"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De woordenaar

Zondag, 29 april, 2018

Geschreven door: Sandra Langereis
Artikel door: Vera Weterings

Werken aan de Polyglot

[Recensie] Niet te dik, niet te moeilijk, maar wel van hoge kwaliteit, oftewel leesbare biografieën voor een breed, historisch geïnteresseerd publiek. Dat stond het Prins Bernhard Cultuurfonds voor ogen, toen het in 2007 begon met de reeks Sleutelfiguren, waartoe ook De woordenaar. Christoffel Plantijn, ‘s werelds grootste drukker en uitgever (1520-1589) behoort. Met name toegankelijkheid en levendigheid zijn belangrijke criteria voor de reeks, zodat de hoofdpersoon een boeiend en aansprekend ‘sleutelfiguur’ is. Daarbij gaat de Sleutelfiguren-reeks niet alleen over de geportretteerden, maar bieden de boeken ook een interessante invalshoek op de periode waarin de figuren leefden. Bij Plantijn betekent dit dat zijn biografie sterk is verweven met de godsdienststrijd en de Nederlandse Opstand. Het kan dan ook niet anders dan dat historica Sandra Langereis in de biografie over Plantijn uitgebreid stilstaat bij de Reformatie en Contrareformatie.

Langereis weet dit ingewikkelde tijdperk van godsdiensttwisten levendig te beschrijven en verweeft in deze geschiedenis de dillema’s waarmee Plantijn te kampen had. Hij moest als uitgever immers manoeuvreren in een periode waarin het censuurbeleid van Karel V hoogtij vierde. Verboden of illegale boeken werden verbrand, drukkers werden ter dood gebracht of gevangen gezet, er werden nauwkeurige controles en registratiesystemen voor drukkers door de overheid ingesteld, drukkerijen werden doorzocht en drukwerk in beslag genomen. Plantijn werd in 1562 na een klikbrief aangemerkt als uitgever van een calvinistische gebedsbrief. Hij kon zich echter verweren, doordat het pamflet in zijn afwezigheid door zijn personeel was gedrukt.

Plantijn wilde de kampen in de religieus verdeelde samenleving nader tot elkaar laten komen door het uitgeven van bepaalde boeken. Een voorbeeld hiervan is zijn levenswerk, een vijftalige studiebijbel met het Oude en Nieuwe Testament in het Latijn, Hebreeuws, Aramees, Syrisch en Grieks, beter bekend als Plantijns Polyglot. Hij stuurde Filips II, die in 1556 recent aangetreden was als landsheer van de Nederlanden, een sierlijk uitgegeven lofdicht – tegenwoordig te vinden in het Escorial, het kloosterpaleis en mausoleum van Filips II in Madrid. Dit gedicht viel in de smaak en Filips wierp zich op als mecenas voor Plantijns Polyglot. Hij wilde zo aantonen dat hij niet alleen een man van het zwaard, maar ook van het woord was. In 1568 startte Plantijn met de monsterklus. De Gulden Passer aan de Vrijdagmarkt in Antwerpen, waar Plantijns uitgeverij gevestigd was, groeide uit tot een geleerdengemeenschap. Het uiteindelijke resultaat was de achtdelige Polyglotbijbel, waarvan er 1.200 gewone en een paar honderd luxueuze exemplaren verschenen. De perkamenten Polyglot vergde met bijna zevenduizend pagina’s zo’n 1.750 kalfshuiden om één exemplaar van acht delen te kunnen vervaardigen. Zoveel huiden vertegenwoordigden een waarde van ongeveer 350 gulden, een dergelijk bedrag stond ongeveer gelijk aan tweeënhalf jaarloon van een goedbetaalde ambachtsgezel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Plantijn besloot de perkamenten Polyglot met papieren katernen te produceren.

Een groot deel van De woordenaar gaat over het uitbrengen van de Polyglot. Om dit verhaal vorm te geven, heeft Langereis gretig gebruik gemaakt van de goed gedocumenteerde zakelijke kant van Plantijns leven. De vele kasboeken en handelscorrespondentie geven een goed beeld van het reilen en zeilen van zijn uitgeverij. Helaas is er minder bekend over zijn privéleven. Langereis probeert dit toch vorm te geven door inzicht te bieden in de woonomstandigheden uit die tijd, in te gaan op de godsdiensttwisten en een beeld te geven van de drukkerswereld waarin Plantijn zich bevond.

Heaven

Plantijn schreef zich als dertigjarige in 1550 in als boekbinder te Antwerpen. Inmiddels had hij tien jaar gewerkt als leerling en gezel in het drukkers- en boekbindersgilde. De drukker hechtte veel waarde aan kwaliteit en was dan ook kind aan huis bij de beroemdste lettersnijders, waaronder Garamond. Omdat drukken een enorm arbeidsintensieve bezigheid was en er veel hulpmiddelen bij nodig waren, had Plantijn verschillende ambachtslieden in dienst en buitengewoon veel materiaal tot zijn beschikking, zoals een enorme collectie stempelsets, matrijzen en letter-ontwerpen. In zijn drukste periode werken voor Plantijn maar liefst vijftig zetters, drukkers, inkters, vertalers en correctors die twintig persen bedienden.

Plantijn trouwde in 1545 en kreeg vijf dochters en één zoon. Zijn zoon stierf toen hij vier jaar was, toch bleek dit voor zijn drukkerij niet zo slecht. Hij arrangeerde huwelijken voor zijn dochters en koos zijn favoriete schoonzoon Jan Moretus uit als zijn opvolger. Moretus kon de drukkerij via zijn nakomelingen tot het einde van de 19de eeuw laten bestaan. Tegenwoordig leeft de onderneming voort in het Plantin-Moretus-museum in Antwerpen waar nog altijd de persen, de matrijzen, de gietletters en veel drukwerk te bewonderen zijn.

Dat Plantijn een uitzonderlijk man was, staat buiten kijf. Plantijn gaf in 1573 het allereerste woordenboek van de Nederlandse taal uit, publiceerde alle belangrijke auteurs op het gebied van literatuur en wetenschap, en werkte in opdracht van de stad Antwerpen, de Staten-Generaal, de koning en de Leidse universiteit. Hoewel Plantijn in zijn tijd de grootste uitgever was, is hij door zijn ambacht nooit uitzonderlijk rijk geworden. Dit had veel te maken met zijn karakter. Plantijn was dan ook meer en ambachtsman dan een zakenman. Zijn lijfspreuk luidde vlijt en volharding, daarbij hechtte Plantijn buitengewoon aan zijn reputatie en was van mening dat die beter gediend was met goede relaties dan polemische scherpslijperij. Dit blijkt uit een briefwisseling van Plantijn aan zijn filiaalmanager in Parijs Gilles Beys uit 1567 die Langereis in het boek citeert.

“Ik maak liever minder winst in vrede, dan meer winst met ruzie.” (p. 144)

In De woordenaar weet Langereis een bijzonder levendig verhaal te schetsen van het leven van Plantijn in een onrustige periode. Het boek weet de levensgeschiedenis van een ambitieus man bijzonder verhalend te vertellen en te verbinden met de complexe geschiedenis van godsdienststrijd ten tijde van de Reformatie en Contrareformatie. Het is dan ook volkomen terecht dat Langereis met De woordenaar op de shortlist van de Libris Geschiedenis Prijs 2014 terecht is gekomen. Opvallend was dat dit jaar van de vijf genomineerden in de shortlist vier biografieën waren opgenomen, te weten die van Drees, koning Willem III, Heineken en Plantijn. De woordenaar is een omvangrijke biografie. Door het opmerkelijke leven van Plantijn uitgebreid te behandelen en in de context te plaatsen van de tijd waarin hij leefde, heeft Langereis ook een interessante publicatie geschreven over de geschiedenis van de zestiende-eeuwse Nederlanden en Antwerpen.

Eerder verschenen op Hereditas Nexus