"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een kleine cultuurgeschiedenis van de (grote) neus

Woensdag, 9 februari, 2022

Geschreven door: Caro Verbeek
Artikel door: Marnix Verplancke

Caro Verbeek licht een tipje van de sluier op

[Interview] Het had geen haar gescheeld of van Darwins evolutietheorie was geen sprake geweest. Toen hij zich in 1831 kandidaat stelde om mee te varen met de HMS Beagle, het schip dat hem naar de Galapagos zou brengen, waar hij de vele verschillende vinkenbekjes te zien zou krijgen die hem tot het inzicht brachten dat externe omstandigheden fysiologische veranderingen konden veroorzaken, werd hij immers bijna geweigerd. Robert FitzRoy, de kapitein van het schip, bekeek Darwin vluchtig en kwam meteen tot de conclusie dat hij niet geschikt was voor de vijf jaar durende reis. Niet daadkrachtig genoeg, was het verdict van de kapitein toen hij Darwins neus bekeek. “Wat FitzRoy precies tegenstond aan de neus van Darwin zijn we nooit te weten gekomen,” aldus Caro Verbeek. “Wellicht had het alles te maken met de theorieën van de gelaatkundige Johann Kaspar Lavater die allerhande karaktereigenschappen toekende aan gezichtskenmerken en in Darwins tijd bijzonder populair was. Hij werkte wiskundige tabellen uit waarin precies bepaald werd welke neus daadkracht verried. Het ging dan over de lengte en de breedte natuurlijk, maar ook over de hoek tussen het voorhoofd en de neusbrug en de afstand tussen mond en neus. Aan de hand van Lavaters modellen heb ik de neus van Darwin bekeken. Ik kan me voorstellen wat FitzRoy niet goed vond: de kleine neusgaten, het ontbreken van een scherpe neuspunt en de geringe lengte. Volgens Lavater beschikte een daadkrachtig man immers over een lange, scherpe neus.”
Caro Verbeek, geurwetenschapper verbonden aan de VU Amsterdam en conservator van het Kunstmuseum Den Haag, is de auteur van Een kleine cultuurgeschiedenis van de (grote) neus, een bijzonder interessant boek waarin ze op zoek gaat naar de wijze waarop we de voorbije millennia over dit nogal opzichtig gepositioneerde object in het midden van ons gezicht hebben nagedacht. Er zijn immers haak-, wip-, dop-, zadel- en mopsneuzen, net zoals rechte, scherpe, kromme, aardbei-, aardappel- en bloemkoolneuzen, en iedere neus gaat gepaard met zijn vooroordelen. “Natuurlijk weten wij dat het volstrekte onzin is om het uitzicht van onze neus te koppelen aan ons karakter,’ aldus Verbeek, “maar dat is wel wat we duizenden jaren lang hebben gedaan. Aristoteles maakte al een lijstje waarin hij stipuleerde dat een scherpe neus op een kieskeurige en peinzende persoonlijkheid wees en een dikke en naar boven wijzende op een wulpse, moedige en trotse. Meer nog dan de ogen of de mond werd de neus gelezen als een indicator van karaktereigenschappen. Volgens Aristoteles kon je daar trouwens zelf ook invloed op uitoefenen. Niet dat je het bot kon veranderen natuurlijk, maar wel de zachte delen. Stel dat jij heel veel las en nadacht, waardoor je nieuwe inzichten opdeed en je karakter veranderde, dan werd ook je neus anders.”

Om even terug te keren naar Darwin, is er een evolutionaire reden waarom onze neus er uitziet zoals hij er uitziet, en we bijvoorbeeld geen varkensneus hebben?

“De vorm van onze neus maakt dat de neusgaten naar beneden gericht zijn. Net zoals onze wenkbrauwen er zijn om te verhinderen dat er vocht in onze ogen loopt, voorkomen die naar beneden gerichte neusgaten dat er water in terecht zou komen. Op die manier ruiken we ook bijzonder goed wat we in onze mond stoppen. Als onze neus zegt dat iets misschien wat verdacht ruikt, zijn we op onze hoede. We ruiken trouwens niet met de neus alleen. Ook onze mond fungeert als neus. Er gaat immers een luchtstroom van onze mond naar het reukepitheel dat zich bovenin onze neus bevindt. We noemen dat het interne ruiken. Als dat niet meer werkt, verlies je het grootste deel van je smaakervaring en wordt deze beperkt tot bitter, zout, zuur, zoet en umami. Een aardbei kunnen wij dan bijvoorbeeld niet langer als een aardbei herkennen. Onze neus staat in voor ongeveer 70% van onze smaakervaring.”

En dat terwijl we niet eens zo goed kunnen ruiken.

Boekenkrant

“Dat is een mythe uit de negentiende eeuw, want wij ruiken wel degelijk bijzonder goed. Er zijn stoffen waarvan we maar een paar moleculen nodig hebben om ze te ruiken, zoals petrichor bijvoorbeeld, de geur die ontstaat wanneer regen op droge aarde valt. Als wij op handen en knieën gaan zitten, kunnen we een geurspoor volgen. En we ruiken ook emoties bij mensen, of iemand bang of gelukkig is bijvoorbeeld. Onze eerste hersenzenuw steekt een stukje in onze neus. Ruiken is daardoor ongelofelijk direct. Het staat in contact met de amygdala, waar ons emotionele brein zit, en met de hippocampus, waar onze herinneringen worden gereguleerd. Vandaar dat we, wanneer we iets ruiken, al weten dat we die geur herkennen voor we weten waar hij precies vandaan komt. Die directheid zorgt er ook voor dat we niet moeten nadenken of een geur goed of slecht is. Bij een brandgeur zoeken we onmiddellijk de nooduitgang.”

Er zit dus waarheid in het gezegde dat wie zijn neus schendt, ook zijn aangezicht schendt?

“Natuurlijk. Dat zie je in de literatuur het best geïllustreerd in het satirische korte verhaal De neus van Nikolai Gogol. Daarin gaat de neus van een majoor een eigen leven leiden. Hij verdwijnt gewoon van zijn gezicht, waardoor de majoor tot niets meer in staat is. Hij kan niet meer solliciteren, wordt niet langer serieus genomen en wordt door vrouwen over het hoofd gezien. En dat allemaal omdat zijn grote neus opeens verdwenen is.”

Een grote neus heeft dus voordelen?

“Beter ruiken doe je er alvast niet mee, maar hij stelt je wel in staat om sneller zuurstof tot je te nemen. Vandaar dat bijvoorbeeld mannen met een grotere spiermassa doorgaans ook een iets grotere neus hebben. Zo kunnen ze hun spieren sneller van zuurstof voorzien. Zelf merkte ik dat een grote neus heel handig is wanneer je een mondmasker draagt omdat dit dan niet zo makkelijk naar beneden schuift. In koude, droge streken heeft een lange neus het voordeel dat hij de lucht wat opwarmt voor hij lichaam in gaat. Vandaar dat mensen die rond de evenaar wonen grosso modo kortere neuzen hebben.”

Had Cleopatra echt zo’n lange neus?

“We weten niet met zekerheid hoe haar neus eruitzag. Ze wordt telkens met een andere neus afgebeeld. Wel altijd met een vrij grote, maar soms is hij kaarsrecht en andere keren is het een haakneus. Zo staat ze bijvoorbeeld op Romeinse munten afgebeeld, maar we weten met zekerheid dat dit een politieke strategie was. Alle heersers werden toen met een haakneus afgebeeld, omdat die zogezegd wees op leiderschapskwaliteiten.”

Waarom werden er in Egypte regelmatig neuzen van standbeelden afgehakt?

“Dat werd vaak bij beelden van goden gedaan. Men dacht dat de neus van zo’n beeld toegang gaf tot de god zelf, via de adem. Omdat er naast ademen ook geroken kan worden met een neus, werden die beelden gezalfd en van een geur voorzien, waardoor ze gingen leven. Wanneer een grafrover de neus afhakte, vermoordde hij dus in feite dat beeld. De godheid verdween, waardoor je zonder enige vrees je gang kon gaan.”

Waren er geen farao’s die de neuzen van de standbeelden van hun voorgangers lieten afhakken?

“Ja, en dat deden de Romeinen ook. Wanneer je iemand uit de geschiedenis wou verwijderen hoefde je alleen zijn neus af te hakken, want die stond voor zijn persoonlijkheid. Het afhakken van de neus was echt bedoeld als een ontering. Damnatio memoriae heet dat. En het is natuurlijk ook het makkelijkste gedeelte om af te hakken.”

Niet alleen op munten, maar ook op schilderijen werden neuzen vaak idealistischer afgebeeld dan ze in realiteit waren, schrijft u.  Zowat iedere machthebber kreeg een grote neus. In feite moeten we dus alle portretten met een korreltje zout nemen?

“In zuiver fysiologisch opzicht zijn die portretten inderdaad verzinsels, dit in tegenstelling tot dodenmaskers die wel degelijk de realiteit tonen. Alleen zag men dat indertijd anders. Ons idee van wat realistisch is, heeft voor een groot deel te maken met de uitvinding van de fotografie. Alleen fotografische portretten zijn accuraat. Je kunt je echter afvragen of het niet handiger is om middels het uiterlijk ook het innerlijk in een portret te tonen? Krijg je dan geen completer portret? Het mooiste voorbeeld daarvan is wellicht het portret van Lorenzo de Medici, die op doek een veel puntigere neus heeft dan op zijn dodenmasker.”

Gold dat ook voor belangrijke vrouwen?

“Voor vrouwen met een hoge status was het schoonheidsideaal een grote neus. Vrouwen met een lagere status hadden idealiter een kleine neus. In de Romeinse oudheid had een knap boerenmeisje een klein neusje en een patricische vrouw een grote, als bewijs dat ze uit een hoogstaande familie kwam. In de negentiende eeuw zei de Engelse nasoloog Eden Warwick dat vrouwen een kleine neus moesten hebben. Wie wou er immers met een intellectuele vrouw trouwen? Ook getalenteerde vrouwen werden trouwens met een grote neus afgebeeld. Het mooiste voorbeeld daarvan is wellicht het door Agnolo Bronzino rond 1560 geschilderde portret van Laura Battiferri Ammannati. Zij schreef poëzie die in heel Europa werd gelezen.  Ze stond op dezelfde hoogte als Dante, zeiden sommigen en daarom kreeg ze op haar portret ook een neus als die van Dante.”

En wat met Pinocchio, het ventje wiens neus groeide als hij leugens vertelde?

“Ook hij komt voort uit de duizenden jaren oude traditie van de gelaatkunde. De lange dunne neus stond volgens Aristoteles voor leugenachtigheid. De neus was een manifestatie van het innerlijk en Pinocchio’s innerlijk was verre van volmaakt. Hij loog en trok op met louche gezelschap. Pas nadat hij in diepe contemplatie gegaan was over zijn leugens en hij het liegen had afgezworen nam zijn neus een vaste vorm aan en werd hij een spiegel van zijn ziel.”

Er wordt wel eens gefluisterd dat mannen met een grote neus ook een grote penis zouden hebben.

“‘Wie die Nase des Mannes, so sein Johannes,’ zegt men in het Duits. Er werd dus inderdaad gezocht naar een overeenkomst tussen de twee, misschien wel omdat zowel de neus als de penis uitsteken uit het lichaam. In de Middeleeuwen werd de neus van overspelige mannen en vrouwen soms geschonden, zodat iedereen hen zou herkennen. Ook homoseksuelen werd zo soms gebrandmerkt. Syfilislijders zagen in een vergevorderd stadium van hun ziekte hun neusbot wegteren, waardoor hun neus plat viel. Ook hier is er dus een link tussen de twee. Maar wetenschappelijk lijkt die connotatie me alleszins niet.“

Napoleon had een grote en bijzonder gevoelige neus. Waren al die veldslagen dan geen verschrikking voor hem?

“De stank moet inderdaad niet om dragen geweest zijn. Voor mijn proefschrift, Op zoek naar verloren geuren, heb ik samen met parfumeur Birgit Sijbrands van International Flavors & Fragrances Inc. geprobeerd om de geur van de slag bij Waterloo te reconstrueren. Ik wilde nagaan of mensen een museumbezoek op een andere manier ervaren wanneer er historisch geïnformeerde geuren worden toegevoegd aan kunstwerken. Gaan ze dan anders kijken of anders nadenken over de geschiedenis, want die is natuurlijk geen geurloze aangelegenheid. Oorlogen behoren tot de meest geurige gebeurtenissen op aarde. Modder, buskruit, angstzweet, paarden en hun uitwerpselen, ik poogde het allemaal in een flesje te krijgen en zag dat mensen anders naar een schilderij over de slag bij Waterloo gingen kijken onder invloed van de geur. Zo gingen ze veel meer naar de zwarte lucht boven het slagveld kijken omdat ze roken dat het regende. Door geuren te gebruiken kon ik het verhaal van het schilderij meer kracht bijzetten.”

Ook al beweerden Kant en Hegel dat slechts twee zintuigen in staat waren tot esthetische waarneming, het zicht en het gehoor?

“Wij denken bij het woord esthetiek aan kunst, maar in de achttiende eeuw betekende het iets anders. De esthetische ervaring gaf aanleiding tot contemplatie. Volgens Kant was de reukzin zo direct dat hij niet tot contemplatie kon leiden. En daar zat hij dus fout. Als je mensen een geur voorhoudt en daar een schilderij bij toont gaan ze echt wel dieper nadenken over wat ze zien. Waar herken ik de geur in dit schilderij, vragen ze zich af.”

Ik zag ooit een film waarin je bij bepaalde scènes over een vakje op een kaart moest wrijven waarna geuren vrijkwamen.

