"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Funérailles

Vrijdag, 2 augustus, 2019

Geschreven door: Frédéric Bastet
Artikel door: Arnold Heumakers

Contemplatieve roman

[Recensie] Als we Tacitus en – vooral – Suetonius mogen geloven, was Capri in de eerste eeuw na Christus het decor van buitensporige orgieën, aangericht door keizer Tiberius. In het jaar 26 trok hij zich terug op het eiland, gelegen voor de kust van Napels, om van daaruit over Rome een waar schrikbewind uit te oefenen, terwijl hij zich ondertussen uitleefde in het gezelschap van talrijke schandknapen en al gauw niet meer onschuldige maagden.

Uitgerekend naar dit eiland reist de historicus David Hendrix, emeritus hoogleraar, in Frédéric Bastets roman Funérailles om er tot rust te komen. De titel wijst overigens in een andere richting dan het verontrustende antieke verleden; zij is ontleend aan een compositie die Franz Liszt in 1849 schreef ter nagedachtenis van een gestorven vriend.

Ook David Hendrix heeft, wanneer hij naar Capri vertrekt, een vriend verloren, de wereldberoemde pianist Floris Hahn. En dat is niet zijn enige verlies. Kort tevoren is zijn vrouw Cootje van hem weggelopen, voor de zoveelste keer welis- waar, maar ditmaal lijkt het voorgoed te zijn. Op Capri sterft bovendien zijn bejaarde vriendin Barbara Thorold Norton, een excentrieke Engelse dame die haar halve leven op het roemruchte eiland heeft doorgebracht.

Twee motieven komen tegenover elkaar te staan: de levenslust en het – erotische – verlangen, gesymboliseerd door Capri, en de ouderdom, het verval en de dood, waarmee David wordt geconfronteerd in zijn nabije omgeving en in zichzelf. Van hem wordt gezegd dat hij zich bevindt ‘op de drempel van de ouderdom’ – het moment bij uitstek waarop het contrast tussen verlangen en eindigheid voelbaar begint te worden.

Boekenkrant

Funérailles zou je een contemplatieve roman kunnen noemen, vanwege de zeer bescheiden intrige en de nadruk op conversatie en overpeinzing. Als gevolg hiervan ligt het tempo in de roman niet erg hoog. Bastet heeft zijn boek als het ware aangepast aan de leeftijd van zijn personages, die allen, net als de hoofdpersoon, worstelen met een onontkoombaar geworden ouderdom. Begrijpelijkerwijs wordt er veel teruggeblikt; iedereen probeert met het verleden in het reine te komen, terwijl sommigen op een nogal pathetische manier hun best doen dat verleden in het heden voort te zetten.

In zijn personages heeft Bastet de verschillende mogelijkheden uitgebeeld. Sibylle, de weduwe van de pianist die tijdens zijn leven als een verwoed rokkenjager bekend stond, klampt zich vast aan de voorbije luister van haar familie. Cootje, de weggelopen echtgenote, neemt voor haar verspilde leven wraak op Davids bibliotheek en porseleinverzameling. Barbara, de excentrieke Engelse, blijft zich met ongeknakte levenslust verzetten tegen de realiteit van haar oude botten. Bella, de geheime maîtresse van de pianist, verlustigt zich op Capri aan haar Italiaanse huisbewaarder, zolang de slopende ziekte die zij onder de leden heeft haar daartoe nog gelegenheid biedt. Titus, de broer van Sibylle, probeert zich met behulp van de levenswijsheden van Marcus Aurelius thuis te voelen in zijn mislukte leven.

De meeste aandacht gaat echter uit naar de hoofdpersoon. David Hendrix is het brandpunt van de roman, in wie alle andere levens samenkomen. Zoals Odysseus zich blootstelde aan de lokkende zang van de Sirenen (in Barbara’s achtertuin bevindt zich een antiek mozaïek met deze afbeelding), zo staat hij in de wereld, afstandelijk, onvoldaan over zijn wetenschappelijke prestaties, maar toch ook niet zonder zelf- genoegzaamheid. Hij weet ten slotte de tegenstelling die de roman regeert te verzoenen, door het verlangen waaraan niemand ontkomt te identificeren als een ‘verlangen naar de dood.’

Dat lijkt een waarheid van het jaar nul, maar om de precaire troost van de ‘scheurkalendertaal’ gaat het nu juist in deze roman. Alle personages stuiten, oog in oog met ‘het grote niets,’ op de onmacht van het verstand tegenover de feiten van het bestaan. Alleen de meest triviale levenslessen blijken dan nog geldigheid te bezitten, ook al laten de feiten zich er geen moment door veranderen of ontkennen. David die zich ‘pijprokend, puffend, paffend’ altijd aan ‘het leven’ met zijn stormachtige verleidingen heeft onttrokken, realiseert zich wat hij allemaal gemist heeft, maar zonder daar nu al te diep van in de put te raken.

Wat de roman zo ook laat zien, is dat een radicale verandering op de oude dag niet tot de mogelijkheden behoort. Wie dat toch probeert, vervalt tot gekkigheid, zoals de desperate revolte van Cootje demonstreert. Berusting is beter, al hoeft dat niet te betekenen dat men de ogen sluit voor wat in de voorbije jaren allemaal verzuimd is. Vandaar dat David, volkomen in strijd met zijn praktische levenswandel, aan het eind kan opmerken over Capri dat Sibylle zojuist “het paradijs van de allergrootste gekken bij elkaar” heeft genoemd: “Alle wijsheid begint daar. Sinds keizer Tiberius ons er de weg heeft gewezen.”

Ondanks zijn bedaagdheid en zijn triviale waarheden is Funérailles, dank zij deze tegenstrijdigheid, genuanceerder en subtieler dan je op het eerste gezicht zou denken. Bastet ontpopt zich bovendien, wat bij de biograaf van Couperus misschien niet zo verwonderlijk mag heten, als een begaafd portrettist. Met veel gevoel voor details schildert hij, zowel op Capri als in Den Haag, een uitstervend milieu van welgestelde, kunstzinnige, intellectuele, precieuze en enigszins snobistische mensen, dat over een paar jaar waarschijnlijk door niemand meer herkend zal worden.

Over het hotel waarin David op Capri zijn intrek neemt schrijft hij ergens: “Hotel Sole vormde met dat al een ideale verblijfplaats voor mensen met geld en smaak, een combinatie waarvoor men wat ouder moet zijn.” Hetzelfde zou je mutatis mutandis over deze roman kunnen zeggen, ware het niet dat Bastet ook de keerzijde van deze twee begerenswaardige zaken én van de ouderdom met evenveel compassie als ironie weet zichtbaar te maken.


Eerder verschenen in De Volkskrant en op Arnold Heumakers

Boeken van deze Auteur:

De schele hertogin

Funérailles