"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Elf

Donderdag, 14 januari, 2010

Geschreven door: Daniel Rovers
Artikel door: Daan Stoffelsen

De prachtige details van een ontbrekende vriendschap

Dit is een portret. Van Willy, van Leen, Loza, Mehrdad, Jette, Antoon, Emese, Mauro, Tessel, Olivier, van Daan. Van een generatie van twintigers, dertigers, veertigers, verloren in plezier of illusies. Van Brussel. Van intimiteit en taal. Elf, het debuut van essayist en literatuurwetenschapper Daniël Rovers, is een wondermooi tableau-vivant met kleurrijke details en één hiaat – dat de personages verbindt.

Neem Tessel, een Nederlandse lerares NT2 wier gelukkige jeugd haar parten speelt – ‘je wordt namelijk nooit meer zo gelukkig als toen‘ -, die hypochonder is, een ‘uitgesproken talent voor nostalgie’ heeft, en een appartement deelt met een architecte die liefdesverdriet een negentiende-eeuwse emotie vindt. Tessel, die regelmatig tegen het idee, ‘pijnlijk als een maagkramp’, aanloopt, ‘dat ze nu al jaren probeerde haar leven een andere richting op te sturen, zonder dat er zich ook maar een glimp van de bestemming had afgetekend’. En die zo lacht:

‘Wanneer ze lachte, hield ze beide handen voor haar mond, alsof ze op het punt stond te gaan niezen. Als een anekdote of een grap echt hilarisch was, legde ze die handen op haar buik, boog voorover en ademde diep in, als in een geste naar degene die haar aan het lachen had gemaakt. Zoals bij iedereen van wie de lach zich laat beschrijven, leek ook Tessels lach soms geacteerd, wat er dan weer tezelfdertijd de charme van uitmaakte. Het was een intelligent, bewust “hahaha”; gecontroleerd verloor Tessel de controle over haar gezicht.’

Dat is een volstrekt geloofwaardig detail, en Rovers blinkt uit in zulke details: hij observeert en toont inzicht in mens én taal. Tegelijkertijd vormen de details samen niet een bewegend beeld, maar
een stilstaand portret. In tegenstelling tot wat zijn aan Marcel Schwob ontleende motto (‘De biograaf […] kiest uit het menselijk mogelijke het unieke.’) doet verwachten, vertelt Rovers geen verhaal, er gebeurt niets. We volgen niet iemand, we zien iemand en krijgen een geschiedenis, karaktertrekken, eigenaardigheden aangereikt. Stelt iemand de vraag waar Elfover gaat, dan kun je dat niet in één, of vooruit, elf zinnen met persoonsvorm zeggen. Nee, dit gaat over mensen. Echte mensen, niet vrij van eigenaardigheden, maar wel consistent, geloofwaardig.

Boekenkrant

De losbollige Amerikaan Loza is bijvoorbeeld perfect in character, van zijn relaties met drie vrouwen tegelijk tot zijn besluit die ene te trouwen die zwanger van hem wordt. Hij is ‘een echte optimist; een beslissing wenste hij nooit te beschouwen als de uitweg die hem overbleef’. Of neem Antoon, die meisjes niet in de ogen durft te kijken, maar ze wel al kent voor hij ze gesproken heeft. Hij is verantwoordelijk voor deze prachtige observatie: dat meisjes ‘hun schouder naar je toe [draaiden] als ze met je spraken en sloegen onderwijl hun ogen neer. Ze zetten als het ware de vlucht in, renden weg terwijl ze over hun schouders keken waar de grote sterke jager bleef.’

Antoon, nog maagd, is wel een extreem voorbeeld van deze representanten van de generatie die, geboren in de jaren zeventig en tachtig, iets ongerichts, onvervulds probeert te duiden. Ze vechten elk hun eigen strijd met hun verwachtingen en de omstandigheden, en dat is uiterst realistisch en bijzonder triest. Het is misschien ook de verklaring voor het hiaat waartegen ik bezwaar maak in Elf: Rovers weet van dit elftal geen team te maken. De portretten zijn uit details, anekdotes, geschiedenissen opgebouwd, maar de personages verhouden zich amper tot elkaar. Hoofdpersonen uit hoofdstukken duiken op als bijfiguur in andere, maar het individu moet het in al zijn naakte eenzaamheid zonder hulp en raad doen, zonder uithuilmaatjes of discussieerdrankfestijnen. Zonder ook meestal de aanwezigheid van een partner.

Of is het ontbreken daarvan juist het betekenisvolle? Moet de conclusie zijn dat deze generatie geen sociale generatie is? Misschien niet. In de epiloog voert de verteller het beeld op van een maaltijd met vrienden, elf vrienden, en het (terecht gebruikt hij het woord ‘banaal’) inzicht ‘dat alle aanwezigen aan tafel er over enkele decennia niet meer – nooit meer – zouden zijn’. Dat gevoel is uiterst herkenbaar en gaat lijnrecht tegen mijn tentatieve conclusie in. Deze vereeuwiging, zegt de verteller, is een daad van vriendschap. Dat in die vereeuwiging de vriendschap blijkbaar een minor, te verwaarlozen detail is, is licht paradoxaal. Maar het past, het klopt bij deze generatie van individuen. Eenzaam, zonder grote idealen gaan ze voort. Zij blinken uit, zij zijn bijzonder, maar voelen zich amper gewaardeerd.

Elf is een ander lot beschoren. Rovers’ debuut blinkt uit, is bijzonder, en krijgt mijn volle waardering.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.