"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ettore Sottsass and the Poetry of Things

Donderdag, 1 maart, 2018

Geschreven door: Deyan Sudjic
Artikel door: Peter van Kester

De verwarrende complexiteit van Ettore Sottsass

[Recensie] Vorige maand annuleerde het Stedelijk Museum Amsterdam de voor april geplande tentoonstelling over ontwerper-architect Ettore Sottsass (1917-2007). Omdat ik voor deze expositie zaalteksten schreef, las ik eindelijk de in 2015 verschenen biografie Ettore Sottsass and the Poetry of Things. Een diepgravende studie, geschreven door design-criticus Deyan Sudjic die Sottsass goed gekend heeft. Sottsass is negentig geworden en was een complexe persoonlijkheid. Hij ontwierp de eerste Italiaanse computer, maar maakte tegelijk ambachtelijk keramiek, sieraden en zilver; hij was een overtuigd pacifist maar vocht tot het einde van de Tweede Wereldoorlog aan de zijde van de fascisten; hij bewoog zich in gevestigde culturele kringen, maar ook in de alternatieve scene van hippies en beat poets; hij was opgeleid als architect, maar ontwikkelde zich tot industrieel ontwerper. Ondanks zijn veelzijdige talenten werd hij pas rond zijn 65ste bekend toen hij de Memphisgroep oprichtte. Hij omarmde het functionalisme, maar vond het te eenzijdig verrijkte het met kleur, vorm, humor en zelfs spiritualiteit. Hij was een aartstwijfelaar, maar werd een goeroe voor de protestgeneratie van de jaren 60. Zijn werk is dermate boeiend dat het pijnlijk is dat de tentoonstelling aan Nederland voorbijgaat.

Ettore Sottsass and the Poetry of Things is opgedeeld in negen hoofdstukken. Zij vertellen  het levensverhaal van Sottsass vrijwel chronologisch. Twee hoofdstukken gaan over zijn oorlogservaringen en vormen de spil van het boek. Sottsass was aan het einde van de oorlog 27 en waarschijnlijk ernstig getraumatiseerd. Trok hij daarom met de hippies van de generatie nà hem naar het Verre Oosten? Als een inhaalmanoeuvre, zoekend naar alternatieven voor de westerse consumptiemaatschappij? Het is de overtuiging van biograaf Sudjic en ik neig hem gelijk te geven. De biografie bevat ook dagboekfragmenten van Sottsass en zijn eerste vrouw Fernanda Pivano.

Oorlogservaringen

Ettore Sottsass werd in 1917 geboren in Innsbruck dat toen onderdeel was van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Uit een Italiaanse vader en een Oostenrijks-Duitse moeder. Zijn vader was architect en de jonge Sottsass trad in zijn voetsporen. Het gezin vestigde zich na de Eerste Wereldoorlog in Trentino dat net Italiaans geworden was. Op zoek naar meer werk verhuisde de familie in 1929 naar Turijn. Sottsass volgde er het lyceum en een architectuuropleiding. Op zijn 19e werd de apolitieke adolescent lid van de Italiaanse fascistische partij zodat hij een paspoort kreeg. Daarmee reisde hij in 1937 naar Parijs waar hij vooral moderne kunst zag. Picasso’s Guernica maakte een verpletterende indruk op hem: hij kwam terug als een ander mens, schreef hij zelf. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht hij als luitenant aan diverse fronten. Eerst in de Alpen en het westfront in Frankrijk, vervolgens in Bosnië, Montenegro en Servië, Duitsland en tenslotte in Italië. Hij was getuige van genocide in Bosnië, zag zijn manschappen afgeslacht worden in een hinderlaag, leed honger en bivakkeerde in de winter van ’44/45 enkele maanden in een spoorwegtunnel, verstoken van vrijwel alle nieuws. Tot de laatste dagen in 1945 koos hij de kant van de fascisten. Opmerkelijk is dat zijn vriendin en latere vrouw Fernanda Pivano die hij ontmoette in 1938, sympathiseerde met de anti-fascisten. Zij kwam uit een rijke bankiersfamilie, sprak vloeiend Frans, Duits en Engels en vertaalde op aandringen van haar leraar Cesare Pavese Engelse literatuur van eigentijdse schrijvers in het Italiaans. Daarom had zij direct contact met schrijvers als Hemingway, Pound en de beat poets Allen Ginsberg en Jack Kerouac. De ambitieuze èn begaafde Sottsass ontmoette hen via haar, maar sprak nauwelijks Engels en zat er meestal zwijgend bij. Wel nam hij duizenden foto’s. Pivano vertaalde voor hem teksten van De Stijl-beweging. Ook introduceerde zij Sottsass bij uitgever Mondadori en de Agnelli familie. Voor zowel Giorgio als Giovanni Agnelli ontwierp Sottsass interieurs. Zij stelde hem voor aan Alice B. Toklas, ooit de vriendin van Gertrude Stein die ontmoetingen regelde met Picasso en Brancusi. Hun relatie was niet probleemloos. Toen Pivano na de oorlog met Sottsass wilde trouwen – “Hij had het lichaam van een atleet en de looks van een filmster” noteerde zij in haar dagboek – reageerde Sottsass afwijzend. Hij zag het nut van trouwen niet in. Gepikeerd vertrok zij naar Rome, waar zij een Amerikaan huwde van wie zij een jaar later alweer scheidde. In 1949 trouwden Sottsass en Pivano alsnog. Zij vestigden zich in Milaan en voerden er een rijk bohemien huishouden, waar drank en marihuana altijd beschikbaar waren. Het huwelijk duurde tot 1976.

Boekenkrant

Design als meditatie

Na de oorlog was Sottsass actief als (interieur)architect en kunstenaar. Hij ontwierp bijzondere interieurs, waarin de ruimten in elkaar overvloeiden en kleuren voor samenhang zorgden. In 1956 reisde Sottsass met zijn vrouw naar Amerika, waar hij bekende schrijvers en pop art kunstenaars ontmoette. Hij leerde er de Amerikaanse consumptiemaatschappij kennen en werkte drie maanden voor de gevierde ontwerper George Nelson. Geleidelijk bouwde hij een praktijk op als industrieel ontwerper. Voor Olivetti ontwierp hij in 1959 de eerste computer. Omdat hij zich niet aan de industrie wilde ‘uitleveren’ trad hij niet in dienst, maar werkte hij als onafhankelijk consultant met een eigen studio. De relatie met directeur Roberto Olivetti was zo bijzonder dat het bedrijf een ziekenhuis in Californië regelde, toen Sottsass in 1961 een ernstige leveraandoening had opgelopen. Drie maanden lang onderging hij daar de nieuwste medische behandelingen die zijn leven redden. In Californië ontmoette hij hippies en beatniks die in vrijwel lege interieurs woonden, zittend op tweedehands meubilair, uit protest tegen de consumptiemaatschappij. In 1961 reisde Sottsass naar India dat een diepe indruk op hem maakte. Hij was alsof hij er thuiskwam. De sensuele kleuren en geuren, de sacrale architectuur en de hindoeïstische wijsheden beïnvloedden hem diepgaand. Al deze ervaringen verwerkte hij in experimentele meubels voor Poltronova, een alternatieve meubelfabriek in Toscane, waar hij artistiek directeur was. En in diverse series Tantra en Yantra keramiek: vazen om bij te mediteren en je bewustzijn te verruimen; om de door overconsumptie verwarde geest tot rust te brengen.

De radicale Sottsass

Deze originele producten, zijn talloze tijdschriftartikelen en zijn charismatische persoonlijkheid maakten Sottsass tot een goeroe binnen de Architettura Radicale. Deze Italiaanse protestbeweging was een vergaarbak van jonge architect-ontwerpers die zich  wilden bevrijden van de consumptiemaatschappij. Terwijl hun vaderland werd geteisterd door politieke bomaanslagen en ontvoeringen, zochten zij alternatieven. Zij waren gevoelig voor de ideeën van Sottsass die scherp inzag hoe gebruiksvoorwerpen op mensen kunnen inwerken. Hij zag design als een manier om dingen te ontwerpen die mensen zouden ‘helpen om te leven’. Toen hij in 1970 een vriendin in Barcelona kreeg, volgden enkele heftige jaren van crisis en herbezinning, zowel persoonlijk als zakelijk en creatief. Omstreeks zijn zestigste verjaardag vond hij een nieuw evenwicht. Eerst via radicale meubels voor Alchymia en vanaf 1981 via de Memphisgroep die hij oprichtte met jonge ontwerpers. Memphis schudde de designwereld wakker en maakte hem wereldberoemd. Hij werd opnieuw actief als architect en bouwde wereldwijd huizen waarin kleuren en geometrische volumen de toon zetten. Tot aan zijn dood in 2007 bleef Sottsass verrassen met experimentele, energieke meubels, glasobjecten, keramiek, zilver en tekeningen in gelimiteerde oplagen.

Wat de biografie zo rijk maakt is niet alleen het fraaie Engels van Sudjic, maar ook zijn uitweidingen over historisch-maatschappelijke ontwikkelingen. Zo beschrijft hij nauwkeurig en uitgebreid de complexe politieke situatie voor en na de Wereldoorlogen in Europa. Hij verklaart hij de geschiedenis en de neergang van de verlichte ondernemersfamilie Olivetti vanuit het perspectief van de post-industriële samenleving. En tekent levendig het extremistische, terroristische klimaat van het na-oorlogse Italië, waarin Sottsass opereerde. Daarom is het jammer dat het boek alleen portretfoto’s van Sottsass en zijn ouders bevat en niet van zijn werk. Voor de niet ingevoerde lezer zal het lastig zijn zich daarvan een beeld te vormen.

Ontgoocheling

Voor mij was het lezen van deze biografie ontgoochelend. Ik studeerde in 1984 af op Sottsass en was altijd gecharmeerd van zijn veelzijdigheid, zijn vredelievende, genuanceerde teksten en kritische twijfel. En natuurlijk van zijn serene, originele werk. In mijn ogen een geniale ontwerper die binnen het naoorlogse industriële designlandschap originele wegen bewandelde. Hoe valt dat te rijmen met de kieskeurige, soms kleinzielige persoonlijkheid die uit de biografie opdoemt? En met zijn fascistische verleden? Achteraf is het makkelijk oordelen. Misschien verging het Sottsass wel net zo als Lucebert? Diens ervaringen in nazi-Duitsland maakten hem, volgens zijn biograaf Wim Hazeu, waarschijnlijk tot een overtuigd pacifist.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles