"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

En in de nacht een riem

Vrijdag, 13 december, 2019

Geschreven door: Chrétien Breukers
Artikel door: Elisabeth Francet

De pijngrens voorbij

[Recensie] Thomas Meerman ligt met hoge koorts in bed. Al jaren droomt de zieke schrijver van “het ideale, niet-gebeurende verhaal, een verhaal als talloze, uit een hoge hoed getoverde, nergens heen lopende konijnen”. Hij ijlt. En jawel, uit zijn koortsdromen springt zo’n konijn tevoorschijn, in de vorm van een obsessie voor Leonie en Jitka, de twee vrouwen die uit Thomas’ leven zijn verdwenen. Leonie of Jitka? Hij weet het niet. Beiden? Hij droomt dat hij, Leonie en Jitka voorgoed met elkaar verbonden zijn.

In de roman En in de nacht een riem voert de Nederlandse dichter en auteur Chrétien Breukers (1965) als protagonist een schrijver op, die geënt lijkt op hemzelf. Een schrijver die zich – van de eerste tot de laatste zin – zo lamlendig voelt dat hij nauwelijks kan bewegen.

Thomas Meerman denkt terug aan zijn jeugd als “een zak vol bakstenen om zijn nek”. Hij doet zijn best om zich een gelukkig moment te herinneren. Leonie, zijn eerste grote liefde, betekende het einde van zijn jonge jaren. Ze kregen twee dochters. Leonie lepelde hem leeg en hij haar. Ze schraapten nog wat op de bodem, maar het was op. Toen kwam de zestien jaar jongere Jitka in zijn leven.

Echt schrijven lukt Thomas al enige tijd niet meer. Sinds Leonie en Jitka weg zijn, is zijn taal leeg. Tussen twee koortsaanvallen tuurt Thomas in de voorraadkast. Hij hoeft nog niet naar de supermarkt. Hij eet bijna niets, uit angst om zijn obsessie voor de verdwenen Leonie en Jitka kwijt te raken. Beiden weigerden zijn muze te worden. Hij kijkt naar films waarin met pijn wordt geëxperimenteerd, droomt dat Leonie en Jitka over zijn lot beslissen. Ze gooien het op een akkoordje, blijven op een afstand naar hem staan kijken. Hij is hun speelkaart. Ooit gaven zij zich over aan hem, onderwierpen zich aan de pijn en het genot. Nu ligt híj daar, weerloos.

Heaven

De poëzie heeft Thomas achter zich gelaten. “Losse woorden vliegen hem naar de keel.” Hij schrijft verbrokkeld, een beetje zoals de series waaraan hij verslaafd is. Jitka zei dat hij een eigen taal moest zoeken, een nieuwe taal. Daar is Thomas al jaren mee bezig; hij vindt alleen brokstukken, losse zinnen. Is dat zijn nieuwe taal? Sinds 2016 schrijft hij En in de nacht een riem. Het meeste heeft hij weggegooid of geschrapt. Er zijn alleen fragmenten gebleven. Thomas ziet verschillende opties: hij kan op gruwelijke wijze het verleden vermoorden, er een verhaal van maken, het volhangen met fictie, of het negeren.

Een substantie die de losse fragmenten met elkaar zou kunnen verbinden, is er aanvankelijk niet. Handig ontwijkt Thomas een mogelijke rode draad: de waarheid. Zijn verhaal hangt met haken en ogen aan elkaar, is vormeloos, brokkelig. Koel, afstandelijk, bijna zakelijk, beschrijft Breukers Thomas’ gedachten en fantasieën. Elk sentiment wordt onderdrukt.

Overdag kun je makkelijk doen alsof de waarheid er niet toe doet, ’s nachts niet. Thomas kijkt naar series, waarin hij overeenkomsten zoekt met zijn eigen leven. Uren en dagen propt hij vol met series om zo min mogelijk aan Leonie en Jitka te denken. “Buiten de serie is het woest en ledig.” Hoe dan ook leiden beelden, dromen en herinneringen hem terug naar het verleden, naar de plek waar de pijnbank, de waarheid, wacht. Verhalen beginnen te klonteren in zijn hoofd.

Uit melancholie en pijn spinnen woorden een dunne, rode draad. Thomas verzet zich tegen de tekst die ontstaat. Hoe ga je om met de pijngrens? Ga je erdoor of niet? Is de riem oké? Voor hem is de riem prima. Hij denkt aan sadistische porno. Iedereen moet gestraft worden: Leonie, Jitka, hij, liefst allemaal samen. “Heel veel verschil maakt het niet, pijn geven of pijn hebben.” Hij blijft zich tegen het verhaal verzetten dat zijn leven zou kunnen zijn; zijn dromen worden steeds gewelddadiger. De pijn is allesoverheersend.

De koorts houdt aan. Uit Thomas’ hoofd groeit een gewei. Ooit was hij een sterk dier. Een stervend dier is het eenzaamste beeld dat je kunt bedenken. “Er is niemand die een hand op zijn kopt legt. Hij moet de oversteek alleen maken.” In een ultieme droom lopen Leonie en Jitka voorop. Ze marcheren, nemen hem mee, binden hem vast. De vrouwen onderwerpen hem aan pijn boven een grens. “Dit is geen literatuur”, zegt Leonie. “Dit is het echte leven”, vult Jitka aan en haalt de riem boven. Met terugwerkende kracht wikkelt de pijn zich als een rode draad van waarheid om zijn geestesflarden, spoelt zijn leven terug als een film, schept een verhaal.

Wat laat Breukers zijn boek bloeden! Meedogenloos geselt hij zijn protagonist tot die door de knieën gaat en zich alsnog overgeeft aan de waarheid en het verhaal dat zijn leven is. De kans is groot dat ook de lezer zich ietwat beurs zal voelen na het lezen van deze genadeloze, excentrieke roman. Laat de poëtische kracht ervan de pijn overstemmen.

Eerder verschenen op Mappalibri en op Geendagzonderboek

Boeken van deze Auteur: