"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Duizend manen

Vrijdag, 1 mei, 2020

Geschreven door: Sebastian Barry
Artikel door: Marnix Verplancke

Niet het beloofde land

[Recensie] Het Amerika van net na de burgeroorlog was geen beloofd land, toont Sebastian Barry in zijn nieuwe roman, en zeker niet als je zwart of indiaans was, want dan was je geen burger.

“Ik dacht aan de militair die op mijn moeder inhakte. Het was gewoon iets nobels dat ons in Amerika was overkomen. Wij waren het verloren volk van Schildpadeiland. De dood was onze poort naar het paradijs, geen twijfel mogelijk.”

De zestienjarige Winona is de enige overlevende van haar stam nadat deze door Amerikaanse militairen tot de laatste ziel is uitgemoord. Ze is gered door John Cole en Thomas McNulty, twee vroegere soldaten die een koppel vormen en gek zijn op jurken met veel franjes, die haar meenamen naar de tabaksfarm van Lige Magan. Daar vormen ze een ietwat curieuze menage, samen met Tennyson en Rosalee Bouguereau, twee voormalige zwarte slaven die na de burgeroorlog vrij gekomen zijn. In theorie dan toch, want al speelt Sebastian Barry’s nieuwe roman Duizend manen in het Tennessee van midden jaren 1870, een paar jaar na de burgeroorlog dus, feitelijk zijn alleen blanken vrije burgers. Zwarten en indianen zijn dat helemaal niet.

Dat is wat Winona aan den lijve ondervindt wanneer ze zich samen met haar drie jaar oudere liefje Jas Jonski overgeeft aan de whiskey die verkocht wordt in de kruidenierswinkel waar de jongeman werkt. De drank niet gewoon vervallen ze beiden in een black-out waar Winona zwaar gehavend en verkracht uit ontwaakt. Jas is de dader, zegt ze, ook al weet ze dat in feite niet echt, maar haar beschuldiging heeft geen enkel gevolg. “Dit is de nieuwe wereld van landbouwbedrijven en ingemaakte peren,” zegt de sheriff overtuigd van zijn eigen gewichtigheid, “en vrede, zelfbeheersing en sheriffs horen daarbij.” Maar omdat die sheriffs niet veel doen beslissen Cole en McNulty die Jas zelf maar eens te ondervragen, wat een bloederig mechaniekje in gang zet waar ook Tennyson de pijnlijke gevolgen van zal moeten dragen.

Boekenkrant

Sebastian Barry is al een paar decennia de knapste Ierse verhalenspinner, die voor zijn romans en toneelstukken al een hele wandkast vol prijzen heeft gekregen. We gebruiken het woord spinner hier niet toevallig natuurlijk. Barry weeft al zijn hele carrière aan een groot spinnenweb. Zowat alles wat hij schrijft hangt samen met wat ervoor kwam en vloeit voort uit de verhalen die hij hoorde van zijn vader en grootvader, over de Ierse onafhankelijkheidsoorlog die zijn familie verscheurde en over de mannen die naar Amerika trokken en daarmee in de voetsporen traden van andere familieleden die dat generaties eerder al hadden gedaan. Barry’s vorige roman, Dagen zonder einde, die drie jaar geleden bekroond werd met de Costa Award, speelde in het Amerika van de grote indianenoorlogen en de burgeroorlog en focuste op de niet zo onschuldige avonturen van John Cole en Thomas McNulty. Duizend manen is het vervolg op dat boek, ook al hoef je dat in feite helemaal niet te weten. De roman is immers perfect op zich te lezen, net zoals je dat met de verschillende delen van Balzacs La Comédie Humaine kan doen. Samen proberen ze een tijd en een mentaliteit te vatten, maar op zich zijn het knappe romans. En dat geldt ook voor Duizend manen, dat een onthutsend beeld geeft van het Amerika van net na de burgeroorlog.

Het officiële gevecht was achter de rug, maar mensen bleven wel wonen waar ze altijd gewoond hadden natuurlijk. Alleen wist je voortaan heel goed wie voor de zuidelijken en wie voor de noordelijken was geweest. En zeker in Tennessee kon dat voor veel wrijving en geweld zorgen. Het oosten van die staat was openlijk voor de noordelijken geweest, terwijl het westen, waar veel katoenplantages waren, zich als een man achter de zuidelijken had geschaard. Eens de oorlog voorbij moest Tennessee een gouverneur krijgen, en de ene keer kwam die uit het oosten, de andere uit het westen. U snapt het plaatje.

Duizend manen wordt door Winona verteld. We horen een stem die duidelijk het Engels niet helemaal machtig is en regelmatig teruggrijpt naar beelden van vroeger, beelden die getuigen van een leven dicht bij de natuur ook, waar achter iedere struik of rotsblok een wolf of beer kunnen zitten. Het is in dergelijke scènes, waar Barry mens en natuur elkaar laat aftasten dat zijn literaire meesterschap pas ten volle tot zijn recht komt. Groots is bijvoorbeeld de passage waarin hij de in het nood gedreven Winona vergelijkt met een opgejaagde bizon, net voor de jager hem neer zal schieten:

“Dat vreemde moment van evenwicht voor de dood. Uitpuilende ogen van doodsangst en woede. Zo voelde het op dat moment. Misschien beleeft de bizon dan haar mooiste moment, een ogenblik van stralende helderheid waarop alles wat haar dierbaar is haar duidelijk wordt: de prairie, de lupines, het taaie gras, de lange adem van de winter en de plotse overvloed van het voorjaar. Duidelijk gemaakt in de laatste tel voordat ze die verliest.”

Eerder verschenen op De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Dagen zonder eind