"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Zaadvergadering

Woensdag, 15 november, 2006

Geschreven door: Tony van der Meulen
Artikel door: Robbert Hak

Spitten en polderen

Persoonlijk ken ik de volkstuin alleen van door het treinraampje. Ik heb me eigenlijk nooit echt bewust afgevraagd wat al die mensen daar nu in zien, een beetje spitten op zo’n veldje van tien bij tien meter. Zelf koop ik mijn groente bij voorkeur in een zakje. Reeds gesneden en schoongemaakt hoef je de Chinese of Italiaanse groentemix alleen nog maar door de pan bami of macaroni te roeren.

Maar Wouter de Haan, de hoofdpersoon van Tony van der Meulens vijfde roman is duidelijk van een andere generatie. Het zestigjarige hoofd P&O in ruste is een man van wie de krant niet zo nodig op tabloidformaat hoeft. Een man die om acht uur naar Het Journaal kijkt en die al jaren op de Partij van de Arbeid stemt, omdat hij nu eenmaal sociaaldemocraat is.
Gedesillusioneerd door de hufterigheid binnen het bedrijfsleven is Wouter vervroegd uitgetreden bij zijn werkgever: de doe-het-zelfketen IdeaalKlus. Dit tot grote blijdschap van zijn vriendin, die haar geliefde niet graag ongelukkig zag in wat hij deed.

Wat hem bij zijn oud-werkgever niet is gelukt, hoopt Wouter wel te bereiken bij ‘De Volharding’, de volkstuin in zijn woonplaats Oss, waarvan hij voorzitter is. Waar het managementteam van IdeaalKlus met ijzeren hand de regie voerde, wil Wouter zijn ‘multiculturele minisamenleving’ graag op een verlichte, democratische, en bovenal gemoedelijke manier besturen. Zijn filosofie is dat het handhaven van regels niet ten koste moet gaan van de sfeer op de tuin. ‘Gedogen’ is dan ook een kernbegrip binnen zijn manier van leiding geven.
Al snel blijkt echter dat ook een gedoogbeleid zijn grenzen kent. Zo ergeren sommige leden zich aan de te hoge boompjes die hier en daar pal op de erfafscheiding geplant zijn. Anderen beginnen het zo langzamerhand zat te worden dat ‘bepaalde leden’ (de Turken) er altijd maar een rotzooi van maken, en nota bene barbecues houden op hun tuintjes. En het proletarisch oogsten, moet dat dan ook maar gedoogd worden?

Van der Meulen heeft met De Zaadvergadering een zeer vriendelijk boek geschreven. Het streven van Wouter de Haan naar harmonie en gemoedelijkheid, weerklinkt in elk aspect van deze non-fictie roman.

Pf

Ten eerste in de stijl, die rustig en over het algemeen vrij neutraal is. Heel af en toe is het ietsje hoogdravend: ‘ “En dan is er koffie,” mompelde hij. Doelloze reclameteksten dwarrelden, vooral wanneer hij tot rust kwam, als verbaal zwerfvuil door zijn geheugen. Nutteloze teksten, kennelijk ook overlevers.’ En dan schemert er ineens wat lolligheid door. Zoals wanneer er op de jaarlijkse zaadvergadering gevraagd wordt wat iedereen wil drinken: ‘ “Ik hoef eigenlijk niets,” zei Johanna, “ik krijg er altijd zo’n plensbuik van.” Dat wilde niemand haar aandoen.’ Maar altijd staat de stijl in dienst van de sfeer die Van der Meulen neer wil zetten en hij verliest zich nooit in al te melige humor. Een gevaar dat toch op de loer ligt bij het beschrijven van vergaderingen over de breedte van tuinpaadjes, of de grootte van composthopen.

Dan de plotontwikkeling. Er is werkelijk geen moment te vinden waarop het spannend wordt. Nooit wordt er slaande ruzie gemaakt, en zelfs wanneer de materiaalman van ‘De Volharding’ zich dusdanig gepasseerd voelt dat hij opstapt, gebeurt dit op uiterst beschaafde en weinig dramatische wijze. Door het hele boek heen voeren gezapigheid en relativering de boventoon. Dat is dan ook een punt van kritiek: er had wel íéts mogen gebeuren.

De worsteling van Wouter de Haan met het vinden van de juiste bestuurstoon is mooi neergezet, maar als lezer vraag je je toch voortdurend af of de auteur nog een bepaald standpunt gaat innemen over het gedoogbeleid; of over het integratievraagstuk. Als Wouter op een gegeven moment van lieverlee maar te raden gaat bij plaatsgenoot Jan Marijnissen, lijkt dit nog eventjes te gaan gebeuren. Marijnissens oordeel over de situatie is duidelijk: ‘Zonder regels gaat het niet. (…) Geen camping, geen zangkoor, geen Tweede Kamerfractie, en volgens mij ook geen volkstuin kan zonder regels en zonder iemand die er ook nog weer eens voor zorgt dat die regels serieus worden genomen.’ Maar zelfs na het advies van dit bestuurlijke zwaargewicht kan Wouter zich maar moeilijk zetten tot het volgen van de harde lijn, en uiteindelijk wint de beschrijving van de vriendelijke verenigingscultuur het toch van het engagement.

Als De Zaadvergadering al een politiek statement zou zijn, dan luidde het: ‘laten we er gewoon met zijn allen iets leuks van maken.’ En eigenlijk is dat best een mooie boodschap in deze tijd van oplaaiende verkiezingsstrijd.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De verzwegen moeder