"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De waterstandbeelden

Vrijdag, 20 januari, 2023

Geschreven door: Fleur Jaeggy
Artikel door: Alexandra De Vos

De afstandelijke intimiteit van Fleur Jaeggy

[Recensie] Wij zijn allemaal alleen. Geen schrijver de drukinkt waard die dat niet weet, maar de ene zal dat isolement bevechten met zingeving of passie of cynisme, de ander zal het een waardig welkom bereiden. Vanuit de diepte van je eigen wereld, de weidsheid van je eigen eenzaamheid naar het gedoe van de mensheid kijken, als met de ogen van een kind – dàt moet je volgens Rilke kunnen. “Nodig is alleen eenzaamheid, een grote innerlijke eenzaamheid.“ 

Niemand die dat beter begrijpt dan Fleur Jaeggy, een in het Italiaans schrijvende Zwitserse. Jaeggy (°1940) zou gefêteerder moeten zijn dan ze is. Alleen is ze zozeer gesteld op haar alleenzijn dat ze zich voetje voor voetje van de wereld heeft losgemaakt en zich genesteld heeft op een verre klif. Zo voelt dat als je haar kleine maar wonderlijke oeuvre leest. Het is elegant, melancholisch, vol diepte en nuance, en volstrekt uniek. En ja, eenzaam. Want het ontworteld zijn zit Jaeggy in het bloed. 

De novelles De gelukzalige jaren van tucht en SS Proleterka weefden zich rond fragmenten uit haar jeugd. In de eerste wordt een meisje op kostschool gedropt nadat haar moeder de benen nam naar een ander leven – het meisje vat een fascinatie op voor een ongenaakbare vriendin. In SS Proleterka gaat een tiener op cruise met de vader die ze zelden ziet. Een echte toenadering blijft uit, het wees-zijn is haar onder de huid gekropen. 

Levensverhaal
Datzelfde gevoel van wees zijn – ook al loopt er nog een vader rond – en van volstrekte innerlijke eenzaamheid ligt ten grondslag aan de vroege novelle De Waterstandbeelden (1980). Dit is Jaeggy op haar dromerigst, haar meest bevreemdend. Ze vertelt het levensverhaal van Beeklam,  een drenkeling in het leven, en verzamelaar vanaf zijn kinderjaren. Hij woont met vader Reginald in een huis vol vervallen grandeur bij de Amsterdamse haven. De kelder staat onder water en loopt af naar zee, en die kelder vult Beeklam met standbeelden. 

Boekenkrant

“Figuratieve afbeeldingen van de pijn en de stilte” zijn die beelden. Ze trotseren zonder klagen het duister en de klotsende branding. Ze zijn de wachters bij Beeklams eenzaamheid, zijn speelgoed, “een voorrecht van degenen die zonder hoop worden geboren en beginnen vanaf hun einde.“ Beeklam was als kind al oud, te wijs voor de wereld.

Overdag zit Beeklam bij de haven, ‘s nachts loopt hij langs de grachten, een drenkeling op het droge. Hij slaat het leven achter de ramen van de huizen gade, maar gezelligheid weegt niet op tegen zijn verlangen naar stilte: “Samenleven neemt het soort onschuld weg dat mensen die alleen zijn bezitten.” 

Zielsverbondenheid
Toch verdraagt Beeklam gezellen in zijn stilte, zolang ze die niet doorbreken met opdringerige toenadering; met bediende Victor deelt hij een diepe zielsverbondenheid. Zoals ook zijn vader een bijzondere band heeft met bediende Lampe. Die kwam op een avond aanwaaien, “op zoek naar een eenzaamheid die niet te veel verschilde van de zijne”. 

Als vader Reginald plots verdwijnt zal ook de zoon andere horizonten moeten opzoeken. Het Amsterdamse huis wordt ingeruild voor een achttiende-eeuws paviljoen, dat een thuis is voor oud brokaat, schimmel en een eenzelvig koppel dat de stilte belichaamt waar Beeklam naar zoekt. Opnieuw komt een behoedzaam samenleven tot stand, een intimiteit op afstand. 

Mensengezellen of beelden, in De Waterstandbeelden bezitten ze de waardigheid die hen wachters van elkaars eenzaamheid maakt. 

Isolement
Zoveel sereniteit rond een thema als isolement is zeldzaam. Even zeldzaam als de schittering van Jaeggys zinnen. Ze knoopt die aan elkaar met beelden die oplichten in de schemering als parels aan een halssnoer. “De kussens van de slapenden ondergingen de nacht” of “Een ijskoude tocht opende langzaam de deur, als met een hand, en toonde een afgrijselijke, heldere dageraad.” Mensen vallen uiteen in hun samenstellende delen (“Zijn oog lachte in het lentelicht”), landschappen en dieren worden met persoonlijkheid en subtiel gevoel bekleed. 

Veel plot moet je in De Waterstandbeelden niet zoeken, de samenhang is los en fragmentarisch. Poëtische intermezzo’s, dialoog, overpeinzingen in eerste en beschrijvingen in derde persoon wisselen elkaar af. Alles draait om sfeer, gevoel. Stilistisch zweeft Jaeggy in de hoogste regionen, waar schrijvers als Kafka, Rimbaud en Emily Dickinson thuishoren. Niet toevallig zijn dat originele denkers die een eigen wereld schiepen. Eenlingen die met een bijzondere luciditeit het leven opmaten, of zoals Jaeggy schrijft, “alsof eenzaamheid, het wees-zijn, ongewild dwingt tot bijzonder nauwkeurige observaties”.

Bijzonder en nauwkeurig, dat is Jaeggy’s genie. Verlies je in de eenzaamheid van deze ziel, kijk met de ogen van een kind, en laat De Waterstandbeelden je meevoeren naar haar kristallijne stilte.

Eerder verschenen op De Standaard

Boeken van deze Auteur:

De waterstandbeelden

De gelukzalige jaren van tucht

SS Proleterka