"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ferdinand Domela Nieuwenhuis

Woensdag, 3 maart, 2021

Geschreven door: Jan Willem Stutje
Artikel door: Wouter van Dijk

Us ferlosser

[Recensie] Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) kwam te boek te staan als de eerste socialistische voorman van Nederland. De eerste socialist was hij niet, hij sloot zich in de jaren 1870 aan bij de ontluikende socialistische beweging in Nederland. Hij groeide wel uit tot de eerste landelijk opererende leider van de socialisten, die er dankzij zijn persoonlijkheid en gedrevenheid in slaagde de jonge beweging eenheid en richting te geven. In deze lijvige biografie beschrijft Jan Willem Stutje zijn leven.

Domela Nieuwenhuis werd geboren als zoon van een Lutherse predikant. Al op jonge leeftijd verloor hij zijn moeder. Dat bleek het begin van een leven vol persoonlijk leed. Hij zou drie echtgenotes en een kind verliezen. Zijn vader had graag dat een van zijn kinderen als predikant in zijn voetsporen trad. En hoewel een van zijn broers reeds de predikantenopleiding volgde, verloor deze gaandeweg zijn geloof. Ferdinand was toen de aangewezen zoon om zijn vader als predikant na te volgen. Hoewel hij daar niet veel van liet blijken, had Ferdinand het hier moeilijk mee. Toch werd hij dominee. Van zijn socialistische denkbeelden was toen nog niet veel zichtbaar. Wel uitte zich al zijn rebelse kant in zijn keuze voor de religieuze stroming binnen de theologie die de vergoddelijking van Jezus Christus uit de weg ging, maar zich richtte op de menselijkheid van Jezus en in diens handelen een voorbeeld voor de mensheid zag. Dat was midden negentiende eeuw theologische nieuwlichterij waar lang niet in alle geloofsgemeentes plaats was. Toch vond Nieuwenhuis een plaats waar hij beroepen werd, Harlingen.

In Harlingen, en later in zijn betrekkingen in Beverwijk en Den Haag, zou hij veranderen van sociaal voelende liberaal, het milieu waaruit hij afkomstig was, tot socialist. Hij zag de bittere armoede waarin grote delen van de bevolking moesten leven van dichtbij aan, en de hypocrisie waarmee de beter gesitueerden deze wantoestand probeerden recht te praten. Uiteindelijk zou dat leiden tot zijn afscheid van de kerk. In Den Haag raakte hij bekend met de mannen die namens Nederland betrokken waren geweest bij de organisatie van de Eerste Internationale, een internationaal samenwerkingsverband van vakbonden. Domela Nieuwenhuis verdiepte zich steeds meer in het werk van socialistiche denkers als Marx, Engels en Proudhon en schreef en sprak door het gehele land veel over het socialisme. Hij richtte de krant Recht voor Allen op, waarbij hij nauw betrokken bleef. Vooral in Friesland was hij een graag geziene spreker. In de straatarme veengebieden van het noorden van het land werd hij gezien als een messias die de noden van het volk kwam verlichten. Men noemde hem daar ‘onze verlosser’. Vanwege zijn lange gestalte en volle haardos en baard had hij wel wat weg van een Jezusfiguur. Opvallend is dat hij erom bekend stond menigten in vuur en vlam te kunnen zetten wanneer hij tot ze sprak, maar dat dit juist niet gepaard ging met veel stemverheffing en gebaren, maar dat zijn schijnbare onaangedaanheid en kalmte zijn handelsmerk waren.

In 1879 raakte Domela betrokken bij de samensmeltende sociaal democratische organisaties in Nederland. Binnen deze landelijke Sociaal Democratische Bond zou hij al snel uitgroeien tot leider. Als frontman hanteerde Domela een sterk persoonlijk geïnspireerd leiderschap. Hij wilde fungeren als boegbeeld en voorbeeld maar was daardoor voor de buitenwacht vaak de kop van jut van de beweging. Zo draaide Domela op voor een artikel in Recht voor Allen waarin koning Willem III belachelijk werd gemaakt. Hoewel hij het niet zelf geschreven had, werd hij door de autoriteiten wel veroordeeld voor het delict, en daaide hij onder grote publiciteit voor een jaar de gevangenis in. Uiteindelijk zou hij na zeven maanden worden vrijgelaten.

Dans Magazine

Domela was ook een fervent strijder voor het algemeen kiesrecht, en was er aanvankelijk van overtuigd dat dit een belangrijk middel was voor de verbetering van de toestand van de arbeidersklasse. In het districtenstelsel dat Nederland toen nog kende, slaagde hij er in 1888 zelfs in met steun van de kleine burgerij en ambachtslieden namens de Friese Volkspartij als eerste socialist in de Tweede Kamer te komen voor het Friese district Schoterland. Dat werd een deceptie. Voor het grootste deel van zijn aanwezigheid werd hij door de andere kamerleden straal genegeerd. Het deed hem de uitspraak van zijn vriend Multatuli beamen dat er op de wereld geen walgelijker parlement bestaat dan het Nederlandse.

De mislukking in de Kamer versnelde Domela’s gedachten dat van de parlementaire weg geen heil voor verbeteringen viel te verwachten. De verwachte omwenteling waarbij het vertrapte volk de macht zou grijpen moest gebeuren via revolutie, waarbij instituties en organisatie eerder een sta-in-de-weg zouden vormen dan een hulpmiddel. Domela werd anarchist. Dat proces voltrok zich echter geleidelijk, en scheurtjes in Domela’s leiderschap van de SDB zouden pas in de jaren 1890 aan de oppervlakte komen, wat uiteindelijke leidde door oprichting van de ‘parlementairen’ in de bond van een nieuwe, strakker georganiseerde politieke partij; de Sociaal Democratische Arbeiders Partij SDAP. Domela trok zich deze scheiding van geesten persoonlijk aan, en trachtte op het resterende deel van de partij zijn invloed te behouden. Die was echter tanende.

Toch dacht hij op het eind van zijn leven nog de komst van het socialisme mee te maken. Toen na de Eerste Wereldoorlog eerst in Rusland en vervolgens in Duitsland de revolutie uitbrak en monarchieën omvielen liep ook in Nederland de revolutiekoorts op. Her en der in het land braken rellen uit en in legerkamp de Harskamp muitten dienstplichtige soldaten. Domela en de zijnen dachten, net als de parlementaire broeders onder Troelstra, een ogenblik dat de revolutiegolf ook Nederland bereikt had. In allerijl spoedde Domela zich vanuit het Gooi naar Amsterdam om het mee te maken. In zijn rolstoel werd de bejaarde verlosser het podium opgereden om nog eenmaal zijn aanhangers toe te spreken. Uiteindelijk bleek het een storm in een glas water te zijn en moest ook Troelstra later zijn ‘vergissing’ toegeven. Toen Domela niet veel later overleed leek zijn begrafenisstoet wel een staatsbegrafenis. Duizenden mensen verzamelden zich langs de route in Amsterdam om hem een laatste groet te brengen.

Stutje beschrijft Domela’s leven uitgebreid, en heeft ook aandacht voor de verklaring van diens handelen. Domela was een ernstige en gevoelige man, die door het leed dat hem in zijn persoonlijk leven overkwam getekend werd. Hij zette zijn gehele leven in het teken van ‘bevrijding’ van de arbeidersklasse, die echter van de mensen zelf moest komen. Voor alles had Domela de individuele vrijheid lief en vocht hij voor een menswaardig bestaan voor iedereen. Toch was Domela ook niet de eendimensionale messias waarvoor hij soms gehouden wordt. Hij was koppig, kon onredelijk zijn in discussies en ging karaktermoord in zijn polemische toespraken of geschriften niet uit de weg. Het in de negentiende eeuw altijd aanwezige antisemitisme werd ook door Domela in stelling gebracht als instrument om tegenstanders onderuit te halen. Stutje heeft met zijn omvangrijke werk, zo’n 150 pagina’s in het boek beslaan annotatie en bronvermelding, voor jaren de standaard gezet voor het onderzoek naar leven en werk van Domela Nieuwenhuis. Dat blijkt ook wel uit het feit dat het boek oorspronkelijk verscheen in 2012, maar sindsdien nog niets aan zijn waarde voor de historiografie heeft hoeven inboeten.

Eerder verschenen op Hereditas Nexus