"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dwangarbeid in Duitsland

Dinsdag, 9 november, 2021

Geschreven door: Ted H.P. de Wolf
Artikel door: Jan Stoel

Een indringend verhaal over overleven en schaamte

[Recensie] De Tweede Wereldoorlog houdt ons nog altijd bezig. Denk even aan wat Dwangarbeid in Duitsland het waargebeurde verhaal van zijn vader over de Arbeitseinsatz. Vanaf mei 1943 werd die officieel in Nederland ingevoerd en tot aan het eind van de oorlog werden Nederlanders in Duitsland tewerkgesteld. Dat was nodig omdat veel Duitse mannen in het leger streden en dus niet in bijvoorbeeld toeleverende fabrieken voor de (oorlogs)industrie konden werken. Aanvankelijk moesten alle mannen tussen de achttien en de vijfendertig jaar zich melden. Velen doken onder of probeerden een vrijstelling te krijgen. Van de anderhalf miljoen beoogde Nederlanders werd uiteindelijk een derde tewerkgesteld. 30.000 van hen kwamen nooit terug. Over die Arbeitseinzsatz verscheen wetenschappelijk en literair werk (bijvoorbeeld De Nederlaag van Alfred Kossmann).

De Wolf heeft met zijn roman een monument opgericht voor zijn vader, Koos de Wolf (1922-2019). Het verhaal volgt nauwgezet het spoor van zijn vader. Het levert een indringend beeld op van een toen eenentwintigjarige man die besluit niet onder te duiken en de consequenties daarvan. Zijn vrienden vertelden dat als hij zou onderduiken zijn vader opgepakt zou worden. Het gevolg zou dan ontwrichting van het gezin zijn. Koos’ vader had niet veel woorden besteed aan diens overweging naar Duitsland te gaan: “Als je denkt dat dat het beste is moet je maar gaan jongen.” En hij brengt zijn zoon met de trein naar het station, op weg naar uiteindelijk de Daimler-Benz-fabriek in Sindelfingen. We schrijven mei 1943. In Sindelfingen is de ontvangst niet al te hartelijk en wordt hij in een barak ondergebracht. Koos moet popnagels aanbrengen op vliegtuigen, Messerschmitts 109 en een van zijn kameraden zegt: “Wat wij in elkaar sleutelen wordt verdomme gebruikt om onze eigen mensen de dood in te jagen.”

Koos, van huis uit horlogemaker, wil onder het zware werk uitkomen en slaagt er door een list in te gaan werken in een uurwerkfabriek. Hij laat zijn vrienden in het kamp achter, krijgt onderdak in het nabijgelegen Böblingen, en weet zelfs een betaald bijbaantje bij horlogemaker Früh te regelen. Steevast bezoekt hij zijn maten in het kamp en verkoopt hen de extra bonnen die hij bij Früh verdient. Hij voelt zich schuldig, schaamt zich ervoor dat hij zijn vrienden in de steek gelaten heeft en dat gaat aan hem knagen. Hij heeft dan wel een beter leven en kan zich behoorlijk vrij bewegen, kan naar de film, dineert in restaurants, maar uiteindelijk mist hij de kameraadschap van zijn vrienden in het kamp. Het leven in het werkkamp wordt steeds moeilijker, de rantsoenen worden verminderd, de hygiëne laat veel te wensen over, het fanatisme van de nazi’s zorgt voor leed, ontsnappingen worden zwaar afgestraft, op verlof gaan wordt beperkt, communicatie met het thuisfront is spaarzaam. Als ook de bombardementen door de geallieerden een aanvang nemen en onschuldigen slachtoffer worden gaat de angst en de onzekerheid over de toekomst regeren. Koos heeft geluk, weet steeds de dans te ontspringen, maar krijgt ook zijn deel. Uiteindelijk is er de bevrijding: “Hoe graag hij ook naar huis wilde, het voelde alsof hij iets van hemzelf achterliet.”

