"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

En we noemen hem

Dinsdag, 2 maart, 2021

Geschreven door: Marjolijn van Heemstra
Artikel door: Philipp van Ekeren

“De mythe is een ui en heeft geen hart

[Recensie] In elke familie doen verhalen de ronde. Over gebeurtenissen, lotgevallen, avonturen en perikelen van bloedverwanten. Meestal zijn de onderwerpen zodanig beladen zodat er alleen tijdens familiaire samenkomsten openlijk over wordt gesproken. Legendes over trouw en onmogelijke liefdes. Maar het handelen van verre familieleden tijdens de bezetting voert de boventoon. Vooral als de alcohol de tongen losweekt. Meestal worden de mythes onderverdeeld in goed en fout. Nooit over het grijze gebied. De aangenomen waarheid over mythes blijkt vaak onbetrouwbaar. Het verschil tussen held en verrader is minimaal.

“Een held als blauwdruk voor mijn zoon.”

Dit is het uitgangspunt van het boek van Marjolijn van Heemstra. Een vaag verhaal over een moedige bommenneef Frans Julius Johan van Heemstra, wordt al decennia doorgegeven in de familie. In december 1946 heeft deze neef een verrader in Den Haag laten ombrengen door een bomaanslag. Deze man zou in 1942 verantwoordelijk zijn voor de arrestatie van 12 Engelandvaarders op landgoed Ockenburgh. Frans is kinderloos overleden. Op 18-jarige leeftijd heeft de hoofdpersoon het enige aandenken aan hem, een ring met een blauwe steen, gekregen van haar grootmoeder met de opdracht om zijn naam te prolongeren middels een mannelijke erfgenaam. En nu is zij zwanger en weet al dat het een jongetje gaat worden. Zal zij haar kind vernoemen naar deze heldhaftige neef?

Enige twijfel hierover is gerezen. Niemand in de familie weet zeker wat er nu eigenlijk is gebeurd. Herinneringen zijn wazig en vanzelfsprekend nooit uit de eerste hand. Ze besluit op onderzoek te gaan om deze heldendaad te verifiëren. Want zij wil natuurlijk zeker weten dat haar zoon niet wordt vernoemd naar een misdadiger. Hier hangt het dus vanaf.

Boekenkrant

“Ik weet niet eens meer of dit verhaal nog wel over moed en rechtvaardigheid gaat, misschien gaat het inmiddels over spijt en chaos niks is zeker.”

De lezer wordt meegetrokken in haar enerverende speurtocht met een duidelijk tijdslimiet: haar bevalling. Haar mobiliteit neemt door haar toestand én haar bezorgde vriend D. zienderogen af. Vooral als de zwangerschap niet optimaal verloopt. En tevens gaan hormonen ook een rol spelen. De vervlechting van deze twee verhaallijnen geven het boek een dynamisch en spannend verloop. Bijna obsessief reist ze van hot naar her en praat met iedereen die haar mogelijk duidelijkheid kan geven. Zelfs met de familie van de slachtoffers. Allemaal tevergeefs. Ook duikt ze in de archieven en maakt daar kennis met de onbekende wereld van archief(be)zoekers.

Omdat het verhaal vanuit de eerste persoon wordt verteld, raakt de lezer snel betrokken bij de verwarring en twijfel. Het wordt persoonlijk. De vader, steevast aangeduid met D., geeft haar eerst de ruimte met haar zoektocht. Naderhand wil hij haar alleen nog afremmen wanneer haar zwangerschap te zwaar wordt. Dat lukt hem niet meer.

“We doen alsof we van alles willen leren en begrijpen van het verleden, maar uiteindelijk zitten we vooral naar onszelf te staren.”

De hoofdstuktitels maken er een count down van: het aantal weken voor de geboorte. Het grappige is dat dit heel goed werkt voor de spanning in het verhaal. Meer verkregen informatie geeft juist geen duidelijkheid. Een race tegen de klok. Marjolein van Heemstra beschrijft dit alles heel levendig. Het ongeduld en de deadline worden voelbaar. Maar ook de impact van een zwangerschap op een vrouw. En dat is een compliment.

De strijd tegen het element tijd is een rode draad door deze uitgave. Van het aftellen naar de bevalling, het bezoek aan het Friese planetarium van Eise Eisinga die “de tijd meester wilde worden”. Zelfs de protagonist Billy Pilgrim uit de Magnus Opus Slachthuis 5 van Kurt Vonnegut komt langs omdat hij de gave heeft om door de tijd te reizen”

“… Alles beweegt in grote en kleine kringen, in zoveel manieren om de tijd op te delen.”

Jammer is dat de schrijfster aan het eind van het boek aan de lezer verklaart dat ze een aantal, niet ter zakendoende, feiten in het relaas heeft veranderd. Dan hebben we het over ‘borrelnootjes’ in plaats van taart, een ‘draaideur’ in plaats van een ‘schuifdeur’. De meldingen van deze futiliteiten doen afbreuk. Zelfs haar wederhelft D. vraagt haar direct “of een verhaal per se moet kloppen?”. De vraag is of we hier te maken hebben met een persoonlijk verslag van een zoektocht tijdens een zwangerschap, of dat we een fictieve roman lezen. Dat maakt voor het verhaal namelijk niets uit. Geen enkele schrijver is verantwoording schuldig wat mij betreft.

Ik moest er langzaam inkomen, maar uiteindelijk heeft het boek mij wel weten te pakken. En het behandelt natuurlijk ook een universeel thema: verhalen versus feiten. Altijd boeiend. De omslag kan mij niet charmeren. Vallend tussen de sterren associeer ik niet met ‘een zoektocht naar feiten?’ Ook al is deze queeste oneindig gelijk het heelal. Maar dat kan beroepsdeformatie zijn.

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken