"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Europa: de eerste 100 miljoen jaar

Maandag, 2 maart, 2020

Geschreven door: Tim Flannery
Artikel door: Clara Groot Crego

Fantastisch avontuur door de tijd en de ruimte van het continent Europa

[Recensie] Tim Flannery is een Australische paleontoloog met een bijzondere liefde voor het Europees continent, waaraan hij met zijn nieuwe boek Europa: de eerste 100 miljoen jaar een ode heeft geschreven. In een van de eerste paragrafen nodigt hij ons uit met hem in een imaginaire tijdmachine te stappen, waarmee hij ons meeneemt op een fantastisch avontuur door de tijd en de ruimte van het continent Europa. We duiken de zoute zeeën in op zoek naar de laatste plesiosaurussen die nog rond de vroege archipel zwommen die Europa 100 miljoen jaar geleden was. We maken de meteorietinslag van 66 miljoen jaar geleden mee en zien het tijdperk van de dino’s voor onze ogen uitbloeien. We wandelen over de uitgebreide steppen van de ijstijden en komen daar de indrukwekkende mammoet, oeros en sabeltandkat tegen. En we maken ook kennis met onszelf, een hybride bastaardsoort die haar eigen voorouders wegconcurreerde.

Fauna en flora

Flannery mag dan wel de tijdsmachine niet als eerste bedacht hebben, het is wel verreweg zijn leukste idee in Europa: de eerste 100 miljoen jaar. Met zijn kennis en verbeeldingskracht weet Flannery het Europees landschap van elke geologische periode, compleet met fauna en flora, schitterend te beschrijven. De hoeveelheid informatie is vaak zo groot dat de details soms moeilijk uit elkaar te houden zijn. Maar de grote lijnen waarlangs het Europese continent tussen 100 miljoen jaar geleden en nu veranderd is blijven je bij, van de tropische dinowereld tot het ijzige pleistoceen en het dichtbevolkte, stedelijke landschap van nu. Het is bijna ongelooflijk hoeveel gezichten Europa wel niet gekend heeft en juist dat maakt Flannery’s boek zo fascinerend. Sommige gebeurtenissen, zoals de massa-extinctie in het Krijt of de plotse verdamping van de Middellandse Zee, miljoenen jaren later, zijn zo snel verlopen en hebben tot zulke drastische veranderingen geleid, dat je je er nauwelijks een voorstelling van kunt maken.

Uitgestorven diersoorten

Dans Magazine

Jammer genoeg worden de interessante delen van het boek vaak onderbroken door monotone opsommingen en beschrijvingen van uitgestorven diersoorten, waarvan de Latijnse namen zonder betekenis blijven en je daarom al snel weer vergeet. Vaak duikt zo’n naam later weer op, maar zonder dat Flannery je er even aan herinnert bij welk dier die ook weer hoorde. Het gevoel dat je zelf in die primitieve natuur rondloopt bent je dan snel kwijt.

Europa: de eerste 100 miljoen jaar is echter niet alleen een beschrijvend, maar ook een verklarend boek. Flannery weet op interessante en duidelijke wijze wetenschappelijke concepten uit te leggen. Zonder veel moeite brengt hij de lezer op de hoogte van de ingewikkelde wisselwerking tussen de continentendrift, het weer, de wereldtemperatuur en -zeespiegel en de Europese fauna en flora. Bovendien laat hij ons kennismaken met een bonte groep wetenschappers die allemaal bijgedragen hebben aan onze huidige kennis van de Europese natuurlijke historie. Zo erkende de al lang in vergetelheid geraakte Frederick Nopcsa als de eerste dat de dino’s op de Europese archipel dwergen waren. En hebben we onder anderen aan de archeoloog V. Gordon Childe het inzicht te danken dat de vroege Europese samenleving voornamelijk gevormd is door migrerende volkeren uit het oosten.

Half-krankzinnige wetenschapper

Ergerlijk is wel dat Flannery vaak meer nadruk legt op de excentrieke kantjes en tragische levens van deze mensen dan op hun bijzondere levenswerk. Soms lijkt het bijna alsof je een roddelblad aan het lezen bent in plaats van een wetenschappelijk boek. Meerdere bladzijden wijdt Flannery bijvoorbeeld aan Nopsca’s megalomane fantasie koning van Albanië te worden en aan Childe’s obsessie met snelle auto’s, zijn marxistische ideeën en zelfmoord besteedt hij aanzienlijk meer woorden dan aan diens wetenschappelijke bijdragen. De overdreven en zelfs spottende toon die hij daarbij aanslaat roept gemakkelijk het oude en foute stereotype van de wereldvreemde of zelfs half-krankzinnige wetenschapper op.

Na het eerste deel van het boek, dat aan de 97 miljoen jaar voor de aankomst van de mens gewijd is, bespreekt Flannery in een paar hoofdstukken de bloei van homo sapiens in Europa. Grote nadruk legt hij op het belang van migratie en hybridisatie in de evolutie van onze soort. Het was immers niet de ‘raszuivere’ mens die in Europa triomfeerde, maar de bastaardkinderen die hij samen met de Neanderthaler verwekte. Het succes en de alomtegenwoordigheid van hybride soorten is een belangrijk en terugkerend thema in Europa: de eerste 100 miljoen jaar, dat daarmee een goede weerspiegeling van de meest recente en verrassende vondsten in de evolutiebiologie vormt. Zo maakt Flannery duidelijk dat zowel de oude, ‘inheemse’ als de modernere Europese fauna en flora voornamelijk uit migranten en hybriden bestaat. Conservatiebiologen kommeren zich vaak om de ‘zuiverheid’ van dier- en plantensoorten, maar Flannery heeft gelijk: migratie en hybridisatie zijn altijd al deel van de natuur geweest en bieden nieuwe, interessante evolutionaire routes aan.

Conservatiebiologie

In zijn laatste hoofdstukken leidt Flannery ons binnen in een paar cruciale en controversiële debatten uit de conservatiebiologie. Een van de problemen daarin is de vraag of soorten die tegenwoordig als exoten beschouwd worden maar duizenden of miljoenen jaren geleden door Europa dwaalden, opnieuw in de Europese natuur zouden moeten worden uitgezet. De leeuw en de olifant, die zich tijdens het pleistoceen prima thuis voelden in het noorden, zijn volgens Flannery daarom in Europa net zo inheems als in Afrika. Nog ambitieuzer – of dromeriger – is de gedachte van ‘de-extinctie’: het herscheppen van reeds uitgestorven soorten via genetische manipulatie. Zowel het uitzetten van bestaande als het terugbrengen van uitgestorven soorten stuit op een groot aantal praktische en wetenschappelijke problemen, maar Flannery betoont zich er een enthousiast voorvechter van.

Op het einde van zijn boek schetst Flannery zijn ideaale Europa van de toekomst: een nieuwe wildernis, bruisend van de grote zoogdieren – mammoet en al – die in harmonie leeft met een stabiele menselijke bevolking. De mens heeft leren zorg te dragen voor de natuurlijke schatten die hem omringen en deelt zijn land ermee.

Nieuwe wildernis

Ik vrees echter dat dit helaas een irreële idylle is. We hebben nog lang niet het wetenschappelijke punt bereikt dat nodig is om “de-extinctie” waar te maken. Bovendien staat de wereld op de drempel van grote veranderingen, die gedeeltelijk niet meer te stoppen zijn. Het is dus naïef te menen dat Europa zich in de nabije toekomst zou kunnen omtoveren tot een stabiel, pleistoceen-achtig ecosysteem. Daarenboven kun je je afvragen hoe samenhangend Flannery’s pleidooi eigenlijk is. Maar een paar tientallen bladzijden nadat Flannery nadrukt heeft gelegd op de veranderlijkheid van de natuur, pleit hij voor het terugbrengen van een tijdperk dat al lang voorbij is. Waarom zou dan wel de mammoet heropgewekt moeten worden, en niet bijvoorbeeld de Europese plesiosaurussen van 100 miljoen eerder? Verdienen die niet net zo goed een plaatsje in de ‘nieuwe’ wildernis?

Toch is de lezer van Europa: de laatste 100 miljoen jaar bij het beëindigen van het boek heel wat wijzer geworden met betrekking tot de processen die Europa in de loop van de eeuwen geschapen en veranderd hebben. Op bepaalde plaatsen ontbreekt het Flannery’s verhaal een beetje aan diepgang en realisme, maar voor een overzicht van zo’n lange tijd is dit boek behoorlijk compleet. Flannery’s betovering en hartstocht voor Europa blijven tot het einde aanstekelijk en brengen de lezer liefde en zorg voor de natuur bij. Dat maakt de reis met Flannery’s tijdsmachine ruimschoots de moeite waard.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: