"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Zonnekoning

Woensdag, 16 mei, 2018

Geschreven door: Johan Op de Beeck
Artikel door: Marnix Verplancke

Glorie en schaduw van Lodewijk XIV

Dat Frankrijk vandaag nog steeds een culturele en politieke wereldmacht is, heeft het voor een groot deel aan zijn Zonnekoning te danken, toont Johan Op de Beeck in een knappe biografie.

[Recensie] Op 26 februari 1653 ging in de grote zaal van het Petit-Bourbon, recht tegenover het Parijse Louvre het Ballet de la Nuit in première. Thema was de overwinning van het goede op het kwade, wat in concreto betekende dat de zon de duisternis verdreef. De hoofdrol werd gespeeld door een vijftienjarige jongeling gekleed in een kostuum dat volledig uit goudschilfers bestond. Op het hoofd droeg hij een bos gouden pluimen. Op het einde van de voorstelling kwam een koets uit de hemel gedaald, met daarin een andere jongen die heel plechtig zei: “De Zon die mij volgt is de jonge Louis / Het Sterrengewemel vlucht weg / Wanneer de grote koning doet zijn zeg.” De jongeling in het zonnekostuum was niemand minder dan Louis XIV, zo bleek, en in de koets zat zijn twee jaar jongere broer Philippe.

Als het aan Louis had gelegen was hij net zo graag balletdanser geworden als Zonnekoning, schrijft Johan Op de Beeck in de imposante biografie die hij aan deze Franse koning wijdt, maar veel keuze had hij niet. Toen zijn vader, Louis XIII, in 1642 stierf, werd hij, nog geen vijf jaar oud, automatisch koning, en dat zou hij 72 jaar lang blijven, willen of niet. En al was die wil er aanvankelijk misschien niet echt, het duurde niet lang voor de jonge koning er smaak in kreeg en voor zichzelf een missie weggelegd zag: zijn land in Europa en in de geschiedenis de plaats geven waar het recht op had.

Toen Louis XIV koning werd, een functie die hij trouwens pas echt opnam op zijn dertiende verjaardag, toen het regentaat van zijn moeder en kardinaal Mazarin afliep, was Frankrijk alleen qua inwonersaantal het grootste land van Europa. Er woonden twintig miljoen mensen, wat meer dan drie keer zo veel was als in Engeland, maar toch had Londen een veel betere naam dan Parijs. Frankrijk was een land van barbaren, was men het in heel Europa eens, ongemanierde boeren en verpauperde edellieden. In de hoofdstad was geen enkele straat geplaveid, er stonden amper drie gebouwen die het bekijken waard waren en als je leven je lief was kwam je er beter niet, want werd je er niet doodgestoken door een rover, dan kreeg een of andere smerige ziekte je wel te pakken. Waar landen als Spanje, Portugal, Engeland en de Noordelijke Nederlanden hopen geld verdienden met de internationale handel, beschikte Frankrijk over nog geen tien zeewaardige schepen.

Boekenkrant

Wou hij Frankrijk verheffen, zo besefte Louis XIV al gauw, dan moest iedereen in het land aan hetzelfde zeel trekken. Gedaan dus met edellieden die hun eigen belastingen hieven en hun eigen wetten stelden. Frankrijk zou één worden. De macht van de hoge adel werd daarom ondermijnd door die aan de kleinere adel toe te wijzen en door het invoeren van een nationaal ambtenarensysteem. Centralisme was het ordewoord en alleen Louis zelf kon natuurlijk aan de top staan. Toen Mazarin stierf, de zelfverklaarde premier voor het leven, verving hij deze dan ook niet, maar zat hij voortaan zelf de regering voor.

En dan was er natuurlijk Versailles, wat echt wel meer was dan een groot kasteel met een grote tuin eromheen. Achter de façade van Versailles ging immers de kern van de absolutistische politiek van de Zonnekoning schuil. Tussen 1661 en 1715 spendeerde Louis drie à vier procent van het staatsbudget aan Versailles, en dat was het volgens Op de Beeck ook meer dan waard. Niet alleen gaf het koninklijk domein tienduizenden gezinnen werk en dus een inkomen, het zorgde ook voor politieke stabiliteit. In zijn gloriedagen verschafte Versailles immers onderdak aan 7000 mensen, waarvan ongeveer de helft edelen. De hogere adel kon over appartementen beschikken, maar de lagere ruilde dolgraag het voorouderlijke kasteel ergens te lande in voor een onverwarmde zolderkamer in het nieuwe paleis van de koning. Het was immers daar dat je gezien wilde worden en de postjes vergeven werden. Versailles werd zo het centrum van de macht, de bijenkorf van Frankrijk die alleen kon overleven door de genade van de zon.

Versailles was echter niet alleen politiek, zoals iedereen weet die de Britse schandaalreeks met die naam heeft gezien. Versailles was ook geflirt, overspel en heel veel kinky seks. Louis had zes kinderen bij zijn vrouw en zeven bij zijn maîtresse. In zijn hoogtijdagen passeerden er iedere dag wel een paar jonge deernen door zijn bed en als hij ze de dag daarna weer tegenkwam herkende hij hen zelfs niet meer. “Hij gebruikt dat soort vrouwen zoals wij een postpaard berijden dat men ergens oppikt om het nooit meer terug te zien,” merkte de markies de Saint-Maurice gevat op. Op de bals en soirées stal echter zijn broer Philippe de meeste aandacht omdat deze, net als hun vader trouwens, een beruchte nicht was. Philippe was als meisje opgevoed en al op heel jonge leeftijd toevertrouwd aan een notoire pedofiel. Zijn beste spelkameraadje was de latere abbé de Choisy, die niet alleen een elfdelige geschiedenis van de Kerk schreef, maar die onder de naam Madame de Sancy ook nog eens Frankrijks bekendste travestiet werd. Toen Philippe tijdens het gokken zijn vrouwenjuwelen kwijtspeelde, was hij daar het hart van in, maar veel tijd om te treuren had hij niet. Het slagveld riep. Met linten in het haar en op naaldhakken leidde hij het leger meermaals naar een klinkende overwinning.

Dat brengt ons trouwens bij een ander belangrijk facet van Louis koningschap, en wellicht ook de reden waarom Johan Op de Beeck deze biografie heeft geschreven. Tweederde van zijn regeerperiode heeft de Zonnekoning oorlog gevoerd, en het grootste deel daarvan in Vlaanderen. Die oorlogen sluiten aan bij Op de Beecks interesse, zoals mag blijken uit zijn drie jaar geleden verschenen Het verlies van België en de vijf boeken die hij eerder al aan Napoleon wijdde. Toen Louis koning werd behoorden steden als Lille en Metz tot de Zuidelijke Nederlanden, die onder Spaans bestuur stonden. Hij wou die gebieden veroveren omdat dit hem een strakkere grens met de Noordelijke Nederlanden zou opleveren, waar de echte vijand zat. Decennialang werd Vlaanderen daarom belegerd. Er waren grote veldslagen in Landen, Ramillies en Oudenaarde, Brussel werd voor een derde in de as gelegd omdat Frankrijk hoopte op die manier de troepen van Willem III van Oranje weg te krijgen uit Charleroi en ga zo maar door. Het was een smet op het blazoen van de Zonnekoning, net als zijn intrekking van het Edict van Nantes, wat godsdienstvrijheid garandeerde. Louis zette een vervolging van de protestanten in, waardoor 200.000 van hen het land verlieten.

Wat Op de Beeck duidelijk maakt is dat de Zonnekoning in feite een mens was als iedereen. Hij beging kolossale fouten, maar hij maakte van Parijs ook een wereldstad. Hij liet de Etoile aanleggen waar nu de Arc de Triomphe staat, en de Champs Elysées, en hij liet Les Invalides bouwen. Hij richtte de befaamde Academies op waarvoor hij grootheden als Huygens en Leibnitz kon strikken, en hij maakte dat Molière de volstrekte literaire vrijheid kreeg, ook toen deze wegens heiligschennis uit de Kerk werd gezet. Zijn grootste tragedie was echter de lengte van zijn regeerperiode. Versailles liep leeg, de appartementen werden verlaten en niemand wandelde nog in de tuinen. Naarmate het licht van de zon afnam, stierf de bijenkorf langzaam uit. Louis XIV stierf op 1 september 1715. Vijf dagen later werd de koets met zijn stoffelijk overschot op weg naar de kerk van Saint-Denis gevolgd door 800 musketiers, lijfwachten en vaandeldragers. Aan de kant van de weg stond vrijwel niemand.

Eerder verschenen in De Morgen