Een verraderlijk vlot leesbare dorpsgeschiedenis
[Recensie] De Oostenrijkse schrijfster Eva Menasse (1970) debuteerde in 2005 met haar roman Vienna en publiceerde sindsdien een paar bundels met korte verhalen en nog een roman, die bijna allemaal in het Nederlands vertaald zijn. Dunkelblum is de derde roman van deze strijdbare auteur die zich geregeld in openbare discussies mengt, vooral waar het de verwerking van het donkere verleden van haar eigen land betreft. Dat in de roman Dunkelblum dit thema ook centraal staat is dus geen verrassing.
Het verhaal
Dunkelblum is een fictief Oostenrijks plaatsje aan de grens met Hongarije waar zich in en vlak na de oorlog een aantal verschrikkelijke gebeurtenissen heeft afgespeeld waarover de inwoners sindsdien verbeten zwijgen. Dunkelblum staat daarmee model voor vele Oostenrijkse dorpen en steden en voor de algemene houding van de bevolking tegenover het duistere verleden. Het verhaal speelt zich af gedurende drie perioden: het einde van WOII, in 1965 als de grafelijke graftombe in het dorp hersteld wordt en in 1989 ten tijde van de val van de Berlijnse muur. Menasse springt vrijelijk heen en weer tussen deze perioden, wat het de lezer niet gemakkelijk maakt. De geschiedenis wordt in gang gezet wanneer een onbekende man het dorp bezoekt en overal vragen gaat stellen over het verleden. Tegelijkertijd begint aantal jongere dorpsgenoten zich ook af te vragen wat er vroeger allemaal gebeurd is en gaat op onderzoek, samen met de eigenaar van het reisbureau die een historisch museum wil oprichten. De oudere generaties van Dunkelblum willen hier echter niets van weten en zo ontwikkelt zich een proces van verzwijgen, verzet en bedreigingen, terwijl er tussendoor nog andere kwesties spelen (de watervoorziening) die er zijdelings ook mee te maken hebben.
De schrijfstijl
Meteen vanaf de eerste bladzijde van de roman springt de bijzondere schrijfstijl van Menasse in het oog. Ze speelt de rol van een verteller die op afstand de gebeurtenissen becommentarieerd, wat goed past bij de kluchtige satire die dit boek eigenlijk is. Het personifiëren van levenloze dingen maakt het verhaal extra levendig:
“In Dunkelblum hebben de muren oren, de bloemen in de tuin hebben ogen, ze draaien hun kopjes alle kanten uit om maar niets te missen, en het gras registreert met zijn snorharen elke stap die wordt gezet.”
Overzicht
Door deze aanpak leest de tekst uitzonderlijk vlot, ook in de uitstekende vertaling van Annemarie Vlaming die nergens gekunsteld aandoet. Er is echter ook een nadeel: je vliegt de eerste paar honderd bladzijden op hoge snelheid door het verhaal totdat… je het overzicht helemaal kwijt bent. Wie is wie en wie deed wat wanneer en waarom? De auteur introduceert zoveel personages en schetst zoveel verschillende gebeurtenissen die ook nog eens met geheimen omhuld zijn dat je als lezer gemakkelijk de weg kwijtraakt. Ik moest na zo’n 200 pagina’s overnieuw beginnen en aantekeningen maken, vooral van de personages en hun relaties.
Personages
Menasse introduceert in de loop van het verhaal een aanzienlijk aantal personages (circa 18 hoofdpersonen en 27 bijfiguren) waarvan een groot aantal met ook nog eens moeilijk uit elkaar te houden namen, zoals Reschen, Ferbenz, Rehberg, Bernstein, etc. Bij mijn poging een overzicht te krijgen vroeg ik mij af waarom er in het boek eigenlijk geen lijst met personages is opgenomen en stuitte ik (helemaal aan het eind van het boek!) op de mededeling dat zo’n lijst op de website van de uitgever te vinden was. Waarom niet gewoon in het boek zelf, en dan aan het begin? Mijn verbazing groeide nog meer toen ik ontdekte dat in de originele Duitstalige uitgave deze lijst wèl is opgenomen. Op mijn navraag bij de uitgever over het waarom kreeg ik helaas geen antwoord. Een gemiste kans!
Geheimen, raadsels, mysteriën
Het verhaal van Dunkelblum draait om geheimen, die uit de (na-)oorlogse periode in de eerste plaats, maar Menasse voegt er graag nog wat meer aan toe. Wie is die vreemde bezoeker aan het begin bijvoorbeeld. Als lezer kom je er pas heel geleidelijk achter. En dit spelletje speelt de auteur vaker: bij een personage komt iemand op bezoek van wie niet meteen gezegd wordt wie het is, iemand ontvangt een briefje maar de tekst daarvan wordt de lezer een tijdlang onthouden. Soms is deze geheimzinnigdoenerij functioneel maar vaak ook niet. Waarom nog meer onzekerheid creëren? Het verhaal is al ingewikkeld genoeg. Op de (voor mij) cruciale vraag of aan het eind van het boek alle raadsels opgelost zijn, luidt het antwoord: Nee. Er zijn nogal wat losse eindjes en op de laatste paar bladzijden voegt Menasse er zelfs nog een paar aan toe: het skeletmodel van de hand die Karli heeft, is dat de ontbrekende hand van het gevonden stoffelijke overschot? Hoe komt hij daaraan? En het ontbrekende stukje van de pink, is dat niet het botje dat Lowetz in de deurbel van de altijd hypernerveuze Antal Grün aantrof? Is de Stahlhelm die bij dat overschot gevonden er neergelegd door de mysterieuze vrouw (Agnes?) die deze stal in het pompstation? Wat betekenen de post-its die Lowetz moeder achterliet. Wie zijn de personen van wie Agnes al de (dubbele!) namen brabbelt? En, de hoofdvraag waarmee het boek begon: is er een massagraf? En waar?
Ik ben niet dol op verhalen met losse eindjes, waarin veel onopgelost blijft. Nadat je je als lezer zoveel moeite getroost hebt de vertelling te begrijpen heb je wel recht op een behoorlijke afronding, vind ik. Helaas blijft die in Dunkelblum uit. Maar misschien is dat juist wel de bedoeling van de auteur, die afsluit met de zin “[…] dat is niet het einde van de geschiedenis”? De geschiedenis laat zich nooit helemaal ontwarren, hoe meer je erin graaft, hoe meer raadsels erbij komen. Kan zijn, onbevredigend is het wel en ook een beetje te gemakkelijk. Of betekent de slotzin dat er nog een vervolg komt?
—
Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow
Bazarow Populaire Fictie
Bazarow Literatuur & Non-fictie
Bazarow Kinderboeken