"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De zelfmoordacademie

Dinsdag, 16 juni, 2009

Geschreven door: David Danish
Artikel door: Jona Lendering

Te veel handeling, te weinig karakteruitbouw

Zelden nam een auteur zijn personages harder te pakken dan David Danish de hoofdfiguur van De zelfmoordacademie, Ali. In de psychiatrische inrichting waar hij wordt verpleegd ontmoet hij de labiele Leyla, met wie hij een relatie begint; ze blijkt zwanger en wil een abortus, maar er is geen geld – reden voor Ali om toe te treden tot de zelfmoordeenheden die Iran inzette tijdens de oorlog tegen Irak, want als hij sneuvelt, zal Leyla een uitkering krijgen die voldoende is voor de ingreep. Dat is nog maar het begin van een reeks verwikkelingen die Ali uiteindelijk brengen naar het ‘Kamp der Martelaren’ waar zelfmoordstrijders worden opgeleid die zullen worden ingezet in de strijd tegen het Westen.

Waanzin, abortus, oorlog en terrorisme: elk van deze onderwerpen alleen al zou voldoende zijn geweest voor een zelfstandige roman, maar Danish is ambitieuzer en heeft nog meer ellende verwerkt in De zelfmoordacademie. Zo worden we ook geconfronteerd met antisemitisme, chantage, dakloosheid, diefstal, dierenmishandeling, druggebruik, gebroken gezinnen, gifgas, honger, incest, marteling, mishandeling, moord, oorlogsmisdrijven, overspel, politieke manipulatie, prostitutie, racisme, religieuze vervolging, sadisme, steniging, verkrachting en – inderdaad – zelfmoord.

De zelfmoordacademie had makkelijk kunnen uitdraaien op een mislukking, en de waarheid gebiedt te zeggen dat alle misère de lezer redelijk koud laat. Er gebeurt zó veel dat er geen ruimte is voor karaktertekening, waardoor je je niet kunt identificeren met de hoofdpersonen. Als Ali op blz. 294 bedenkt dat het leven langs hem heen glijdt zonder dat hij iets doet, dat hij niets voor ogen heeft en geen plannen heeft voor de toekomst, kan de lezer alleen beamen dat Ali de dingen ondergaat en waarneemt, en dat je je er niet bij betrokken kunt voelen.

Dat je je slecht kunt identificeren met de personages heeft ook iets te maken met de wijze waarop ze worden geïntroduceerd. Stuk voor stuk mogen ze over hun leven vertellen alsof ze rapport uitbrengen, zodat hun levensverhalen weinig meer zijn dan digressies. Te vaak ook maakt Danish expliciet wat impliciet beter zou werken:

Geschiedenis Magazine

‘We [Ali en Leyla] bleven elkaar twee of drie keer per week ontmoeten. Maar hoewel we elkaar regelmatig zagen, praatten we zelden over de dingen die we samen wilden doen. Er was altijd een onzichtbare muur tussen ons, die verhinderde dat we emotioneel met elkaar verbonden raakten. Neuken was de enige activiteit die we samen ondernamen.’

Die onzichtbare muur zou Danish ook hebben kunnen suggereren door de twee mensen langs elkaar heen te laten praten. Dan zou de lezer meer deelgenoot zijn geweest van hun gedachtewereld, en zou hij dieper geschokt zijn geweest door wat Ali moet meemaken.

Kortom, er gebeurt meer dan goed is voor de karaktertekening, zodat de lezer onvoldoende betrokken raakt bij de gebeurtenissen. Wellicht zou een actievere eindredacteur Danish hebben kunnen beschermen tegen zijn enorme ambitie, zoals hij hem ook had kunnen behoeden voor een aantal clichés (‘de duistere dagen van mijn leven waren nu pas echt begonnen’) en een enkele stereotype scène: de voorspelling van de handlezeres komt vanzelfsprekend tot op de letter uit. Krantentaal als ‘Het misdaadcijfer in dit land is sinds de komst van de Afghaanse en Arabische vluchtelingen sterk toegenomen’ was eveneens te vermijden, net als de talloze anglicismen: ‘de ultieme bom’, ‘propeller aangedreven raket’ of ‘barak’ (in plaats van ‘kazerne’).

Dit alles wil niet zeggen dat De zelfmoordacademie niet boeiend zou zijn. Integendeel. De wisselvallige Leyla en de combinatie van oorlog en psychiatrie staan garant voor onverwachte wendingen, zodat de lezer geïntrigeerd verder leest. Het gevaar van verbrokkeling, dat bij een zo propvolle roman levensgevaarlijk op de loer ligt, weet Danish behendig af te wenden doordat twee thema’s steeds terugkomen en, onaangenaam als ze zijn, structuur bieden: haat en leugens.

‘Ik besefte dat mijn hele leven uit leugens bestond. Niets was echt. Elke stap die ik gedaan had was uit het lood, elk woord dat ik had gesproken of had gehoord was een leugen, elk besluit dat ik genomen had was gebaseerd op bedrog.’

Van de officier die zijn soldaten voorliegt tot de vrouw die liefde voorwendt om haar minnaar op te zadelen met een schuldgevoel: bijna niemand spreekt de waarheid en de talloze leugens dienen altijd weer om mensen aan te zetten tot haat. Met de enkeling die weigert het spel mee te spelen loopt het slecht af. Ali leeft in een nihilistische wereld en zijn doodsverlangen is maar al te begrijpelijk. Ondertussen staat voor elke leugen een ontmaskering, en dat maakt de roman fascinerend.

Zou ik Danish persoonlijk kennen – en hij heeft voldoende te vertellen om garant te staan voor een prettige avond in het café – dan zou ik hem adviseren De jonge minnaar van Frans van Deijl te lezen, een roman die in alles de tegenpool is van De zelfmoordacademie. Er gebeurt weinig in, maar Van Deijl neemt de tijd zijn personages te introduceren en creëert zo een enorme betrokkenheid bij de lezer. Zou Danish naast zijn boeiende stof ook de vaardigheid hebben ronde karakters te schetsen, dan kan hij uitgroeien tot een van de grootste schrijvers in ons taalgebied.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.