De Wolf vertelt het verhaal langs twee lijnen. Wat zijn vader Koos meemaakt vertelt hij in de derde persoon. Hij heeft zijn vaders verhaal gereconstrueerd op basis van archiefonderzoek, getuigenissen en wat zijn vader hem verteld heeft. De tweede lijn is in de ik-vorm geschreven en speelt zich af tussen 1971 en 2010. Het toont de ervaringen, de observaties van de auteur als hij met zijn vader opnieuw Duitsland bezoekt en diens vrienden van vroeger bezoekt. Zo rijdt het gezin De Wolf in de herfst van 2006 met de ICE-sneltrein naar Duitsland. Dezelfde reis als die vader in 1943 maakte. De Wolf maakt meteen de verschillen duidelijk: “Het landschap schoot voorbij, de hagelwitte ICE-3 bereikte inmiddels een hoge snelheid. “Heerlijk, koffie”, zei mijn moeder.” Heel anders dan de trage reis van Koos in 1943 waarin het een eeuwigheid lijkt te duren eer hij, zonder eten, Keulen bereikt. In de eerste verhaallijn voel je de druk van de voortschrijdende en steeds knellender tijd: wat doet de oorlog met mensen, hoe gaan ze om met de slechter worden omstandigheden? Aan de andere kant proberen mensen toch ontspanning te zoeken. De schaamte is het verborgen geheim dat Koos met zich meedraagt en gloort overal tussen de regels.

Boekenkrant

“We vrezen het einde, waar we vreselijk naar verlangen” (zegt de hospita van Koos)

Het sober geschreven verhaal is genuanceerd en besteedt ook aandacht aan hoe de oorlog door de Duitsers zelf beleefd wordt: ook zij willen niets liever dan zorgeloos leven, zijn bang, gezinnen zijn uiteengeslagen. Indrukwekkend is de passage waarin Schuster (een Duitse collega van Koos) op een steen wijst die markeert dat zijn mongoloïde zoon overleed toen hij drie was.

“Een jaar nadat we hier kwamen wonen werd Rudolf, een zwakzinnige jongen verderop in de straat, afgevoerd naar Stetten. Geen mens deed hij kwaad. Ze hebben hem vermoord.”

“Mijn vader koesterde geen wrok tegen de Duitsers. Misschien omdat hij zijn tijd zo goed was doorgekomen, wellicht meer nog omdat hij het onderscheid kon maken tussen fanatieke nazi’s, meelopers, opportunisten en burgers die de oorlogstijd ongeschonden probeerden uit te zitten.” Het verblijf in Duitsland heeft Koos ook weerbaarder gemaakt. Pregnant komt dat tot uiting in de passage waar een Duitse patser met zijn grote jacht voorrang claimt bij een sluis. Op zo’n moment ontploft Koos.

Van alle mensen die hij ontmoette heeft Koos er maar weinig teruggezien. Dan wordt het moeilijk om je verhaal te delen met mensen die niet doorgemaakt hebben wat jij ervaren hebt. Misschien juist daarom werd er veel gezwegen. Nederland was ook in de wederopbouw en er was weinig aandacht voor hun ‘onwaarschijnlijke’ verhalen. “Veel hebben zij niet over die tijd gesproken. Vaak omdat hen werd verweten te hebben geheuld met de vijand, maar ook omdat sommigen verschrikkelijke dingen hadden meegemaakt.”

Dwangarbeid in Duitsland is een getuigenis over wat Arbeitseinsatz met iemand gedaan heeft en welke impact het op familieleden heeft gehad, zelfs tientallen jaren later. Het is een roman die onder je huid gaat zitten, mede door de universele boodschap die erin verborgen is: hebben wij ook aandacht voor mensen die in de steek gelaten zijn? De Wolf zet ons aan het denken. Zwijgen is geen optie. Daarom is dit verhaal zo waardevol.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles