"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Furore

Dinsdag, 6 april, 2021

Geschreven door: Christiaan Weijts
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Kan dat wel, een ideeënroman in Nederland? 

[Column] Voor filosofisch en wetenschappelijk ingestelde schrijvers lijkt het me een straf dat je in ons land voornamelijk wordt gerecenseerd door literatuurwetenschappers. Hen gaat het minder om ideeën maar vooral om een mooi verhaal met mooie zinnen. Misschien dat daarom de meeste Nederlandse literatuur gaat over egodocumenten die worstelingen met ouders, verkeerde vrienden of juist geen vrienden, ontluikende seksualiteit en vooral het geloof als onderwerp hebben. Persoonlijke ellende verkoopt, ideeënromans nee, dat vinden we lastig.

Neem nu zo’n roman als Buwalda’s Otmars zonen, bejubeld door de vaderlandse pers, maar als filosoof vond ik het saaier dan saai, en de filosofietjes, beetje over Markies de Sade, beetje maatschappijkritiek, Shell in Nigeria, waren flinterdun. Oké, mooi geschreven, fijn, maar het hoofd wil ook wat, mensen. Pfeijffers Grand Hotel Europa vond iedereen dan wel een grote ideeënroman. Nou, ik vond vooral dat Pfeijffer en zijn uitgever het verkochten als een grote ideeënroman. Ook daarin vonden we wat te gemakkelijke filosofietjes. Toerisme als sloopkogel van Europa presenteren? Omdat er vliegtuigen vol met Chinezen rondlopen in Venetië en Giethoorn? En omdat je als elitaire schrijver met je mooie pakken in een museum niet meer rustig kunst kunt kijken? Hinderlijk zeker, maar niet de sloopkogel. Europa kent wel serieuzere bedreigingen. Toerisme is een oud concept, daarmee kun je een ander oud concept niet zo gemakkelijk vernietigen. O ja, en waar zijn al die toeristen nu gebleven? Maar dat is flauw misschien.

Christiaan Weijts laat in zijn laatste roman Furore een veel realistischer beeld zien van de bedreiging van ons vertrouwde Europa. Een combinatie van uit de hand gelopen technologie, klimaatverandering, godsdienstwaanzin, Chinezen die Europa opkopen (ja ook hier), en niet op de laatste plaats menselijke onverschilligheid bedreigen het vertrouwde fort Europa. Ik vond het een even beangstigende als realistische toekomstvisie. Furore is dan ook een groots opgezette ideeënroman, on-Nederlands en dat is een compliment. Het deed me aan Umberto Eco en Houellebecq denken.

Maar Furore is niet positief besproken; te veel ideeën, daar houden ze als gezegd in ons koele koude kikkerland niet van. NRC vond het een matig verhaal. Thomas de Veen had het daar (2 ballen) over vergezochte verzinsels en een draak van een ontknoping. Literair blog Tzum ging mee in de kritiek: “Hij slaagt er helaas niet in om de lezer mee te sleuren in zijn verbeelding.” De Volkskrant was iets positiever (3 sterren). “Volle, prikkelende roman […] Plot en personages lijken ondergeschikt: het draait om de ideeën.”

Boekenkrant

Voor mij draait het inderdaad om ideeën en daarom vond ik Furore een uitstekend boek. Ik las het tegelijkertijd met Arnold Heumakers’ boek over slechte denkers, Langs de afgrond, dat net als een deel van Furore rond 1900 speelt. De sfeer in beide boeken is herkenbaar. Rond 1900 werd op alle terreinen geëxperimenteerd. Niet alleen in de kunsten, de moderne schilders, componisten en schrijvers en dichters maakten naam, maar ook in de wetenschappen en techniek was het een tijd van vernieuwing. De eerste auto’s reden rond, de eerste vliegtuigen stegen op. Techniek en kunst kwamen samen, ook in de eerste films, fotografie werd een nieuwe kunstvorm. “Het bonkende hart van de moderniteit,” aldus Christiaan Weijts. Velen waren hoopvol, anderen pessimistisch. Weijts beschrijft de vriendschap tussen de Nederlandse journalist Tom Schilperoort en Picasso die in 1905 op uitnodiging van de eerste Nederland bezoekt en enkele weken in Schoorl en omgeving woont. Picasso maakt er enkele wereldberoemde werken zoals La Belle Hollandaise. De jongemannen hebben een oogje op hetzelfde meisje. Weijts vertelt het met warme tinten, je zou zo terug willen naar deze tijd. Een tijd waar alles nog kon, alles nog mogelijk was.

Bijna 150 jaar later doet kunsthistoricus Kris onderzoek naar de vriendschap tussen Schilperoort en Picasso en naar het bezoek van Picasso aan Nederland. Voor Chinese opdrachtgevers moet hij in het herdenkingsjaar van Picasso’s bezoek aan Noord-Holland een belevenistour bedenken in en rond Schoorl voor de toeristen uit het Oosten. “Dat sloot aan bij het grote Picassojaar dat moest losbarsten […] met als hoogtepunt het festival ‘De zomer van Picasso’.” Dat lijkt allemaal vrolijk, maar zo leuk staat het er niet met de wereld voor in 2054. Delen van Nederland zijn door de klimaatverandering ondergelopen, in Amsterdam zijn hoge woontorens gebouwd om mensen uit de ondergelopen gebieden te kunnen huisvesten, moslims hebben zich verenigd in verschillende stromingen die niet alleen politieke macht hebben gekregen maar ook elkaar bestrijden. De techniek is oppermachtig, alles van iedereen wordt vastgelegd, er valt nauwelijks iets meer te verdoezelen. Er is een moderne variant van Google Glass waarmee je voortdurend informatie kunt ophalen, beelden kunt maken van alles en iedereen die je tegenkomt en dat kunt opslaan ook seksueel. Als Kris de langbenige Léa, een collega uit Frankrijk voor het Picasso-project tegenkomt, maakt hij meteen beelden van haar en heeft hij virtueel seks met haar via het illegale programma Deep Undress.

“Ik schoot in de lach toen ik zag wat zich achter de deur bevond die ze opende. Was dit hoe de algoritmen achter dit ding mijn seksuele fantasieën hadden afgeleid uit mijn data? Het was een museum, met schilderijen waarin ik er een paar herkende als Van Dongens. Dit begon echt grappig te worden. Maar precies toen had Léa haar topje uitgetrokken, en met blote borsten wenkte ze me naar een bed dat onder de Demoiselles d’Avignon [van Picasso/rd.] stond, en ik vroeg me af of dit een standaardscenario was – wie zou er niet eens onder de Demoissels willen neuken? – werkelijk gepersonifieerd.”

Als hij uiteindelijk echt seks met haar heeft, valt het tegen en verdwijnt de verliefdheid. Leger dan leeg kan niet.

Lukt het veel mensen om in Europa nog de oude welvaartstandaarden te behouden in 2050, buiten Europa heerst armoede en een permanente strijd om het bestaan: “Niet iedereen wilde het toegeven, maar mede door de elektroprojectzone; de militaire buitenmuur van Europa die begin jaren dertig was opgetrokken, daalde het aantal incidenten gestaag. Buiten Europa werd de strijd om voedsel, water en macht almaar bloederiger en almaar uitzichtlozer.”

Kris maakt zich aanvankelijk niet al te druk over hoe de wereld er voorstaat, hij is wat we in de jaren negentig een opportunistische yup zouden noemen, verdient zijn geld en pakt wat hij pakken kan. “Niets deed nog pijn,” realiseert Kris zich op een gegeven moment, “het leven begon een koud kunstje te worden.” Dat verandert als hij een ongeluk veroorzaakt door zonder rijbewijs zelf een auto te willen besturen. Hij rijdt in de buurt van Schoorl in dichte mist een jonge vrouw aan, behorend tot één van de Islamsektes. Ze brengen het meisje, Safa genaamd, naar een arts, de vriendin van zijn vriend en zakenpartner, en proberen het ongeluk te verdoezelen. Als het meisje bijkomt, blijkt ze een deel van haar zicht verloren te hebben. Ze kan zich het ongeluk niet meer herinneren. Hij probeert het goed te maken en ontfermt zich over Safa, maar maakt er eigenlijk een grote puinhoop van. Hij krijgt ruzie met iedereen en wordt niet vertrouwd door haar en de mensen uit haar sekte. Hij verzuimt haar te vertellen wat er gebeurd is. Ook het Picasso-project komt maar niet van de grond.

