"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Wendische oorlog

Woensdag, 25 maart, 2020

Geschreven door: Ad van der Zee
Artikel door: Marjoke de Roos

Holland, Amsterdam en de Hanze in de vijftiende eeuw

[Signalering] Hertog Filips de Goede verklaarde in 1438 de oorlog aan de hertog van Holstein en de zes Wendische steden: Hamburg, Lübeck, Lüneburg, Rostock en Wismar en Stralsund. Dit betekende dat de gewesten Holland en Zeeland manschappen en schepen moesten leveren. Dat deden ze graag, want dit was nu eens geen oorlog die was bedoeld om de macht en het grondgebied van de landsheer verder uit te breiden.
Amsterdam en andere steden wilden zelf de strijd aanbinden met hun
handelsconcurrenten in het Oostzeegebied.

Geld, prestige en handelsbelangen vormden de inzet van deze kaperoorlog, waarin de Hollanders en de Zeeuwen de machtige Hanzesteden wilden straffen en overrulen. Wat ze vooral wilden was geld verdienen. Een vredesconferentie in Deventer in 1437 was uitgelopen op een mislukking. Hoewel Antwerpen en de IJssel- en Zuiderzeesteden probeerden te bemiddelen, was de oorlog tussen Holland en de Wendische steden niet te voorkomen.
In de laatste twee oorlogsjaren, 1440-1441, werd steeds duidelijker dat het verstandig was de strijdbijl te begraven, omdat het conflict alleen maar verliezers kende en verliezen opleverde. De oorlog, die van onderop was begonnen, werd uiteindelijk op initiatief van het landsheerlijk gezag beëindigd. Sleutelbegrippen in dit interessante boek zijn haring, bier, zout, scheepsbouw en stadsrechten.

Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine

Boekenkrant