"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een soort geluk

Vrijdag, 17 augustus, 2018

Geschreven door: Peter Abelsen
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Turks Fruit in het laboratorium

[Recensie] Het aantal schrijvers dat romans schrijft over romans schrijven is onuitputtelijk. Zou er wel eens onderzoek naar gedaan zijn naar het aantal romans dat over romans schrijven gaat, welk percentage van alle romans? Er zou wel eens veel hoger cijfer uit kunnen komen dan we denken. Natuurlijk is het interessant om over romans schrijven te schrijven, het zal zeker een grote worsteling zijn, dat schrijven. Zeker als je zoals de helft van de Nederlandse schrijvers in een beklemmend religieus milieu bent opgegroeid en daaruit probeert te ontsnappen met de pen. Of dat je een ‘writers block’ hebt omdat je geliefde is weggegaan en je vaker de naar de fles reikt dan je achter het toetsenbord gaat zitten en hoe je daar dan moet uitkomen en dan daar maar over gaat schrijven. En zo nog zowat variaties op de zwaarte van het schrijversdom. Toch heb ik altijd meer respect voor een schrijver als die zich in een heel ander domein dan de zijne verdiept en daar een realistisch beeld van weet te scheppen en beter nog de mensen die in dit domein leven of werken een spiegel weet voor te houden.

Een roman waarin dat laatste goed is gelukt, is Een soort geluk van Peter Abelsen. De wereld waarin de roman zich voor een groot deel afspeelt is het medisch onderzoek. Medisch analist Martin van Houten heeft de hoofdrol, een self-made man die zich via een vage schoolcarrière naar een HBO+ niveau opwerkt om briljant te zijn met analysewerk in het medische laboratorium. We volgen zijn leven vanaf de jaren tachtig tot nu. De roman start met het onderzoek naar een vreemde ziekte die vooral homoseksuelen lijkt te treffen. Net als Martin en zijn team een doorbraak zien gaan anderen er met de buit en het succes vandoor. Martins baas, Norbert Lambrecht, hoogleraar virologie en ondernemende arts, baalt en wil meer dan alleen maar hoogleraar zijn. Hij wil aan de knoppen kunnen draaien, grotere budgetten hebben, zodat hij sneller kan schakelen met onderzoek waar de wereld op zit te wachten.

Net als in andere domeinen raakte de medische wereld in de jaren negentig besmet met de droom van het ultieme kapitalisme. En Lambrecht is de personificatie van deze droom. Hij probeert een eigen lab met privékliniek van de grond te krijgen, wat lukt. Net zoals in de bancaire wereld ging (gaat) dat via schimmige constructies, malversaties, aandelen en transities die het daglicht niet kunnen verdragen. Vergaande privatisering maakt dat de gezondheidszorg en het aanpalende geneesmiddelenonderzoek een gewillig slachtoffer worden van de harde wetten van de economie met als gevolg dat heden ten dagen de universiteiten in de wurggreep van het bedrijfsleven zitten, er ondernemende hoogleraren en andere onderzoekers en medische specialisten de meest dubieuze onderzoeken door willen voeren en het publiek en overheid zich blauw betalen aan veel te dure medicijnen.

Abelsen, vertaler van onder andere Zadie Smith en Jonathan Franzen, schetst in zijn romandebuut een beeld van de medische wereld waar je niet vrolijk van wordt. Omdat het mijn domein niet is heb ik een goede kennis uit de medische wereld de roman laten lezen en haar oordeel was meer dan positief. Een goede zedenschets van een wereld op drift aldus de kennis, knap gedaan.

