"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

FC Dood

Zondag, 17 december, 2006

Geschreven door: Bart Chabot
Artikel door: Kasper Nijsen

De dood bedrogen

Na een handvol dichtbundels, een veelgeprezen Herman Brood-biografie in vier delen en een al evenzeer geslaagde theatershow met Martin Bril en Ronald Giphart, komt de Haagse schrijver/dichter/theatermaker Bart Chabot nu met zijn tweede substantiële werk van op zichzelf staand proza. Terwijl hij zich alweer opmaakt voor een nieuw seizoen theater trakteert hij zijn lezende liefhebbers op een verhalenbundel die, onder de naam FC Dood, vijfentwintig jaar schrijverschap probeert samen te voegen tot een samenhangend geheel.

De bundel bestaat uit een veertiental verhalen van uiteenlopende lengte en van meer of minder autobiografische aard. Een aanzienlijk deel van de verhalen behandelt op anekdotische wijze persoonlijke voorvallen uit het leven van de schrijver, zoals zijn pogingen tot het verkrijgen van subsidie of zijn deelname aan ‘Het Nationaal Dictee’. Later in de bundel wordt het fictieve aandeel explicieter; een mooi voorbeeld hiervan is ‘Duingheest’, waarin de paardengokker Valstar centraal staat, een vreemde maar boeiende vertelling over de omgang met het verleden en de dood. En zoals de titel al doet vermoeden speelt de dood ook een belangrijke rol in het meest in het oog springende verhaal, ‘De doodsbedriegers’, dat in een serie anekdotes en gesprekken de succesvolle geschiedenis van de Haagse popgroep Golden Earring vertelt. ´De doodsbedriegers´ is met ruim 125 pagina’s veruit het langste verhaal en is wellicht om deze reden in vier afzonderlijk gegeven delen gesplitst.

Chabot kent de leden van de band persoonlijk en er spreekt duidelijk veel bewondering uit de manier waarop hij ze beschrijft. Bewondering die soms neigt naar idolatrie, maar over het algemeen erin slaagt de lezer geboeid mee te voeren met de lotgevallen van de Nederlandse band. Mooi is het verder hoe de opbouw van de bundel als geheel de titel van dit onderdeel illustreert. Want terwijl de andere verhalen en personages even snel gaan als ze komen, is Golden Earring een constante factor, niet alleen omdat de band in de werkelijkheid het eeuwige leven lijkt te hebben maar ook doordat zijn leden als ‘De doodsbedriegers’ telkens terugkeren en zowel begin als einde van de bundel vormen.

De schrijver hanteert, zeker in de eerste delen van het boek, een proza dat weinig pretendeert; in FC Dood is Chabot vóór alles een verhalenverteller. Al gauw ben je hierdoor geneigd mee te gaan in zijn ongebreidelde enthousiasme, en word je meegevoerd in een goed leesbare, maar schijnbaar ietwat simpele verhalenbundel. Schijn bedriegt echter, want de openingshoofdstukken blijken het ideale voorspel voor een stijl die, nadat je hem geaccepteerd hebt, steeds minder expliciet wordt. Ongemerkt belanden we zo in het eerder genoemde verhaal over de paardengokker, en lezen we over ‘gestaltes die door de vlammen gingen alsof het vuur hun niet deren kon nu ze ten tweede male tot leven waren geroepen; uitbundig waaiden de vlammen om hen heen, vól van wat zij in hun midden wisten.’ Als Chabot verderop even moeiteloos overschakelt op een aantal dichtregels in de stijl van Jack Kerouac en andere leden van de ‘beat generation’, is duidelijk dat we hier niet te maken hebben met een anekdotische en nietszeggende bundel zoals de eerste verhalen deden vermoeden.

Hereditas Nexus

Minder geslaagd is de humor, hoewel, meer nog dan de stijl, dit altijd een kwestie van smaak blijft. Maar bijvoorbeeld het verhaal over Chabots poging tot het verkrijgen van een subsidie, dat geheel gebouwd is op het woordspel tussen Fons, een medewerker bij de regering, en het Fonds der Letteren, wil nooit echt grappig worden. Het blijft teveel hangen in een koppige rebelsheid tegen autoriteit, die vooral erg voorspelbaar is. Hetzelfde geldt voor ‘Onder de wapenen’, een briefwisseling met een kolonel van de Nationale Luchtmacht.

De humor is dan ook niet wat beklijft na het lezen van Bart Chabots FC Dood. Behalve enkele mooie beelden zijn het toch met name ‘De doodsbedriegers’ van Golden Earring die de bundel samenhang geven. Zij zijn het die, als alle andere verhalen en personages vergeten zijn, in het geheugen gegrift blijven. En zo overwinnen ze de dood, niet alleen in de werkelijkheid en tijdens het lezen, maar ook in de herinnering ná het lezen. De manier waarop Chabot dit klaarspeelt getuigt van groot vakmanschap.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.