"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Everyone a Photographer

Donderdag, 28 maart, 2019

Geschreven door: Mattie Boom
Artikel door: Chris Reinewald

Welingelichte liefhebbers fotograferen

[Recensie] Het proefschrift van Mattie Boom over ‘amateurfotografie’ leverde een fascinerende expositie met historisch overzicht van de vroegste ‘amateurfoto’s’ in Nederland op. Bij de expositie in het Rijksmuseum – beneden, naast de Rembrandt tentoonstelling – verscheen een prachtig uitgevoerde catalogus. Vanuit veelal gevonden foto’s traceert Boom de – vermogende – makers, hun methodes, hun camera’s, de handelaars, kortom de hele fotoscene rond 1900.

Daarmee zet ze de gebruikelijke rigide tegenstelling tussen beroeps- en amateurfotografie in een ander daglicht. De spontaan aandoende foto’s op tentoonstelling en (nog meer) in het boek bewijzen dat onder de “goed geïnformeerde amateurs” meer creativiteit schuilde dan bij de formele studiofotografie.

Een groepje jongens springt aan boord van een schip. Het zal 1892 geweest zijn. De gemaakte cirkelvormige foto bewaart een fractie van een seconde op een zomermiddag in Travemünde.

Deze afbeelding van Wilhelm Frederik Piek Jr, het ‘campagnebeeld’ van de expositie en boekomslag is goed gekozen. Waar studiofotografen bij portretten en landschappen academische wetten uit de schilderkunst volgden koos de fotograaf graag scènes die alleen het camera-oog kon vastleggen: de beweging van mens en – de nieuwe – machines. De spontaniteit ging nog verder. Onconventionele groepsportretten: met zijn vieren op de buik liggend. Uitstapjes. Sportwedstrijden, toen een relatief nieuw fenomeen. In Nederland ging de fotografie als luxe hobby gelijk op met die van het fietsen – ook in wedstrijdverband. De pas opgerichte ANWB (toen wielrijdersbond) maakte melding van voor haar leden beschikbare donkere kamers om, op reis, hun foto’s af te drukken. Ook de fotografen verenigden zich in studieclubs, die in aangepaste vorm nog steeds bestaan.

Kookboeken Nieuws

Grappig is dat een aantal foto’s achter het Rijksmuseum, op het IJsclubterrein, aan de toenmalige rand van de stad gemaakt werden. Ook meneer directeur zelf legde thuis zijn pasgeborene vast.

Professioneel oog

New Realities, de vorige grote fototentoonstelling in het Rijksmuseum (2017) en het daarbij verschenen boek toonden dat de techniek van de fotografie zich half 19de eeuw razendsnel ontwikkelde. Daardoor was voor stijlvorming of kunsthistorische duiding weinig tijd en welbeschouwd ook geen interesse.

Juist vanwege de uitzonderingspositie bleef fotografie buiten de kunsthistorische canon en kon zich zo naar alle kanten – van reclame tot trucage – ontwikkelen. Fotografie werd niet a priori als kunstvorm gezien –  en was dat vaak ook niet – eerder als technische kermisattractie, zoals ook de eerste film.

De beeldselectie in Everyone a Photographer is met professioneel oog gedaan. Grandioos mislukte (hoofden eraf, tegenlicht die de geportretteerde in een schaduw zet) foto’s missen, hoewel ook dat toch ook een vermakelijk kenmerk van de amateurfotografie is.

Deze amateurs leverden juist verbluffende kwaliteit met – voor ons nu – historische waarde.

De dynamische snapshot, momentopname bepaalde de moderne fotografie en uiteindelijk ook het fotograferen met de mobiele telefoon.

Moeilijk uit te leggen dat aan het eind van de negentiende eeuw tot de komst van de Polaroid, jaren zestig, enige tijd lag tussen het fotograferen, het ontwikkelen en de uiteindelijke afdruk.

Gelukkig hoorde het in albums plakken ook tot de gewoontes, waardoor er geordende en naspeurbare collecties overgeleverd werden. Meestal bewaren de kleinkinderen die tot hun kinderen niet meer weten wie toch op die verbleekte foto’s staan.

Amateurfotografie was rond 1900 het tijdverdrijf voor welgestelden: heren van stand, freules en zelfs de jonge koningin Wilhelmina. Tegen alle technische wetten in maakte zij kiekjes vrijwel tegen de zon in van uitstapjes naar IJsselmeergemeentes en een zeer verdienstelijk zeegezicht.

Rondom de foto-amateurs verspreidden jonge winkeliers met fotobenodigdheden en zelf gebouwde (platen)camera’s de fotografie onder een almaar groter publiek. De compacte en technisch weinig gecompliceerde Kodak-camera maakte van “iedereen een fotograaf”, de reclameleus van de Amsterdamse fotohandelaar Joan Guy de Coral. Behalve op camera’s uit die periode vond het Rijksmuseum ook het enig bewaard gebleven Kodakalbum in Nederland. Boom vindt dat het boek uit 1891 de status van een Middeleeuws incunabel verdient.

“Ingelichte amateur”

Voorin haar haar prettig leesbare betoog verwijst Boom naar de Amerikaan Kevin Moore, die als eerste de fotografie van de vermeende edel-amateur Jacques-Henri Lartigue in een historische context plaatste. Moore introduceerde het begrip “ingelichte amateur” om aan te tonen dat Lartigues “natuurtalent” niet uit de lucht was komen vallen. Zijn puissant rijke vader maakte al foto’s, leerde zijn zoon het vak en gaf hem daarvoor uitstekende camera’s cadeau.

Meer dan bij Boom hechtte Moore belang aan (Franse) fotohobbytijdschriften die voorbeelden – vaak van dynamische scènes en geschikte thema’s: sport, modeshows – publiceerden. Moore achterhaalde deze bladen ook om de overeenkomsten met Lartigue te bewijzen. Door de snelle technische ontwikkelingen ontstond binnen de hobby-fotografen een tweedeling. Sommigen vonden dat je zelf moest blijven afdrukken. Anderen – zoals Lartigue – richtten zich liever meer op het actieve fotograferen zelf. Bij de Nederlandse fotografen mist een onderscheidend kinderlijk-speels talent als Lartigue.

Vaak ook stopte men met de hobby. Het zijn vooral jong volwassenen en hun “vrinden” die we in hun vrije tijd of op zakelijke wereldreis zien. Een enkel keer maken ze onbedoeld een nieuwsfoto zoals de lijken na relletjes in Beijing, 1912. Met de komst van geïllustreerde tijdschriften zie je dat ondernemende echtgenotes de familiefoto’s van een dagje aan zee in een tijdschriftopmaak met koppen en streamers in hun album plakken.

Niet prominent op de expositie (al te vaak vertoond?) wel in het boek zijn de prachtige, on-academische portretfoto’s die de schilder Willem Witsen van zijn artistieke vriendenclub, dichters en schilders maakte: veelal frontaal, strak rond het gezicht aangesneden en daarom zo indringend en ontroerend. De dichter en socialist Gorter zien we nog terug in een groepjes tennissers. Vanuit zijn huis legde de schilder Breitner passerende “waspitten”, dienstmeisjes vast zonder dat ze het merkte. Het ongezien mensen fotograferen werd ook een tak van sport.

Ontwerper Irma Boom (geen familie) ontwierp het vorige boek in signaal-blauw, nu koos ze magenta-rood, wat een doka-effect geeft. In het andere boek struikelde je over uit het Nederlands vertaalde Engelse zinnen. Dat is nu verholpen op enkele Dutchisms na: “so long as it produced photographs” (pagina 97) en “he came back with..” (174) waar “returned” mooier Engels lijkt.

Mattie Boom slaat met dit onderzoek een nieuw piketpaaltje in het onderzoek naar fotografie als invloedrijk cultuurhistorisch fenomeen.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Iedereen fotografeert t/m 10 juni 2019, Rijksmuseum Amsterdam, podcast interview Wilfried de Jong:

Boeken van deze Auteur:

Everyone a Photographer