Foodlog

Ook de andere verhaallijn in Een soort geluk, het persoonlijk leven van Martin en zijn relatie met zijn vriendin Paultje, mag er zijn. Twintiger Martin is geen carrièrejager, hij is een man zonder ambities, hij wordt gebruikt door Lambrecht, maar wil eigenlijk alleen maar bij Paultje zijn, het bed met haar delen en verder niets. Paultje is zijn eerste en lange tijd ook zijn enige liefje. Omdat er ook brood op de plank moet komen slijt hij zijn dagen in het lab, maar lol beleeft hij er niet aan. Naarmate de jaren vorderen treft routine ook de relatie van Martin en Paultje en op een verloren moment gaat hij vreemd met een nogal punk-achtige dame van in de dertig op het lab. Als Paultje er achter komt verbreekt ze de relatie. Martin neemt ontslag in het lab en start met zijn boezemvriend Harry een klusbedrijfje en ze komen ze op het idee om een band te beginnen. Martin koopt een gitaar en neemt les. Ze ontmoeten ene Joris, een vreemde snuiter die anti-kraak woont en zijn geld verdient door op de wallen in een pornobioscoop te werken. Joris blijkt maffe teksten te schrijven en ook nog te kunnen zingen en dan is de band een feit. Ze spelen een woeste mix van jazz, blues en rock&roll, tegen de tijdgeest van de jaren tachtig in en juist daardoor krijgen ze meer optredens. Maar ook hier ontbreekt de passie. Martin neemt gitaarles en zijn docent Erno merkt op een gegeven moment op:

“Je bent een aardig pikkie, Martin, maar ik word gek van die lauwheid van je. In veel opzichten ben je de snelste leerling die ik ooit heb gehad, dus het kan niet anders of je studeert je te pletter, maar je blijft spelen alsof iemand je aan een touw heeft. Je raakt er nooit echt ín, en het zou me niks verbazen als je dat met meer dingen hebt, want volgens mij is het niet van vandaag of gisteren.”

Als er na een optreden in de provincie een confrontatie met locals in de plaatselijke snackbar uit de hand loopt, valt de band uit elkaar. Inmiddels is Harry ook zijn vriendin, Eva, kwijtgeraakt. Ze is van de ene dag op de andere zonder enige toelichting vertrokken. Waarom is een raadsel. Martin keert terug in het lab, in het nieuwe bedrijf van Lambrechts en hij zoekt opnieuw contact met Paultje. Ze verzoenen zich. Martin wil uitzoeken waarom Eva weg is gegaan, hij heeft zich ook altijd tot de vriendin van zijn vriend aangetrokken gevoeld, maar dat nooit durven toegeven. En weer bedriegt hij Paultje.

In alle contacten met de mensen om hem heen, met de mensen die om hem geven weet hij uiteindelijk bijna elke relatie (met zijn ouders, broer, vriend, vriendin, werkgever, ex-van vriend) te verprutsen. En weer wordt hij er door Paultje uitgezet. En zo stapelt Een soort geluk wel zo ongeveer alle vormen van ongeluk opeen. Als lezer snak je naar adem, als Martin weer de volgende stommiteit uithaalt en weer iemand voor het hoofd stoot. Uiteindelijk wordt Paultje ziek, ernstig ziek, ze komen weer bij elkaar en verzoenen ze zich met hun bestaan en de tijd die hen nog samen rest.

Wie de afgelopen decennia nog eens wil doorlopen, moet zeker Een soort  geluk lezen. Hoe leefden we zelf in de nihilistische jaren tachtig, gevolgd door de opportunistische jaren negentig? Wie wilden we zijn, welke dromen zijn er allemaal uitgekomen en vooral, welke niet? Een soort geluk is een roman die ons een spiegel voorhoudt. Een rauw portret van een generatie op drift, ‘the lost generation’ die in de punktijd opgroeide en het ‘no future’ iets te letterlijk nam. Weliswaar is niet iedereen blijven hangen in die tijd, maar dat die tijd deze generatie diep heeft beïnvloed laat Een soort geluk glashelder zien: eerst geen idealen, daarna het grote graaien. Martin doet met het laatste niet mee. Integendeel, maar zijn leven laat zien dat leven zonder ambities ook niet verkiesbaar is. Als het je allemaal niets doet, je werk niet, je privéleven niet, als je altijd maar de boel de boel laat en het laat komen hoe het komt, dan ben je uiteindelijk een grote verliezer en iedereen om jou heen ook. Zijn vriendin Paultje blijkt in alles een prachtvrouw, een vrouw om heel veel van te houden. Als Martin dat beseft, inmiddels eind veertig – de roman is dan al beland in deze eeuw – is het allang te laat.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles