"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Gaan, ging, gegaan

Vrijdag, 24 april, 2020

Geschreven door: Jenny Erpenbeck
Artikel door: Nathalie Brouwers

Confronterende roman over de vluchtelingenproblematiek

[Recensie] Jenny Erpenbeck (1967) werd geboren achter het toenmalige IJzeren Gordijn in Oost-Berlijn, en heeft dus de grote omwenteling naar het nieuwe Duitsland actief meegemaakt. Ze is opgegroeid in een familie van schrijvers: haar vader, tevens fysicus en filosoof, en grootouders van diens kant waren schrijvers, en haar moeder was literair vertaler uit het Arabisch. Naast het schrijven van proza schrijft en regisseert Erpenbeck ook opera’s voor verschillende operahuizen in Duitsland en Oostenrijk, waaronder de Berlijnse Staatsopera. Haar boeken zijn vertaald in 19 talen, en ze heeft al verschillende nationale en internationale prijzen gewonnen.

De Duitse omwenteling speelt een duidelijke rol in haar roman Gaan, ging, gegaan van 2016, dat uitstekend is vertaald door Elly Schippers. Richard is een professor Klassieke Geschiedenis die net gepensioneerd, op emeritaat is, en probeert grip te krijgen op zijn bestaan, en dat sinds de dood van zijn vrouw nooit meer hetzelfde is geworden. Richard werd eigenlijk in pre-coronatiijden al geconfronteerd met verveling en isolement. Als een groepje nieuw aangekomen Afrikaanse mannen zich manifesteert aan het Rotes Rathaus en hun kamp opgeslagen hebben op de Oranienplatz en de media over hen beginnen te berichten, zoekt Richard op goed geluk contact met enkelen onder hen en raakt hij gefascineerd door de verhalen die ze hebben meegebracht. Hij wil hen beter leren kennen en de motivatie achter hun vlucht naar een beter leven beter leren begrijpen.

Richard graaft diep, soms naar details uit het leven van de mannen met wie hij in gesprek treedt, die er op het eerste gezicht totaal niet toe doen: Hoe zag hun vroegere leven er uit? Hoe zijn ze opgegroeid? Hoe hebben zij weten te overleven te midden van honger, armoede en geweld? Hoe is hun reis verlopen? Hoe gaan zij om met hun herinneringen, hun zware trauma’s, zeg maar? Hoe staan zij tegenover hun nieuwe omgeving en wat willen ze nog bereiken? De dialoog die wordt aangegaan door Richard en de verschillende personages die je wel goed uit elkaar moet kunnen houden, wordt fascinerender naarmate de roman vordert. Richard zal als vrijwilliger zelfs Duitse taalles aan enkele ‘gevorderde leerlingen’ gaan geven (zoals het vervoegen van werkwoorden ‘gaan, ging, gegaan’), zelfs pianoles aan iemand, hen helpen met enkele juridische zaken en er zijn voor hen, daardoor draagt hij effectief bij door concrete hulp.

Richard raakt persoonlijk erg betrokken bij enkele mannen: Rashid, een belangrijke leider van de groep, is een Yoruba uit het noorden van Nigeria; Apollo komt uit Niger maar heeft Italiaans geleerd toen hij daar een jaar in een kamp heeft gezeten; Awad komt uit Ghana maar woonde vanaf zijn zevende bij zijn vader in Libië, enz. Hun verhalen zijn verschrikkelijk, meestal hebben ze familie en geliefden verloren bij oorlogsgeweld of moesten ze vluchten op gevaar voor eigen leven. Toch heeft Erpenbeck de dramatiek of de tragiek niet aangedikt.

Boekenkrant

Als ze uiteindelijk uit hun centrum worden uitgezet omdat de Berlijnse overheid hen na enkele verhuizen niet langer definitief wil hebben, en hen wil terugsturen naar de landen waar ze de EU zijn binnengekomen, zijn er een aantal die deze maatregel ook opvolgen, maar ook een groot aantal die elders hun onderkomen zoeken. Richard neemt dan een aantal van zijn persoonlijke kennissen op in zijn huis aan een meer (in het vroegere Oost-Berlijn) dat sowieso voor hem al meer dan groot genoeg was.

In hun reactie op een heel aantal vragen komt hij terecht bij zijn eigen ervaringen van tijdens en na de Tweede Wereldoorlog en het communistische DDR-regime, waarin er parallellen te trekken zijn:

“Het is nog helemaal niet lang geleden, denkt Richard, dat de geschiedenis van de emigratie en de zoektocht naar geluk de Duitse geschiedenis was.”

Als hij wordt gevraagd of hij West-Berlijn niet kon binnenraken zoals de vluchtelingen nu voor fort Europa stranden, moet hij echter repliceren dat hij niet buíten mocht, weliswaar een omkering van hoe het nu loopt.

Ook groeit zijn besef dat niet voor iedereen uit andere landen/continenten W.O. II een kantelpunt was in hun leven zoals voor hem, en wel andere veel belangrijker waren, en dat die zelfs bij de meeste Afrikanen amper gekend is. Zijn bewustwording van het feit dat zijn uitgebreide kennis van de geschiedenis erg westers gekleurd is, vergroot door zijn nieuwe contacten. Een hoofdstuk waarin de link tussen de Toearegs en de Griekse ‘grondleggers’ van de Europese geschiedenis uit de doeken wordt gedaan, is vooral een eyeopener voor mezelf.

“Hij is begonnen met het lezen van Herodotus, die de Garamanten, de voorvaderen van de Toearegs, al in de vijfde eeuw voor Christus beschrijft. De kunst een strijdwagen te mennen hebben de Grieken van de mannen van dat Berbervolk geleerd, en de poëzie van hun vrouwen.”

“Richard leest en terwijl hij leest, verschuift voor hem plotseling ook de Griekse godenhemel, die toch eigenlijk zijn specialisme is, en hij begrijpt opeens opnieuw wat het betekent dat het einde van de wereld zich voor de Grieken bevond waar nu Marokko is, bij het Atlasgebergte, daar drukte Atlas hemel en aarde uit elkaar, zodat Uranus niet weer in Gaia stortte en haar geweld aandeed.”

“Als hij kijkt naar de weg die de Berbers misschien hebben genomen: van de Kaukasus via Anatolië en de Levant naar Egypte en het antieke Libië, later naar het huidige Niger en van Niger weer terug naar het huidige Libië en over zee naar Rome en Berlijn, dan is het bijna een volmaakte driekwart cirkel. De beweging van de mensen over de continenten duurt al duizenden jaren en is nooit tot stilstand gekomen.”

De universele verhalen over verlies, liefde en vriendschap in tijden van gebrek en oorlog, en het niet kunnen lijden van een eigen leven – vluchtelingen willen altijd werken om hun leven op de rails te krijgen, maar ze mogen niet – raken een gevoelige snaar. Erpenbeck legt de vinger op de zere wonde en draait hem er nog eens dieper in. De verschillende politici en de hulpverleners komen slechts zijdelings even opdraven in een ondergeschikte rol, het spotlicht blijft op de vluchtelingen en op Richard zelf staan. De auteur heeft een heldere taal en schrijfstijl gevonden waarin ze verschillende menselijke verhalen in deze roman verweeft, die voor zich zouden moeten spreken, en waardoor dit boek net erg confronterend wordt. Dialogen staan ook in dit boek niet tussen aanhalingstekens, een literaire ingreep die meer en meer voorkomt, en die je misschien nog wel directer het boek intrekt.

Eerder verschenen op Hebban

Boeken van deze Auteur: