"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De zaaier

Vrijdag, 21 september, 2018

Geschreven door: Violette Ailhaud
Artikel door: Ger Leppers

De oorlog tenietdoen

De novelle De Zaaier is niet meer een dertigtal bladzijden lang, maar het verhaal erachter is bijzonder en merkwaardig.

[Recensie] Toen het boekje in 2006 verscheen, werd de tekst door de Franse uitgever toegeschreven aan een zekere Violette Ailhaud, “een dorpsonderwijzeres uit de Franse Alpen” die van 1835 tot 1925 zou hebben geleefd. Niemand die ooit van haar had gehoord. Toen deze Violette Ailhaud in 1925 stierf, zo liet de uitgever verder weten in een ‘Verantwoording’, had de notaris in haar nalatenschap een envelop aangetroffen. Volgens een bijgevoegde aanwijzing mocht hij die briefomslag pas in 1952 openen.

De opdracht die de notaris vervolgens, zevenentwintig jaar later, binnen in de enveloppe aantrof, was nog bevreemdender dan de eerste instructie: alleen de dan oudste vrouwelijke nakomeling van Violette, mits tussen de 15 en 30 jaar oud, mocht de inhoud van de enveloppe in ontvangst nemen. Een ingewikkelde opdracht – en een vreemde. Hoe had Violette Ailhaud in 1925 kunnen vermoeden dat zij in 1952 een nakomelinge van die leeftijd zou hebben? De 24-jarige Yveline, die in de verantwoording enkel met haar voornaam wordt aangeduid, werd niettemin op deze manier de eigenares van het manuscript. Nog weer eens tien jaar later vertrouwde zij het geschrift toe aan de ‘rurale uitgeverij’ (wat dat ook mag zijn) Editions Parole, die het boekje uiteindelijk pas in 2006 op de markt bracht, voorzien van een voor- en een nawoord.

De gang van zaken doet denken aan literaire procedés en mystificaties uit de oude doos, aan manuscripten in flessen gevonden en aan verhalen over op stoffige zolders aangetroffen riemen dichtbeschreven, vergeeld papier. Geen wonder dat een en ander wantrouwen wekte en aanzette tot nader onderzoek. De werkelijke auteur, onthulde de Franse journalist Vincent Quivy in december van het  vorig jaar, zou de vrijwel vergeten romanschrijfster Maria Borrély (1890-1960) zijn.

Boekenkrant

Hoe deze vork ook in de steel moge zitten, belangrijk voor ons is toch vooral dat De Zaaier in al zijn beknoptheid een mooi en aangrijpend relaas is. Het is kort en krachtig, en blijft de lezer lang bij.

Het verhaal is eenvoudig, maar er komt een hele reeks grote thema’s aan bod, die het verhaal zijn kracht geven door de vanzelfsprekendheid waarmee ze in het verhaal zijn verwerkt: vrijheid, liefde, onderdrukking, de vrouwelijke seksualiteit, politiek engagement en – voor ons Nederlanders misschien wat exotischer, maar wel degelijk belangwekkend – de waarden van de (Franse) republiek.

Het historische gegeven dat aan het verhaal ten grondslag ligt, doet denken aan tragedies uit het klassieke Griekenland en aan oudtestamentische catastrofes: binnen een halve eeuw kwam het dorpje Le Saule Mort twee keer zonder mannen te zitten. De eerste keer in 1852, na het neerslaan van een opstand die uitbrak toen Keizer Napoleon III eigenmachtig de republiek afschafte, en de tweede keer in 1919, na afloop van de moordende veldslagen van de Eerste Wereldoorlog. Toen de schrijfster werd geconfronteerd met deze tweede mannelijke ontvolking besloot zij de eerste te beschrijven.

Als het verhaal begint zijn vele mannelijke inwoners van Le Saule Mort, onder wie de verloofde van de vertelster, al gesneuveld bij de opstand tegen Napoleon III. De overlevenden werden gedeporteerd, zonder hoop op terugkeer. Enkel de vrouwen en kinderen zijn achtergebleven.

Gezamenlijk nemen de vrouwen een pragmatisch besluit: de eerste man die het dorp binnenkomt, mag de compagnon worden van de vrouw van zijn voorkeur. Maar daarna moet hij met alle geslachtsrijpe vrouwen uit Le Saule Mort de liefde bedrijven, om het dorp opnieuw te bevolken: “We hadden de komst van de man volledig voorbereid. Ons eerste belang was zijn zaad, daarna zijn werkkracht, en ten slotte zijn aanwezigheid. Nimmer zijn liefde.” Want eens – zoveel is toch wel zeker – moet er in het dorpje een man verschijnen.

Het verhaal wordt verteld door de vrouw met wie de man als eerste een verhouding aanknoopt. En ja, daar nadert hij. “We hebben steeds rustig afgewacht, vervuld van de zekerheid dat er een man zou komen. En zie nu hoe de nabijheid van die man ons geduld, dat als een brave hond aan onze voeten lag, opzij schuift en verandert in een hongerige wolf.”

Dat het verhaal zoveel indruk maakt, is vooral te danken aan de ongekunstelde toon, en aan de natuurlijke sensualiteit: “Ik voorvoelde slechte tijden en had besloten mijn liefde en mijn verlangen snel te verklaren. In de schuur van mijn vader, waar ik hem mee naartoe gesleept had, drukte ik mijn mond op de zijne. Hij rook naar wijn, maar ik hield van de smaak van deze man, die ik vastbesloten was te huwen.” Anders dan ze had verwacht, of de bedoeling was, is ze op slag verliefd op deze Jean. “De vreugde die ik beleef om deze man die ik in mijn hart gesloten heb, doet me, door de tegenstelling, zien dat het geluk, de kracht en de schoonheid die mijn ouders samen hadden, mijn moeder heeft verlaten sinds mijn vader is vertrokken. Dat immense gat zie ik alleen omdat het mijne bezig is zich te vullen, terwijl dat van mijn moeder leeg blijft.”

Maar ze had aan haar dorpsgenotes beloofd haar man te delen, “om leven in onze buiken te brengen.” Zonder dat er veel woorden aan vuil hoeven te worden gemaakt, heeft Jean alles begrepen, en schikt hij zich in de rol die de vrouwen uit het dorp hem hebben toebedacht. Ook de vertelster ziet in dat ze zich aan het gezamenlijke besluit heeft te houden, uit naam van “de zekerheid dat wij vrouwen het leven schenken en die maakt dat wij vastbesloten voortgaan en elke hindernis overwinnen.” Het slot van het verhaal is van een mooie, ingehouden melancholie: de tijd verstrijkt, er komen tenslotte andere mannen in het dorp, en Jean begrijpt dat zijn taak erop zit, en dat het nu voor iedereen beter is wanneer hij verder reist.

Of het allemaal inderdaad waargebeurd is, of de schrijfster inderdaad een dorpsonderwijzeres uit de Franse Alpen was, voor de lezer doet het er aan het eind van het verhaal eigenlijk niet toe. Het onopgesmukte relaas, op smaak gebracht met een natuurlijke en vanzelfsprekende sensualiteit, is ijzersterk en kan probleemloos op zichzelf staan. Wat aan de finish telt, is de onvergetelijke leeservaring die De Zaaier biedt.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Illustraties van Laëtitia Rousel