"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Wijde Wereld

Dinsdag, 18 augustus, 2020

Geschreven door: Bas Heijne
Artikel door: Cyril Lansink

Verlangen naar betekenis

[Recensie] Hoe te leven in een wereld die niet meer als een zinvolle samenhang wordt ervaren? Waaraan kan de mens zijn leven afmeten als religie, politieke ideologieën en gemeenschappelijke idealen hun sturende functie verloren hebben? Wat kunnen grote woorden als God en Hemel, Eeuwigheid en Waarheid, Schoonheid en Troost nog betekenen nu ze niet meer verwijzen naar een objectieve werkelijk­heid? Het zijn niet de minste vragen die het ­de­cor vormen van Bas Heijne’s essaybundel De Wijde Wereld.

In een vijftigtal korte stukken van vier à vijf bladzijden elk (oorspronke­lijk verschenen in NRC Handelsblad) voert hij de lezer mee op een zoek­tocht naar zin, onzin en waanzin in het hedendaagse tijdsgewricht. Uitgangspunt hierbij is zijn eigen persoonlijke ervaring. Wat treft hem en waarom? Exhibitionistisch wordt hij echter nooit. De persoon Heijne verdwijnt achter de schrijver: particuliere fascinaties zijn nooit meer dan de aanleiding voor analyses met een algemene strekking.

Om het hier en nu op de staart te trappen, gaat Heijne veel te rade bij films, boeken en tentoonstellingen. Zijn ervaring is die van een intellec­tu­eel; zijn commentaren op de toestand van de wereld nemen vaak de omweg van een ‘recensie’ van kunstwerken die zelf al een commentaar zijn. Maar dat is allerminst een bezwaar. Juist in de kunst worden de tekenen des tijds het duidelijkst zichtbaar, wordt de ervaring ‘verdicht’ en tot zijn kern teruggebracht. Het knappe is juist hoe Heijne telkens opnieuw in staat blijkt om kunst en werkelijkheid overtuigend met elkaar te verbinden. Film is voor hem niet zomaar een leuk cadeautje voor in het donker, maar een medium om verborgen kanten van onze samenleving in een scherp licht te kunnen zetten. Kunstbeschou­wing en cultuurdiagnose gaan hand in hand.

Deze diagnose is een uitwerking van Nietzsche’s befaamde uitspraak dat God dood is. In een absolute waarheid gelooft bijna niemand meer. De wereld is onttoverd. Wetenschap, techniek en economie heersen, zij alleen bepalen nog de toekomstverwachtingen. Het bezielde verband is verdwenen. Maar ondertus­sen is het gemis aan gedeelde zin en betekenis overal voelbaar. Heijne heeft een scherp oog voor dit gemis en voor de vaak wanhopige en lachwek­kend-neurotische pogingen van de mens om dit gemis te compenseren.

Hereditas Nexus

Kritisch staat hij tegenover het blije geloof in de individuele zelfont­plooiing (al dan niet gesteund door de pseudo-religieuze prietpraat van de New Age), dat zich zelfs uitstrekt tot in de dood. “Je mag het helemaal zelf doen zoals je wilt, want het moet persoonlijk zijn. Zoals de rest van de samenleving zijn nu ook onze doden stevig geëmancipeerd en door en door individualistisch geworden.” Droog-cynisch plaatst hij kanttekeningen bij het postmoderne houvast bij uitstek: je ware ik vinden en dan eindelijk jezelf zijn. “Gesuggereerd wordt altijd dat deze mensen iets missen en op zoek gaan om het te vinden, alsof ze de legpuzzel van hun persoonlijkheid compleet willen maken. Nooit hoor je dat ze eigenlijk iets willen kwijtraken, namelijk het leven dat ze nu hebben.” En zo ontmaskert hij in een bespreking van de film Rounders de idee dat het leven en het geluk maakbaar zijn: “Alle reclames en praatpro­gram­ma’s en therapieën ten spijt zullen maar weinig mensen het gevoel hebben dat ze hun lot in eigen hand hebben of kunnen nemen, als ze dat zouden willen. Ik ken niemand die voorgoed aan zichzelf ontsnapt is.”

Fraai zijn de stukken waarin Heijne laat zien hoe in onze mediageile maatschappij beeld en werkelijkheid vaak nauwelijks meer uit elkaar kunnen worden gehouden. Het beeld wordt de werkelijkheid. Zijn is gezien worden. Het oog van God is vervangen door het oog van de tv-camera. ‘Wie wil weten wie hij is, zoekt de blikken van anderen.’ Het verlangen om van betekenis te zijn wordt vervuld door de ogen van een anoniem publiek, een nepgemeenschap van mensen die allemaal naar hetzelfde net of dezelfde cover kijken. Schaamteloos wordt dit verlangen geëxploiteerd: het meest intieme, dat vroeger in de privésfeer thuishoorde, is openbaar bezit geworden. Emoties willen we zien en het liefst in hapklare brokken. Het gevoel wordt de maat van alle dingen.

Heijne’s diagnose van onze cultuur is sterk pessimistisch gekleurd. De vraag is of hij soms niet te gemakkelijk generaliseert om zijn punt te maken. Kunnen we uit het Big Brother-gebeuren – dat ultieme feest van de nietszeg­gendheid – de Hollandse ziel afleiden? (Er waren altijd nog 13 miljoen mensen die elke dag niet keken.) Komt het vleesge­worden kwaad, dr. Hannibal Lecter (uit The Silence of the Lambs) voort uit ‘onze geestes­gesteldheid’? De vraag is ook of dit pessimisme Heijne niet verhindert om het potentieel aan zin en betekenis dat onze cultuur nog steeds in zich draagt ten volle te onderkennen. Desondanks is De wijde wereld een overtui­gend boek en biedt het een pregnante kijk op het geplaagde bewustzijn van de mens op het snijvlak van twee millennia. Zo geplaagd dat je soms niet meer zou willen denken, om verlost van de ziekte die reflectie heet, je even over te geven aan de wezenloosheid van het liggen op een heet strand. ‘De zon wint en ik denk helemaal niets meer’, zo luidt Heijne’s paradoxale laatste zin. De overgave van een intellectueel: het blijft behelpen.

Eerder verschenen in Intermediair