"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Doel: Liefde

Woensdag, 26 oktober, 2005

Geschreven door: Ingrid Baal
Artikel door: Nicole Bauritius

Als taal zich schuchter gedraagt: kennismaking met een schrijver

De hoofdpersoon van Doel: Liefde is Heller, een schrijver die zijn autobiografie schrijft. In het boek worden flarden uit zijn biografie, waarin Heller in zijn eigen woorden over zijn verleden vertelt, afgewisseld met beschrijvingen van zijn beslommeringen in het heden. De schrijfstijl van Heller zelf is gedragen en wat stijfjes. Zo lezen we in de eerste alinea van het boek bijvoorbeeld:

‘In zijn schrift schreef hij over de dingen die in vaste orde optraden en welke niet, over dingen die je kon meten en berekenen, die vaststonden en onveranderlijk waren. Zijn eigen leven kwam hem die middag voor het eerst willekeurig en chaotisch voor.’

Het leest niet prettig, maar het past wel bij het personage dat zich van deze taal bediend. In de stukken waarin Baal directer aan het woord is over Heller’s leven is de stijl wat soepeler.

Afgaand op de titel en tekst op de achterflap zou het boek het volgende verhaal moeten bevatten: Heller is een man die zijn gevoelens niet kan uiten: het feit dat hij zijn stem kwijt is, staat daar symbool voor. Zijn jeugdervaringen op het internaat zouden daar de oorzaak van zijn. Hij hervindt zijn stem als hij mensen uit die tijd ontmoet en is dan in staat om een nieuwe start te maken. In de liefde welteverstaan, dat was immers het doel.

Boekenkrant

In het boek wordt die verhaallijn helaas nergens echt overtuigend of plausibel. Heller lijkt helemaal niet op zoek te zijn naar liefde, maar vooral naar zichzelf. Hij reageert wel op de bekentenissen die de kennissen uit zijn jeugd doen, maar tot een verandering in zijn denkpatroon of gedrag lijkt het niet te leiden. De nieuwe start die aan het einde van het boek wordt gesuggereerd, heeft dan ook een wankele basis en overtuigt niet als meer dan een bevlieging.

Niettemin biedt dit boek wel een bij vlagen interessante kennismaking met een in zichzelf gekeerde schrijver: zijn schrijfproces, zijn vriendschappen, zijn vrouwen. Schriftjes en aantekeningen van vroeger vormen zijn inspiratiebron. Sommige passages kan hij inpassen in zijn boek; andere herkent hij niet meer terug. Bij sommige uitspraken of gedachten begrijpt hij niet meer wat zijn jongere versie destijds bedoelde. De herinneringen aan zijn vriendschap met Arthur zijn doortrokken van rook, drank en vrouwen. De jongens voeren hoogdravende discussies, waar te pas en te onpas filosofen in aangehaald worden.

Op het verhaal drijft het boek niet; het boek is vooral een bundeling van interessante gedachten en bespiegelingen. Je hoeft het boek maar ergens open te slaan of je komt op mooie uitspraken als ‘De weg tussen humor en melancholie is kort’, ‘Het was een waarheid die je moest aanvoelen en waarbij taal zich schuchter ging gedragen’ of, een uitspraak die hij volgens zijn moeder als kind deed, ‘Ik weet wat doodgaan is: je gaat op de grond liggen en trekt de aarde over je heen’.

Kortom: een goed boek voor wie hele mooie uitspraken wil verzamelen, maar voor een prettig leesbaar en lopend verhaal moet je elders zijn.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Doel: Liefde