“Dat was wellicht Polyester van John Waters, uit 1981. Ook vandaag wordt nog geëxperimenteerd met het toevoegen van geuren aan games en films. Alleen is de timing heel moeilijk. De geur moet weg zijn als ook het beeld verdwenen is. Wanneer je de kaart pakt en begint te krabben, ben je bovendien met je hoofd niet meer bij de film, maar bij de kaart, wat een verstoring van de filmervaring veroorzaakt. In feite zou de geur dus uit de grond moeten komen of zo, zonder dat je zelf iets moet doen, maar die techniek is er nog niet.”

Geen neus heeft de twintigste eeuw zo getekend als de jodenneus. Waar komt die vandaan?

“Hij bestond al lang voor de nazi’s er propaganda mee gingen maken, maar niet met zulke negatieve connotaties. En hij kreeg soms ook een andere naam. Eden Warwick noemde de jodenneus een Syrische neus en koppelde er net positieve eigenschappen aan, zoals een talent voor onderhandelen. Wat wij zien als de typische jodenneus komt trouwens niet vaker voor bij joden dan bij anderen. En toch lieten joden met zo’n neus zich veel vaker opereren. Je zag dat vaak bij joden die na de Tweede Wereldoorlog naar de VS emigreerden, die wilden af van hun jodenneus.”

Vinden wij trouwens nog steeds dat een man een grote neus moet hebben en een vrouw een klein wipneusje?

“In het standaard schoonheidsideaal worden vrouwen mooier gevonden met een kleinere neus. Een eeuw geleden was dat nog niet zo. Dan moest je als vrouw vooral een rechte neus hebben. Het is in feite pas na Wereldoorlog II en de introductie van Barbie dat vrouwen een zo klein mogelijke neus dienden te hebben. Plastische chirurgen gingen toen steeds vaker dicteren dat het ideaal een neus is die hol loopt en waarvan de tip schuin omhoog staat, wat in feite een babyneus is. Wellicht is er een associatie met jeugdigheid en frisheid.”

Heeft Michael Jackson zich ook niet zo’n neus laten maken?

“Precies, een holle neus met een naar boven wijzend puntje. Schoonheid heeft natuurlijk niets met objectiviteit te maken, maar wel met een blik die cultureel geïnformeerd is zonder dat wij ons daar bewust van zijn.”

Heb je enig idee hoeveel neuzen er gecorrigeerd worden?

“In Iran is het de meest uitgevoerde plastische chirurgie. Wanneer je geslaagd bent voor de middelbare school krijg je als cadeau een nosejob. Ook in Zuid-Korea wordt het menselijk lichaam gezien als een maakbaar iets. Je perfectioneert jezelf omdat je dan meer kans maakt op de huwelijks- en de arbeidsmarkt. Daar zijn het echter vooral de ogen die onder handen worden genomen, terwijl er in de neus vaak neusplugs worden gestoken daardoor die iets meer uit gaat steken. Dat is natuurlijk niet zo ingrijpend als plastische chirurgie.”

En gaat iedereen daar zomaar in mee?

“Natuurlijk niet. Er is een heuse tegenbeweging op gang gekomen van vrouwen die juist trots zijn op hun niet zo alledaagse neus, zoals Barbra Streisand bijvoorbeeld of Sofia Coppola. Zij kunnen als voorbeeld dienen voor heel veel mannen en vrouwen. Er mogen ook minder perfecte lichamen in de bladen staan, zegt men dan, maar zo zie ik het niet. Hoe meer lichamen er instaan, hoe meer wij zullen inzien dat perfectie iets artificieels is dat ons wordt opgedrongen door de media. Ik geloof dus niet in een mooie of perfecte neus.”

We kunnen wel lachen met het ouderwetse idee dat karakter en neus samengaan, maar geloven we dat vandaag onbewust niet nog steeds?

“Ik denk het wel. In het Amerikaanse rechtssysteem blijken mannen met een babyface en een kleine neus veel vaker te worden vrijgesproken dan mannen met een grote neus en brede kaken. Terwijl net deze mannen dan weer vaker als leiders worden gekozen omdat ze er potent uitzien. Stel dat ik je een foto in profiel laat zien van iemand met een haakneus en iemand met een wipneus en ik je vraag wie de filosofiedocent is, dan is de kans groot dat je in weerwil van jezelf toch voor de haakneus gaat. Al de hele geschiedenis lang zijn wij mensen geobsedeerd bezig met het lezen van de binnenkant aan de hand van de buitenkant, en dat terwijl er absoluut geen relatie is tussen die twee.”

Eerder verschenen in De Morgen