Furore springt voortdurend tussen 2050 en 1904. Kris raakt steeds meer verloren in zijn eigen tijd, een lege en koude wereld, en troost zich door het leven van Tom te reconstrueren in een tijd dat er nog zoiets als romantiek en idealisme was. Gaandeweg ontpopt hij zich als een filosoof die zijn eigen tijd doorziet.

Het knappe van de roman is dat de stukken over de moderne tijd kaal en koud zijn opgeschreven, emotieloos, alsof we dan allemaal cynisch zijn geworden. Geluk bestaat niet meer. De stukken over het begin van de twintigste eeuw zijn daarentegen warm en liefdevol. Dit is een wereld waar je zo naar terug zou verlangen. Weijts toont ons wat we in 150 jaar zijn kwijtgeraakt of dreigen kwijt te raken. Geen prettig vooruitzicht.

Weijts heeft veel research gedaan om zowel over de kunsten en het Nederland en Parijs van 1905 te kunnen schrijven als een blik in de toekomst met ideeën over genetica, cybertechnologie en de islam te schetsen. Als je het boek leest krijg je zoveel ideeën en vergezichten aangereikt, heel bijzonder. Furore is een rijke ideeën roman, die ik uit Nederland veel te weinig tegenkom. Als schrijvers uit andere landen dit soort boeken schrijven, kan de lof niet op. Een Nederlander moet als gezegd van hele goede huize komen om hier de handen op elkaar te krijgen. Tot slot nog een citaat met de kern van Weijts’ visie op onze huidige en de toekomstige wereld. Wie kan dat beter verwoorden dan hier is gedaan?

“Het verschil was alleen dat we in Toms tijd dachten […] – dat de mens uiteindelijk als winnaar uit de bus kwam. Al die machines dienden ons, maakten onze dromen waar. Dat gaf ons ook de hoogmoed om ons in onzinnige loopgraafoorlogen te storten.

Eerst waren we onderworpen aan een onbegrijpelijke natuur en een ongrijpbare god. Daarna veroverden we steeds meer autonome macht – met vuur, techniek, technologie – maar onze vrijwel totale heerschappij over de materie bleek niet het eindpunt te zijn, want ineens is die technologische wereld zelf even onbegrijpelijk als voorheen de goden en natuurkrachten waren. Hoeveel mensen begrijpen werkelijk ons wereldwijd economisch systeem? Vijf procent? Hooguit. Wie begrijpt de werking van een kwantumcomputer? Minder dan dat percentage. En wie snapt hoe ze in mondiale netwerken opereren? Misschien wel helemaal niemand. Toch is elk aspect van ons leven – van voedselproductie tot gezondheidszorg, van dagelijkse boodschappen tot het wegverkeer – compleet afhankelijk van al die ondoorgrondelijke entiteiten. We hebben erkend dat er een intelligentie is die groter en complexer is dan de onze en hebben ons lot in handen gelegd van dat onbevattelijke.

Alles is omgekeerd. Of je nu meent dat de klimaatramp ervoor verantwoordelijk is of die kunstmatige intelligentie, onze plaats in de nieuwe orde der dingen zal – als we het al overleven – heel bescheiden zijn.”

Eerder verschenen in een kortere versie in Bazarow Magazine

Op donderdag 29 april geeft Christiaan Weijts, naar aanleiding van zijn boek, een lezing voor DLVAlive online. Daarna is er gelegenheid tot het stellen van vragen. 

Boeken van deze Auteur: