dagblad France-Soir in Parijs. Hij vertrok noodgedwongen uit Algiers vanwege zijn anti-Duitse standpunten en z’n linkse sympathieën.

Zijn grootouders vestigden zich destijds in Algerije als Pieds-Noirs en Albert groeide er op in een arm milieu. Zijn vader stierf jong, hij sneuvelde in WOI en zijn analfabete, slechthorende en moeilijk sprekende moeder werkte als schoonmaakster.

Archeologie Magazine

Camus krijgt hulp en kan naar school en studeren, hij rond zijn studie filosofie af en probeert aan de kost te komen. Het schrijverschap is een deel van zijn broodwinning.

Het hoofdpersonage

Antichrist Meursault pleegt een moord en vertoont daarover geen enkel berouw, dit is in enkele woorden de strekking van de roman. Maar er is meer. In een heldere, bijna journalistieke stijl beschrijft Meursault gedetailleerd wat er is voorgevallen. Het begint met een bericht dat zijn moeder is overleden, zij verbleef in een gesticht. Verdriet voelt hij niet, wel verneemt hij dat zijn moeder een verloofde bleek te hebben. Dit gegeven blijkt helemaal aan het eind van het boek te zorgen voor een openbaring, maar daarvoor is nog een lange weg te gaan.

“Hij vroeg me of ik die dag verdriet had gehad. Die vraag verbaasde mij zeer en het kwam me voor dat ik hoogst verlegen zou zijn geweest wanneer ik zelf haar had moeten stellen. Ik antwoordde evenwel dat ik een beetje de gewoonte verloren had met mijzelf te rade te gaan en dat het me moeilijk viel hem in te lichten. Ik hield ongetwijfeld veel van moeder, maar dat betekende niets. Alle gezonde naturen hadden in meerdere of mindere mate naar de dood verlangd van de mensen van wie ze hielden.”

Door het hele boek loopt een rode draad en dat is de zon. Deze zorgt voor verblinding, bedwelming, schittering op staal…

“Ik vergezelde hem tot aan het huisje en terwijl hij het houten trapje opklom, bleef ik voor de eerste trede staan, met een hoofd galmend van de zon, zonder de moed die nodig was om het houten trapje te beklimmen en weer met de vrouwen te praten. Maar de hitte was zo groot, dat het mij ook pijnlijk was onbeweeglijk te blijven staan in de verblindende regen die van de hemel daalde. Hier blijven of weggaan kwam op hetzelfde neer. Na een ogenblik keerde ik terug naar het strand en begon opnieuw te wandelen”

De zon speelt een grote rol en Meursault weet de zaal in de rechtbank aan het lachen te krijgen door de bewering dat zijn daad te wijten was aan de zon, te ontkrachten. Hij maakt daarbij een verwarde indruk en ook zijn verdediger helpt hem niet echt. Uiteindelijk wordt hij beschuldigd, vooral het niet tonen van berouw wordt hem zwaar aangerekend. Hem staat het schavot te wachten.

Behalve de zon als natuurelement wordt de couleur locale heel mooi, verstild weergegeven, als lezer loop je echt mee in de verzengende hitte en zie je de kleuren die de auteur een naam geeft. Soms heeft het iets eenzaams, vaak is hij alleen, de vrouw die hij ontmoet nadat zijn moeder gestorven is betekent voor hem fysiek meer dan geestelijk.

Absurdisme

Camus maakte in de jaren ‘40 kennis met Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir, hij was volgens De Beauvoir een warme, grappige man. Hoe kan hij dan toch een roman schrijven over de gevoelloze Meursault? Het antwoord is te vinden in zijn eigen leven: de zinloze dood van zijn vader, zijn eigen ziekte (hij leed aan tuberculose), de eenzaamheid thuis en de slechte band met zijn familie. De bedreigende oorlogssfeer in Frankrijk is in de roman ook terug te vinden.*

Camus zou zich, ondanks dat hij lang in Frankrijk verbleef, altijd een vreemde blijven voelen. In het eerste deel van de roman zet Camus een mens neer die leeft en reageert vanuit het absurde zonder dat hij daar bewust van is. In het tweede gedeelte, tijdens de rechtszaak wordt hij ondervraagd en komt hij tot nadenken. Uit de antwoorden blijkt dat hij helemaal handelt vanuit zijn eigen waarneming.**

“Ik had willen proberen hem op hartelijke toon, en bijna met genegenheid, uiteen te zetten dat ik nooit werkelijk berouw over iets had kunnen koesteren. Ik werd altijd meegesleept door wat bezig was te gebeuren, door vandaag of morgen. Maar natuurlijk kon ik in de toestand waarin men mij had gebracht met niemand op een dergelijke toon spreken. Ik had niet het recht genegenheid te tonen, van goede wil te zijn. En daarom probeerde ik maar weer te luisteren, omdat de officier van justitie over mijn ziel begon te spreken.”

In het kort kan het absurdisme van Camus samengevat worden als een tijdelijk menselijk bestaan in een wereld zonder God. Het absurde creëert een leegte, want alle opgelegde normen en waarden zijn verdwenen. De leegte komt in de roman tot uitdrukking wanneer Meursault herhaaldelijk opmerkingen plaatst zoals “dat zegt niets”, “dat is van geen enkel belang” en “het was mij om het even”.**

Toeval, onverschilligheid en het aanvaarden daarvan zal Meursault uiteindelijk de das omdoen. Deze wonderschone, maar ook bevreemdende roman las ik voor de tweede keer. Inmiddels een beetje vertrouwd met de levensopvatting van Meursault was er nu meer aandacht voor de details. Die zijn, vooral wanneer ze over de natuur gaan, bijzonder mooi en passen zo goed bij het verlangen, de heimwee die Camus voelt wanneer hij in het verre Parijs zit. Het contrast van de zinloze moord en de prachtige zintuiglijke beschrijvingen van de natuur is enorm, zeker wanneer al die schokkende indrukken beschreven worden op een manier die juist heel ingetogen is en meer aan een verslag doet denken. Een schitterende klassieke roman!

Over de auteur

Albert Camus (Mondovì, Algerije, 7 november 1913 – Villeblevin, 4 januari 1960) was een Frans filosoof, journalist en schrijver van romans, essays en toneelstukken. Hij ontving in 1957 de Nobelprijs voor de Literatuur. Camus wordt vaak naast Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir als een van de leidende figuren van het existentialisme beschouwd, maar hij weigerde het label ‘existentialisme’ pertinent. Zijn denken verschilt van dat van Sartre waar het de aard van het bestaan betreft: bij Camus staat het lichamelijke centraal, waar Sartre zich meer op het intellectuele bestaan toelegde. (bron: Wikipedia)

* Bron: De existentialisten-Sarah Bakewell blz 341(van 891)
** Bron: Camus, L‘Etranger (De vreemdeling, De Bezige Bij, 2013) Spraakmakende boeken 23.1.2014 (RUG) en 29.1.2014 (Leeuwarden). Lezing, pag. 7

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken

Boeken van deze Auteur:

De vreemdeling