"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Delfts zilver

Donderdag, 26 maart, 2020

Geschreven door: Pieter Biesboer
Artikel door: Evert van der Veen

De onverwachte rijkdom van een Hollandse stad

Zilver is niet het eerste waar je bij de stad Delft aan denkt maar dit boek overtuigt de lezer van het tegendeel. De zilverkunst stond destijds zelfs in hoger aanzien dan de schilderkunst, iets dat we nu amper meer kunnen voorstellen.

[Recensie] In de bloeiperiode van de 16e – 18e eeuw waren in Delft tal van zilversmeden actief die ons vele fraaie werken hebben nagelaten zoals bekers, schalen, tafelstukken, toiletserviezen, koelvaten, kandelaars, terrines, kraantjeskannen, koffie-, thee- en chocoladekannen.

Dit boek is vooral aantrekkelijk door de 150 afbeeldingen van zilveren voorwerpen maar het is tegelijk een omvattend en lijvig handboek voor liefhebbers van zilverkunst en mensen uit het vak. De auteur, conservator van museum Het Prinsenhof in Delft, heeft in dit boek veel gedetailleerde informatie bij elkaar gebracht en het is dan ook het eerste boek in zijn soort over dit ambacht in Delft. Er zijn overzichten van gildeplaten met namen, jaarletters in het gildeboek, namen en merktekens en lijsten van merkreeksen. Dit is echt informatie voor mensen uit het vak en antiquairs bijvoorbeeld.

Boekenkrant

Het boek biedt een biografie van alle zilversmeden die in het gilde waren opgenomen en legt uit hoe een gilde destijds functioneerde. Dat hield toch wel het een en ander in: iemand moest een meesterproef doen en betaalde daarvoor. Daarna was er een jaarlijkse contributie en werd er vanuit het gilde ook toezicht gehouden op de uitoefening van het werk.

Gemiddeld genomen waren er door de eeuwen heen enkele tientallen zilversmeden actief in Delft. De auteur gaat daar verder niet op in maar het is, gezien de toenmalige grootte van de stad, is dat best een flink aantal. Het zegt waarschijnlijk wel iets over de welstand van de inwoners dat een dergelijk aantal zilversmeden van dit ambacht kon bestaan.

De ondertitel van het boek geeft aan dat de periode 1536 – 1807 wordt behandeld. Dit komt op het eerste gezicht wat willekeurig over maar heeft een duidelijke reden. De gegevens van het zilvergilde van vóór 1536 zijn door een stadsbrand verloren gegaan en in 1807 is het gilde van zilversmeden opgeheven.

Interessant om te weten is dat zilveren voorwerpen, zoals lepels die blijkbaar niet meer nodig waren, werden omgesmolten tot nieuwe voorwerpen. Ook nieuwe eet- en drinkgewoonten en tafelgebruiken hadden invloed op de ontwikkeling van gebruiksvoorwerpen. De auteur gaat hier helaas niet dieper op in. Uit inventarislijsten is bekend dat er zilveren eierlepeltjes en mosterdpotten waren maar deze zijn niet bewaard gebleven. In het boek is een reeks van dergelijke inventarislijsten met zilveren voorwerpen opgenomen en dat biedt een interessant inkijkje in hetgeen destijds in een aantal – meer welgestelde – huishoudens aanwezig was.

Opmerkelijk zijn ook de pronkschotels die – zoals de naam geeft – vooral een decoratieve waarde hebben en iets van de eigenaar willen uitstralen.

Het boek is met name de moeite waard vanwege de vele fraaie afbeeldingen van zilver. Zo is er een fraai grootzegel van de stad Delft uit 1444. Bijzonder zijn de vele zogenaamde nautilusbekers (de auteur legt dit begrip niet uit) waarvan ook mooie gedetailleerde foto’s zijn opgenomen. Een nautilusbeker is een zilveren pronkbeker op voet waarin een nautilusschelp verwerkt is. De decoraties in en op het zilver verwijzen vaak naar de zee, met motieven als schelpen, vissen of de figuur van Neptunus.

Opvallend zijn ook twee dekselbokalen uit 1603 en 1604, diverse drinkschalen en druivenplukkers. Dit was destijds blijkbaar populair want in het boek komen meerdere paren van druivenplukkers voor. Fraai zijn ook suikerstrooiers uit 1701 en bouilloirs (een warmwaterketel) op een komfoor. Bijzonder is de theekist uit 1776.

Liefhebbers en kenners van zilver kunnen aan dit boek veel plezier beleven en er veel informatie in vinden.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles