"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een stil vertrek

Zondag, 4 oktober, 2009

Geschreven door: Annette Zeelenberg
Artikel door: Bob Hopman

Allerlei Amerikanen en één verdwaalde engel

De Nederlandse Kathelijne vertrekt naar de Verenigde Staten, op zoek naar een nieuwe baan en een nieuwe start. De keuze voor de VS ligt voor de hand: het land van de vrijheid, de mogelijkheden en de kansen. Voor iemand als Kathelijne – ‘Kay’ in het Engels – die op een dwaalspoor belandt op de grens van inburgering en sociaal isolement, blijken vrijheid en eenzaamheid niet ver uiteen te liggen.

Het laatste heeft bij de opening van de roman de overhand. Het ‘vertrek’ uit de titel heeft al plaatsgevonden, de aankomst in Detroit ook. Maar iets maakt dat Kathelijne de aankomsthal nooit helemaal lijkt te verlaten, en nooit het land echt binnengaat. Ze heeft een baan, maar op een humanities-faculteit (financieel een zinkend schip), waar ze zich bezighoudt met Nederlands-Engelse vertaalwerkzaamheden. Haar collega’s zijn ofwel zeer afstandelijk, ofwel zo opdringerig dat Kay zich genoodzaakt voelt zelf afstand te houden. Haar huisbazin is van Chinese afkomst, huisgenote Dorothee van Zuid-Europese. Een serieverkrachter die rond zou lopen in de buurt weerhoudt Kay ervan ’s avonds het huis te verlaten.

Op deze wijze blijft afstand tot ‘de Amerikaan’ aanwezig. Er zijn wel personages die de autochtone bevolkingsgroep vertegenwoordigen, met als belangrijkste de zelfstandige, kille en hyperamerikaanse collega Lara, aan wie Kay advies vraagt wanneer eenzaamheid en gevoel van onveiligheid bij haar toeslaan.

‘Ik wist niet meer waarom ik het idee had gehad dat ik aan haar kon vragen hoe ik aan een wapen moest komen. […] Lara was zeker tien jaar jonger dan ik, misschien wel meer. Met haar keiharde, glanzende uiterlijk wekte ze de indruk dat ze op elke vraag een antwoord had, dat ze nooit met lege handen zou staan. Toch vroeg ik het.
Haar reactie was zo cool alsof ik niet naar een vuurwapen, maar naar het beste recept voor appeltaart had gevraagd.’

Boekenkrant

Lara wijst de weg, maar niet de ‘Amerikaanse’ weg. Ze geeft het adres van een gesloten indiaanse Vietnam-veteraan die zich Seven Feathers laat noemen, en die pistolen onder de toonbank verkoopt. Zo blijft Kay zich in een buitenstaanderpositie voortslepen: een Nederlander in haar hart, een mislukte immigrant, dolend ergens tussen Seven Feathers (een sociaal verstotene), de seksueel vrije Dorothee (een sociaal geslaagde immigrant) en de onafhankelijke, ijskoude Lara (de onbenaderbare autochtoon).

Met zo’n stereotypische opsomming wil ik geen onrecht doen aan de diepgang die Annette Zeelenberg haar personages geeft; het illustreert wel hoe de schrijfster zeer knap, in een zorgvuldig gecomponeerde setting de feitelijke geslotenheid van het zo ‘liberale’ Amerika schetst. De immigrant komt niet binnen, en wanneer deze zich, zoals Kay, niet in haar immigrantenrol kan schikken, slaan de eenzaamheid, de achtervolgingsangst en het gemis van fysieke affectie hard toe. Bij de lezer roept het de vraag op of er eigenlijk nog wel een essentie is, iets specifiek ‘eigens’ aan de Amerikaanse maatschappij die men toch als bakermat van het Westen beschouwt.

Dan doet Zeelenberg iets vreemds, iets wat haar zo zorgvuldige roman overhoop gooit. Kay ontmoet haar beschermengel. Hij neemt de vorm aan van de gewone, goede man die zij zolang gemist heeft, maar beweert wel degelijk een echte engel te zijn, ongeveer volgens een modern christelijk, clichématig model

‘“Het is heel simpel, ik ben gewoon wie ik ben. Nu ik hier ben woon ik in dit lichaam, als ik ergens anders ben, heb ik misschien een ander lichaam. Maar de essentie verandert nooit. Ik ben een engel. Dat moet je gewoon geloven. En als je het niet gelooft…”
[…]
“Maar als je me niet gelooft, blijf ik een vreemdeling.”’

Wat voegt de engel toe aan de deze roman? Symboliseert hij wellicht de religieus geaarde geest van de Amerikaanse maatschappij, is hij een verpersoonlijking van de religieuze twijfel die zo nu en dan de kop opsteekt bij de hoofdpersoon? Vertegenwoordigt hij in zijn menselijke gedaante een moderne vorm van geloof, waarin een God als zodanig niet meer optreedt, maar zich in de mens openbaart? Het zijn vragen die ik mij achteraf en puur als criticus stel, en die nauwelijks bij mij opkwamen tijdens het lezen van de roman. Immers, het boek stimuleert vragen over doel en betekenis van de engel, of over religieuze motieven in zijn geheel niet, en dat valt de auteur aan te rekenen: een heel interessant motief blijft onuitgewerkt.

De engel is niet op zijn plaats in dit boek, niet omdat er in een roman over de Verenigde Staten geen plaats is voor een engel of andere vertegenwoordiging van religie – integendeel, het land drijft op geloof – maar omdat de engel helemaal geen theologisch debat oproept. Hij maakt ontbijt voor Kay, deelt het bed met haar, geeft haar een steuntje in de rug. Hij helpt haar kortom weer op de been. De disbalans tussen dit engelmotief en de harmonieuze rest van de roman is groot en maakt een coherent, prettig leesbaar debuut tot een werk met veel losse eindjes.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.