"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een knipperend ogenblik

Dinsdag, 13 september, 2022

Geschreven door: Mirjam van Hengel
Artikel door: Quis leget haec?

Maakt nieuwsgieriger naar het werk van Campert

[Recensie] Op 4 juli van dit jaar overleed Remco Campert op een leeftijd van 92 jaar. In 2018 verscheen al Een knipperend ogenblik, een portret van Remco Campert geschreven door Mirjam van Hengel. Campert leefde dus nog en heeft zijn medewerking aan dit boek verleend. Daarvoor heeft de auteur twee jaar lang bezoeken afgelegd om met Campert te praten.

Joodse kinderen
In die zin is het dus geen volledige biografie, maar een portret. Het is ook duidelijk dat niet alles wat Campert heeft verteld het boek heeft gehaald. Wat overblijft is niettemin een prachtig verteld verhaal over één van de grote schrijvers van ons land.

De auteur komt niet alleen naar Campert om verhalen aan te horen, ze doet ook haar research en brengt dus ook informatie mee. Zo informeert ze hem over de school waarop hij tijdens de oorlogsjaren zat. De joodse leerlingen moesten apart gehouden worden en men bedacht een oplossing door een muur in de school te bouwen. Joodse kinderen namen de achteringang, de andere kinderen de hoofdingang. Na enkele maanden merkten de kinderen aan de voorkant hoe stil het was geworden achter de muur. Van Hengel;

“Terwijl ik over de school praat verandert Remco’s gezicht. Grote schrikogen die langzaam vollopen, bloed trekt naar zijn wangen. Radeloos kijkt hij me aan.
‘En die zijn uiteindelijk allemaal niet teruggekeerd. Gódverdomme.’ Ik zie voor het eerst de rafels van zijn oorlogsjaren.”

Archeologie Magazine

Oorlog
De oorlog is belangrijk voor Campert, net als voor ‘de grote drie’. Zijn vader verliet zijn gezin toen Remco drie jaar was en zou uitgroeien tot een verzetsheld. Jan Campert zou in een concentratiekamp omkomen.

Campert vertelt dat hij pas in het gedicht ‘Januari 1943’ voor het eerst over zijn vader kon schrijven, maar Van Hengel komt erachter dat zijn vroegste bijdrage aan een schoolkrantje juist over zijn vader gaat. Naast bijdragen aan de schoolkrant gaat Campert gedichten schrijven en richt hij met zijn vriend Rudy Kousbroek het tijdschrift Braak op. Het is een platform voor experimentele dichters, waar ook Lucebert, Bert Schierbeek, Gerrit Kouwenaar, Hugo Claus en Jan Elburg zich bij aansluiten. Ze zullen worden aangeduid als De Vijftigers.

Spellingsgrappen
Hij ontmoet ook zijn eerste vrouw Freddy en, na een kort avontuurtje met Andreas Burnier, trouwt met haar. Wellicht te snel, want hij laat haar in de steek op een vakantie in Mallorca. Hij stapte op zijn scooter om in Nederland geld te gaan halen en kwam doodleuk nooit meer terug. Op literair gebied zijn Ernest Hemingway, Scott Fitzgerald en Raymond Queneau voorbeelden. Van die laatste kijkt hij de spellingsgrappen af die hij bijvoorbeeld in Het leven is vurrukkulluk gebruikt. Ook de jazzmuziek, en met name de bebop, inspireert hem.

Zijn tweede huwelijk, met Fritzi Harmsen van Beek was ook geen lang leven beschoren. Met haar ging hij in haar grote huis Jagtlust in Blaricum wonen wat een hedonistische ontmoetingsplek zou worden voor schrijvers en dichters. De biografie over Fritzi kunt u nog een keer tegemoet zien op dit blog.

Gedichten, colums, romans
Van gedichten word je niet rijk dus Campert schreef ook columns ‘om den brode’ en werkte aan zijn eerste roman. Die roman, Het leven is vurrukkulluk, wordt welwillend ontvangen. Hij is inmiddels toe aan echtgenote drie, Lucia van den Berg met wie hij twee dochters krijgt. Dat vaderschap ligt hem niet zo en dat geldt ook voor de moeder. De kinderen worden vaak aan hun lot overgelaten of ondergebracht bij kindermeisjes.

Ook met Lucia houdt hij het niet lang vol, hij ontmoet galeriehoudster Deborah Wolf. Zij mag prinses Beatrix tot haar clientèle rekenen en er staat een hilarisch verhaal in dat Deborah eens een dronken vriend onder de tafel moest verstoppen toen Beatrix onverwacht langs kwam.

Het boek heeft mij wel nieuwsgieriger gemaakt naar het werk van Campert. Ik heb nog niet veel van hem gelezen en zijn gedichten kende ik niet maar wat ik wel heb gelezen bevalt me, zoals de lichte ironie in dit gedicht

“Als Paul van Ostaijen
niet zo jong gestorven was
en nu nog leefde
dan was hij 69 geweest

daar moet je toch eigenlijk
ook niet aan denken”

Verder vind ik het erg leuk om te lezen over het Nederlandse literaire klimaat en er zijn verhalen te over in dit boek. Over zijn losbandige leven, hij heeft zijn leven lang gerookt en gedronken, maar ook over zijn vakmanschap. Zo had hij zijn ‘jawoord’ gegeven om een column met Jan Mulder te schrijven. Dat boezemde hem wat angst in;

“Hij wist hoe gebrekkig zijn zelfdiscipline kon zijn. Maar na een paar maanden CaMu raakte hij eraan gewend. Overdag broedde hij, las zijn kranten, liep door de stad, keek uit het raam, om er aan het eind van de middag voor te gaan zitten. Stond de eerste zin er eenmaal, dan kon hij verder en was het meestal in een uur, anderhalf uur gepiept. Iedere keer lukte het. Tien jaar lang.”

Zijn einde
Over zijn einde had Campert ook al nagedacht. Hij heeft herhaaldelijk geschreven over hoe hij ervoor wil staan als het zover is: met zoveel mogelijk zaken voltooid. Hij zei:

“Eigenlijk zou ik willen dat, als ik doodga, alles precies is opgelost, dat ik geen verleden meer heb…Als ik doodga wil ik niets meer hebben om over te tobben. En dat moet kunnen. Vroeger had je het Polygoon Cineac Journaal, waar op de titelrol een meneertje van krantenpapier geknipt te zien was. Op een gegeven moment rolde hij zichzelf op, tot een klein dingetje dat van het doek aftolde. Zoiets stel ik me voor.”

Een meneertje van krantenpapier dat zichzelf oprolt als het klaar is. Ik vond het een mooi beeld.

Eerder verschenen op Quis leget haec?