"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Eindelijk volwassen

Zondag, 28 februari, 2021

Geschreven door: Frits de Lange
Artikel door: Bert Altena

De wijsheid van de tweede levenshelft

[Recensie] Als ik zondagmorgen naar de plaats rijd waar ik meestal mijn wekelijkse godsdienstoefeningen doe, kom ik ze tegen. In soms sterk fluorescerende kleding gestoken, stuiven ze voorbij op racefiets, mountainbike of op hardloopschoenen. Vaak zijn het leeftijdsgenoten of zelfs nog ouderen. Aan hun van inspanning verwrongen gezichten te zien, lijkt het alsof ze het niet allemaal voor hun plezier doen. Amechtig doen ze hun best de ouderdom voor te blijven, alsof de dood hen op de hielen zit, denk ik dan. Waar de een zijn lichaam oefent, traint de ander haar geest. Of is dat te dualistisch gedacht?

In Eindelijk volwassen doet ethicus Frits de Lange een manmoedige poging om beide te verbinden. Gezond oud worden is een loffelijk streven, maar daar hoort wat hem betreft een specifiek soort wijsheid bij, om het evenwicht te bewaren.
Al eerder publiceerde De Lange over ouderdom. Hij betoonde zich kritisch over de ‘mythe van het voltooide leven’ en de onderliggende babyboomfilosofie van zelfbeschikking en eeuwig jong willen zijn: oud en afhankelijk zijn is voor dummies. Het leven begint bij zestig, of zelfs nog later, en is natuurlijk één groot feest, tot en met het uiteindelijk voor iedereen onvermijdelijk afscheid aan toe.

Dit ideaal van ‘succesfull aging’ is een moderne reactie op het klassieke verhaal dat over de ouderdom wordt verteld, namelijk dat van de geleidelijk neergang. Zoals de bekende ‘trap des levens’ uitbeeldt, zet de lichamelijke, geestelijke en maatschappelijke aftakeling in als je op je hoogtepunt bent aangekomen. Tot je 40e leid je een leven, daarna word je geleid, zoiets.
Tegenover deze twee ‘grote verhalen’ over de ouderdom, voert de Lange het pleidooi voor een alternatief narratief, dat van de ouderdom als levensfase om wijs te worden, om je zelf minder in het centrum te plaatsen, om met meer ontspanning je eigen ouderdom en het naderende einde onder ogen te zien. Een spirituele gerontologie.

De verbinding ouderdom en wijsheid is niet nieuw. Maar de gedachte dat ‘wijsheid met de jaren komt’ en dat oudere mensen per definitie wijzer zijn geworden, is te naïef en houdt empirisch geen stand.
Ook de idee uit de ontwikkelingspsychologie dat een geestelijk gezond mens in zijn of haar leven verschillende stadia doorloopt om te eindigen in de fase waarop men als een wijs mens de balans opmaakt en in vrede het leven kan loslaten, is geen automatisme. Het leven laat zich niet in schema’s vangen. Niet voor iedereen is het weggelegd de ouderdom te bereiken in de sereniteit die de theorie voorschrijft.

Boekenkrant

Om zijn pleidooi voor de wijze oudere te ondersteunen, zoekt De Lange het veeleer in andere bronnen, bij de berustende wijsheid van de bijbelse Job bijvoorbeeld, maar ook in poëzie en mystiek. De manier waarop Elisabeth Eybers, Zuidafrikaanse dichteres in Nederland, haar hoge ouderdom beleeft: “Ik mis mijzelf steeds minder”, spreekt hem aan. Het is de poëtische uitdrukking van de bekende visie die het leven in twee helften verdeelt. In de eerste helft ontwikkel je jezelf en bouw je een leven op in de wereld, de zelfontplooiing; in de tweede levenshelft plooi je naar binnen, verwerkt de lessen van het leven in wijsheid en bezonnenheid. Een vorm van zelftranscendentie die zorgt voor een heilzame correctie op het zelfbeschikkingsverhaal en het in balans brengt, door het, zoals De Lange stelt, te radicaliseren tot een paradox:

“De ultieme zelfrealisatie vindt plaats als je jezelf zo goed leert kennen dat je de gerichtheid op jezelf kwijtraakt en je durft toe te vertrouwen aan dat geheel dat groter en sterker is dan jezelf,” (p.94).

Met die laatste formulering zijn we in de sfeer van de mystiek. Waar het eigen ik minder centraal staat en lichter wordt, is de volgende stap die van de zelfonthechting of het opgeven van het ego.
Met verwijzing naar mystieke tradities in diverse religies en daarbuiten, maar ook met inzichten van andere gerontologen, schetst De Lange de contouren van dit transformatieproces, “van zelfrelativering via zelfverruiming naar zelfonthechting,” (p.138).

Hij is eerlijk genoeg om te erkennen dat het voor hem zelf nog te hoog gegrepen is zich “joyeus op het pad van de zelfonthechting te begeven,” (p.147) of door ego-onthechting “zijn eigen doodsangst te verminderenm” (p. 171). Hij verbaast zich over het hoogbejaarde publiek bij een van zijn lezingen, dat schouderophalend reageert op zijn pleidooi je tegen de dood te verzetten. “Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat in het late leven doorgaans de doodsangst eerder afneemt dan toeneemt?” vraagt hij zich verwonderd af (p.175).

Zo krijgt dit boek op het eind het karakter van een persoonlijke queeste. Schrijft iedere auteur niet altijd in de eerste plaats voor zichzelf?

Gelukkig mogen wij, op welk stadium van de levensweg je je ook bevindt, met hem meekijken en kunnen we ons voordeel doen met de inzichten die De Lange her en der verzameld heeft. Hij heeft de antwoorden niet, maar reikt wel bouwstenen daarvoor aan.

Uiteindelijk loopt ieder mens zijn of haar eigen pad, ook in de ouderdom. Dit boekje kan daarbij een aardige gids zijn. Want, zoals ik zelf ooit in één van mijn godsdienstoefeningen heb geleerd: “Wie luistert naar de lessen van het leven, schaart zich onder de wijzen” (Spreuken 15 vers 31).

Eerder verschenen op Nieuw Wij en op Bert Altena

Boeken van deze Auteur: