"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Die Liste der 'Gottbegnadeten'

Donderdag, 20 januari, 2022

Geschreven door: Raphael Gross
Artikel door: Chris Reinewald

Godenzonen met dubbele agenda’s

[Recensie] Het beeldkatern van de catalogus over de door “Gods begenadigde” beeldend kunstenaars uit nazi-Duitsland is uitgesprokener dan de tamelijk diplomatieke tekst. Foto’s laten zien hoe de naoorlogse beelden van de voormalige nazi-kunstenaars werden verbannen naar parkeerplaatsen, een kinderspeeltuin of begraafplaatsen. Ondanks de voortwoedende oorlog genoot een groep Duitse kunstenaars vanaf 1944 de protectie van de Führer om gewoon te mogen blijven beeldhouwen of schilderen. Vrijwel niemand van hen werd in 1945 voor deze vorm van collaboratie berecht.

Begrijpelijk: door kunst te maken waren ze praktisch niet in staat geweest tot het plegen van oorlogsmisdaden. In de ontgenazificeerde Bondsrepubliek pakte men gewoon de draad weer op. Het Deutsches Historisches Museum in Berlijn traceerde de middelmatige, figuratieve beelden en wandversieringen van de voormalige ‘Gottbegnadeten’ voor een expositie met (deze) catalogus.

Leeg gerausd
Nog steeds ligt in de huidige Bondsrepubliek de rol van Duitse kunstenaars tijdens WO2 gevoelig. In 1987 leidde een beoogde teruggave van nazi-kunst door de VS aan de Bondsrepubliek bijvoorbeeld tot maatschappelijke onrust in de Duitse cultuur. Vooralsnog werd de nazi-kunst aanvaard maar uit zicht opgeborgen in depots van militaire musea. Cultuurmusea wezen de ‘gift’ resoluut af. 

Kernvraag bij de begenadigde kunstenaars is of zij desalniettemin collaboreerden of als opportunisten vooral om den brode meebogen met het régime. In dat geval treft ze amper blaam. Maar ook al waren ze artistiek middelmatige meelopers, zij lieten toe dat hun wèl moderne, joodse of linkse collega’s in 1937 als ‘ontaard verklaarde’ kunstenaars een beroepsverbod kregen opgelegd. En erger. Van overheidswege werden musea ontdaan van moderne, ‘ontaarde’ kunst.

Boekenkrant

Dat gebeurde overigens niet door cultuurambtenaren maar – nu komt het – door conservatieve, figuratieve, fel pro-nazi-kunstenaars die zich zo meteen van hun concurrentie ontdeden. Het nieuwe Folkwang Museum in Essen met actuele moderne kunst werd binnen een week leeg gerausd. De doorwerkende, vrijgestelde kunstenaars kregen vorstelijk betaald en beschikten over riante ateliers, soms met dwangarbeiders, voor hun veelal übergigantische beelden om nieuwe nazi-overheidsgebouwen mee op te sieren.

Kunsthistorisch beoordeeld zijn de gestaalde mannen, vruchtbare vrouwen en gespierde paarden van de meest bekende nazi-kunstenaars Arno Breker en Josef Thorak, megalomane voorbeelden van neoclassicistisch nationalisme. De catalogus wil vooralsnog alleen signaleren met korte essays en biografieën en schetst daarmee een beeld van het laatste taboe binnen de Duitse kunst..

Stunde Null
Zoals al in 1987 werd besloten mag nazi-kunst nooit onbecommentarieerd in een Duits cultuurmuseum geëxposeerd worden. Wel in een geschiedkundig museum, zoals eind 2021 in het Deutsches Historisches Museum in Berlijn.

Aan de hand van Hitlers ‘lijst der goddelijk bevoorrechten’ trok samensteller en hoofdauteur Wolfgang Brauneis de oeuvres van de vermelde kunstenaars na. In de jaren vijftig-zestig bleken de heren een dubbelbestaan te leiden en zelfs vaak verontwaardigd te zijn omdat ze werden tegengewerkt door linkse politici.

Ondanks de ‘Stunde Null’, het naoorlogse peilmoment waarop de jonge Bondsrepubliek uit de ruïnes van het oorlogsverleden herrees en schoon schip maakte, kregen op veel plaatsen voormalige nazi’s hun baan weer terug; tot en met de rechtspraak en onderwijs. Besmette kunstenaars werden weer docent of zelfs directeur van een kunstacademie. Joseph Beuys, de latere conceptkunstenaar/sjamaan kreeg in Düsseldorf les van een voormalig ‘godsbegenadigd’ beeldhouwer.

Tekenend is dat de tweede Bondskanselier Ludwig Erhard trots zijn actueel moderne villa aan de media toonde, maar dat hij privé zijn portret liet boetseren bij Arno Breker, Hitlers favoriete beeldhouwer. Breker kaatste kritiek op zijn bruine verleden terug door te antwoorden dat zijn kunst boven en buiten de tijd stond. Na een kleine geldboete werkte hij zich via oude kameraden weer de culturele scene binnen.

Jongere collega’s beriepen zich op hun vrije keus als kunstenaar om conservatief te mogen werken. Even kwalijk waren de opdrachtgevers als verzekeringsmaatschappijen en Wirtschaftswunder-miljonairs die weinig ophadden met abstracte kunst, zoals die op de Documenta-exposities in Kassel werd gepresenteerd. Daarom kwamen ze weer bij de academisch geschoolde realisten ‘met een verleden’, ook al stuitte dat soms op weerstand uit de gemeenschap. Kaartjes in het boek laten zien dat vooral in Rijnland en in de regio rond München veel begenadigden weer aan de slag gingen. Nog verwonderlijker is dat zij na 1945 ook oorlogsmonumenten maakten, die ze vaak praktisch samenstelden met bestaand werk uit de nazi-tijd.  

Anders dan bij nazi films, toneel, literatuur en programmamuziek vertegenwoordigt de beeldende kunst alleen een anti-moderne neoclassicistische stijl, minder een politieke ideologie. De behoudende wederopbouwkunst verraadt niet dat de maker een ‘bruin verleden’ had. Hun weer tot mensenmaat terug gebrachte naakten en symbolische gevelornamenten doen braaf en doorsnee aan. Soms deed een beeldhouwer zichtbaar zijn best voor een modern gestileerd beeld, wat lachwekkend geforceerd aandoet.

Eigenlijk lijkt veel Duits werk op de optimistische figuratieve kunst, waarmee over de westgrens, onze politiek brandschone beeldhouwers Nederlandse nieuwbouwwijken opsierden.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles en Alleroogen