"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dingen die ergens toe dienen

Woensdag, 20 december, 2017

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Karin de Leeuw

Wetenschap in voorwerpen en gebouwen

[Recensie] Wie voorwerpen wil zien die te maken hebben met de geschiedenis van de wetenschap kan heden ten dage bij een flink aantal musea terecht. Het bekendst is misschien wel Teylers Museum in Haarlem, gevolgd door Museum Boerhaave in Leiden. Zalen vol telescopen, medische instrumenten, kompassen en astolabia en natuurlijk een electriceer machine. De materiële erfenis in dit vakgebied is echter veel groter. Huib J. Zuidervaart besteedde zijn hele werkzame leven aan het verzamelen en beschrijven van deze erfenis. Recent werd een bundel voor hem samengesteld over die materiële resten van de wetenschapsgeschiedenis.

Wetenschapsgeschiedenis bestaat uit successen en hoogtepunten. Er zijn voorwerpen die daar later nog van getuigen. Maar meer nog vertelt de wetenschapshistorie het verhaal van mensen die eindeloos probeerden, doorzetten, resultaten behaalden, of juist tegen grote decepties aanliepen. Ook van dat laatste zijn stille getuigen, vaak verminkt achtergebleven op zolders. Het spermascheidingsapparaat uit de jaren zeventig dat een (derde) revolutie in de veeteelt te weeg had moeten brengen, bijvoorbeeld. Een Oost-Duitse vinding die met belangstelling tegemoet gezien werd door de melkveehouders en wetenschappers in Nederland. Ze schaften er twee aan. Het werkte niet, in tegendeel zelfs, de bevruchtingspercentages met het behandelde sperma waren laag.

Er zijn opstellingen die zo veel belovend hadden kunnen zijn, wanneer er geen tegenwerkende commissies en tekorten aan financiële middelen waren geweest. De bol van Giorgio Frossati is er een van. De naamgever had er, reeds in de jaren negentig van de vorige eeuw, zwaartekrachtgolven in het heelal mee willen meten. Hij had er een Nobelprijs mee kunnen winnen, wanneer het gelukt was. Nu ging die naar LIGO, een laserdetector die de golven in 2015 als eerste waarnam. De bol staat werkeloos in het museum. Het lijkt bijna een kunstvoorwerp.

Maar materiële cultuur is meer. In het boekje Dingen die ergens toe doen, verhalen over materiële cultuur van wetenschap, staan ook andere voorwerpen; gebouwen bijvoorbeeld, waar wetenschappers bijeenkwamen. Maar bijvoorbeeld ook een curiositeit als de Sterrentoren op de Uithof in Utrecht, een merkwaardig platform waar wel vijftig studenten tegelijk op moesten kunnen staan. Het ding is maar drie jaar gebruikt. Daarna werd er zo’n hoge flat naast gezet dat de westelijke hemel grotendeels onzichtbaar werd. En dan zijn er printen, kladblokjes, tekeningen van planten en dieren, monumenten, schaalmodellen en stenen. Vijfenveertig voorwerpen werden door de samenstellers gefotografeerd en beschreven en in dit boek bijeengebracht. Daarmee wilden ze Huib Zuidervaart eren.

Yoga Magazine

Zuidervaart studeerde natuur- en sterrenkunde en promoveerde op latere leeftijd in de wetenschapsgeschiedenis. Van zijn vroege dagen, als student in de jaren zeventig en later toen hij leraar was in Middelburg, verzamelde hij objecten. Een indrukwekkende en gedreven man moet het zijn als ik de inleiding van het boek lees. Hij is betrokken (geweest) bij vrijwel iedere instelling die iets doet aan wetenschapsgeschiedenis in ons land en heeft een flinke lijst publicaties op zijn naam staan. Medewerkers van al die musea en instituten hebben stukjes geschreven, ieder over een voorwerp. Ik denk dat Zuidervaart er erg blij mee was toen hij het dit jaar aangeboden kreeg.

Waarom dit boekje echter ook in de boekhandel ligt, is mij een beetje een raadsel. Goed, sommige stukjes zijn aardige beschrijvingen, vaak enigszins anekdotisch en met een Nederlandse voorliefde om meer te verhalen over de mislukkingen dan over successen. Een aantal bijdragen zijn of in de haast of door mensen met te weinig ervaring geschreven. Daar had een goede eindredacteur een hoop kunnen verbeteren.

Wie de auteurs zijn, komen we niet echt te weten. In plaats van een goede lijst achterin met medewerkers is van iedere naam alleen vermeld vanwege welk wetenschappelijke instituut zij hun bijdrage leveren. Dat straalt iets uit van ‘ons kent ons’ en ‘voor intern gebruik’. De onderwerpen vertonen ook geen onderlinge samenhang en voor een goede uitleg van een bepaald apparaat aan leken zou meer dan een afbeelding nodig geweest zijn. Kortom: dit is een aardige bundel, maar het is geen publieksboek. Dat is jammer, want het boek is leesbaar en goed vormgegeven.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles