"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Door het licht

Vrijdag, 14 september, 2018

Geschreven door: Erik Jan Harmens
Artikel door: Marnix Verplancke

“Het komt wel goed”

De eerste zinnen:

“Ik leefde in het donker. Nu in het licht.”

Recensie

Wanneer Erik Jan Harmens een tunnel uit komt en een bord ziet met daarop “Denk aan uw lichten”, dan doet hij dat ook. Dan begint het in zijn hoofd te malen en denkt hij aan zijn lichten, van schemerlampen tot kerstversiering. “Denk aan onze kinderen” vindt hij dan weer een moeilijke, omdat hij die kinderen niet kent natuurlijk. Harmens heeft een spectrumstoornis, net zoals zijn vader en zijn zoon, en dat ontdekte hij in feite pas onlangs. Daarvoor dacht hij dat het er gewoon wat druk aan toe ging in zijn hoofd. Om te kalmeren dronk hij, sterk bier vooral, tot hij van de wereld niet meer wist. Wanneer hij in die tijd een hellingsbord tegenkwam met daarop 10%, kon hij niet anders dan aan La Trappe Quadrupel denken, waarin precies zoveel alcohol zit.

Hereditas Nexus

Vijf jaar geleden stopte Harmens met drinken en schreef hij Hallo muur, een openhartig relaas over de duisternis die hij op de bodem van het glas aantrof en zijn moeizame klim naar en over de rand. Nog nooit eerder waren leven en literatuur zo innig met elkaar verbonden geweest. Verslavend verbonden zou je bijna kunnen zeggen, want het autobiografische schrijven heeft hem sindsdien niet meer losgelaten. Na Pauwl, een roman waarin het hoofdpersonage gemodelleerd werd naar zijn autistische zoon, schreef hij daarom Door het licht, over zijn jaren na de alcohol.

Niet de drang naar drank bleek lastig om dragen, ontdekte Harmens, die verdween immers na een tijd, maar wel de wereld om hem heen. Hij voelde opnieuw, en die gevoelens vaagden hem bijna weg. In korte hoofdstukjes geeft Harmens een beeld van wat dit in concreto betekent. Zo schrijft hij bijvoorbeeld prachtige pagina’s over de moeilijkheden die hij op een feestje ondervindt bij het groeten van de gasten. Hij verdeelt mensen immers onder in categorieën van onbekenden tot hechte vrienden en gebruikt voor ieder van die categorieën een andere begroeting. In welke categorie valt die nu weer, vraagt hij zich bij iedere nieuw gezicht af.

Meermaals zit je bij het lezen van Door het licht luidop te lachen, maar achter al die humor steekt ook heel veel tragiek, merk je al gauw. Na het donker van de alcohol is Harmens immers niet op zoek naar het verblindende licht van de ontnuchtering. Hij zoekt een evenwichtige deemstering, en die blijkt moeilijk te vinden.

Drie vragen aan Erik Jan Harmens

Waarom neem je in het boek een metaniveau in en becommentarieer je het maken ervan? Zo vermeld je bijvoorbeeld dat je de laatste week voor het indienen van het manuscript nog 12.740 woorden schrapte.

Harmens: “Ik had dat als stijloefening bedacht. Ik vond dat grappig en nam me voor het nadien weer weg te halen. Uiteindelijk vond ik het wel passen en liet ik die opmerkingen staan. Veel kans dat de redacteur ze weghaalt, dacht ik en daarom schreef ik dat er ook letterlijk bij, dat de redacteur ze misschien wel zou verwijderen. Maar die deed dat niet, en daarom staan ze er nog in (lacht).”

Wat je redacteur wel weghaalde zijn de honderden verwijzingen naar muziek. Beetje temperen, zei hij. Had hij gelijk?

Harmens: “Ik had een speellijst met 200 liedjes, waarvan de redacteur er 123 schrapte. Mijn hele leven draait om muziek, van keigoeie songs tot eenvoudige riedeltjes en beltonen. Muziek is het allermooiste wat er is. En tegelijkertijd is het ook een geseling. Ik kan wezenloos genieten van een lied van Schubert, alleen raak ik het nadien niet meer kwijt. Dan ga ik naar bed en blijft het eindeloos door mijn hoofd rondgaan. Het enige wat helpt is een ander liedje opzetten, zodat die Schubert verdreven wordt, maar dan blijft vervolgens ook dat liedje weer hangen natuurlijk. Ik ben net een week op een vakantiepark geweest. Iedere ochtend om kwart over negen deed Koos Konijn daar al zingend zijn ronde, een liedje dat vervolgens niet meer uit mijn brein weg te branden was.”

Toen je niet meer dronk, ging je opeens weer voelen, schrijf je, veel te veel om dragen. Was dat waarom je ooit zoveel begon te drinken, om dat voelen lam te leggen?

Harmens: “Dat zou je wel kunnen zeggen, ja, en toen ik gestopt was werd ik overspoeld door prikkels en gevoelens, waardoor ik af en toe tilt sloeg. Ik probeerde die gevoelens te beheersen en slechts mondjesmaat toe te laten, maar dat is natuurlijk niet mogelijk. Uiteindelijk heeft de liefde me gered, denk ik, in de persoon van iemand die ‘rustig maar, het komt wel goed’ kon zeggen. Dat hele eenvoudige wat liefde uiteindelijk toch is, bleek een immens overweldigende ervaring te zijn. Waar ik nu ben is niet een soort Walhalla, maar de paniek is wel weg.”

Eerder verschenen in Knack Focus