"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dromenvanger Dino en het verhaal van de Vespa

Dinsdag, 30 november, 2021

Geschreven door: Raf De Bie
Artikel door: Jan Stoel

Een magisch debuut

[Recensie] Dat Raf De Bie (1986) kan schrijven laat hij zien in zijn debuutroman Dromenvanger Dino. Hij weet observaties op een originele manier in taal om te zetten, zet de verbeelding aan het werk en weet droom en werkelijkheid zo met elkaar te verbinden dat het magisch wordt. Met deze roman lijkt het magisch realisme uit de Vlaamse literatuur te herleven: de tijden van Hubert Lampo en Johan Daisne. De Bie zoekt, net als zij, de spanning tussen realiteit en het fantastische van de droom, het bovennatuurlijke. Door die spanning komt een andere waarheid naar voren en worden realiteit en wonderlijke gebeurtenissen samengevoegd tot een verhaal. De scheiding tussen droom en werkelijkheid vervaagt, verdwijnt. En zo komt hij tot de kern van wat hij wil vertellen. De auteur trekt je in de eerste alinea meteen het verhaal in.

“Hij noemde me Dino. Dat was niet mijn echte naam. De chef-kok van het restaurant was een autofreak en vernoemde iedereen in de keuken naar Italiaanse wagens. Voor mij had hij de Fiat Dino uitgekozen. ‘Een sportwagen,’ zei hij, waarna hij eraan toevoegde dat het een sportwagen was die de verwachtingen niet had kunnen inlossen.”

De achternaam van Dino blijft in nevelen gehuld en de chef-kok krijgt ook geen naam en blijft ‘de chef.’ Dino vindt van zichzelf dat hij op de wereld is gezet “met een aangeboren gevoel om de exacte hoeveelheid bloem in een deeg te strooien en een taart op het juiste moment uit de oven te halen.” In het restaurant is hij verantwoordelijk voor de desserts en die zijn om je vingers bij af te likken. Dino zit niet zo lekker in zijn vel, het is misgelopen met zijn vriendin en de chef kan knorrig naar hem zijn. En de liefde? “Voor mij voelde verliefd zijn alsof ik in een huis woonde dat vlak naast een treinspoor lag. Af en toe ging er een vreemde trilling door mijn lijf.” Dino slaapt graag en dat heeft alles te maken met het feit dat hij dromenvanger is. Hij houdt op schrift bij welke mensen in zijn dromen meespelen.

“De lucht had de kleur van blauwe bessen. Ik hoopte dat er in het dessert van vandaag ook blauwe bessen zaten. Ik vond het mooi als de wereld om me heen in een bord werd weerspiegeld.”

Boekenkrant

Dino’s leven verandert als hij op een dag, in opdracht van de chef, een dessert moet bezorgen bij diens dochter Julia in een studentenhuis. De vonk tussen Dino en Julia slaat meteen over en wat wonderlijk is Julia noemt hem meteen Dino. Opmerkelijk, want ze kon zijn naam niet weten. Zowel Julia als Dino blijken over elkaar gedroomd te hebben. Dino droomde dat hij samen met Julia op een Vespa-scooter naakt door de straten van de stad reed. Deze passage keert regelmatig in het verhaal terug. Voor Julia en Dino is het duidelijk dat de droom iets betekent. De chef blijkt zelf een oude Vespa te hebben, die steevast dienst weigert (een subtiel, maar veelzeggend signaal). Hij wil echter geen afstand doen van het vervoermiddel. Er zit een verhaal achter die Vespa. Julia en Dino ontdekken het geheim van de chef en Dino komt erachter dat die droom van het rijden op de Vespa ook voor zijn relatie met Julia iets te betekenen heeft. Julia en Dino spreken af in een havengebied en zullen naakt op de Vespa de stad inrijden. Ze rijden de mist in (symbool voor het ongewisse). Droom en werkelijkheid, heden en verleden vloeien steeds meer ineen en leiden tot een magische ontknoping op een mysterieus station, dat doet denken aan de stations die de magisch-realistische schilder Paul Delvaux schilderde. “En toen was ik precies waar ik moest zijn,” luidt de laatste zin van de roman.

Grofweg kun je de roman in drie delen verdelen: de realiteit, de droomwereld en het een worden van werkelijkheid en verbeelding. In korte, bijna scenische hoofdstukken wordt het verhaal verteld. De Bie neemt je op een natuurlijke manier mee in wereld van zijn personages. Hij schrijft in een vlotte, losse stijl, gebruikt liever beelden/metaforen dan uitweidingen over de personages (‘show, don’t tell’) en heeft een verfijnd, plastisch taalgebruik.

“Hoe verder je wegloopt van dingen, hoe kleiner ze worden. Sommige mensen geloven dat het met problemen net zo gaat. (…) Voor mij zijn problemen zoals katten. Ze hebben pootjes en vinden altijd weer hun weg naar huis.”

De roman is doorspekt met de meest mooie zinnen, zoals die van de beschrijving van een appartementsgebouw: “Steeds meer mensen woonden op een steeds kleinere oppervlakte. Ze leefden niet horizontaal, maar verticaal. Liften in, trappen af. Omhoog en omlaag. Stijgend en dalend. Als beleggingsproducten.”

Het verhaal vanuit het ik-perspectief van Dino geschreven. Langzamerhand kleurt de auteur zijn hoofdpersonage en ook de belangrijkste andere personages in, krijg je steeds beter een idee van wat hen bezighoudt en hoe ze zijn.

De Bie heeft een gelaagde roman geschreven. De parallellen in de verhalen tussen de belangrijkste personages vallen op: is echte liefde bereikbaar, omgaan met teleurstellingen en verlies, het doel om dichter bij jezelf te komen. Het centrale thema is de onvoorwaardelijke, pure liefde en hoe alles door liefde verandert. Dat werkt De Bie op diverse manieren uit: vriendschap, elkaar verstaan, de emotionele verbinding met anderen, begrip hebben voor elkaar.

Op het perron in het station popt ineens de kernzin van het verhaal aan de oppervlakte. Kijkend naar de plek waar de rails de tunnel in verdwijnen staat geschreven: “De gang loopt enkel rechtdoor en toch kan je erin verdwalen.” Een metafoor voor het leven.

Dino is voor mij geen mislukte sportwagen, maar eerder een Lamborghini Aventador (dat is supersnel). Laat je meevoeren in dit poëtische verhaal van Dromenvanger Dino. Wat een magisch debuut!

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles