"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Geaarde Kunst, door de staat gekocht ’40-’45

Zondag, 15 februari, 2015

Geschreven door: Carel Blotkamp
Artikel door: Chris Reinewald

Geaarde kunst als twijfelachtige cultuurliefde

13.636 euro besteedde de Afdeling Beeldende Kunsten van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten (DVK) in de oorlogsjaren aan de aankoop en subsidiëring van Nederlandse kunst en kunstenaars. Dat is drie keer zoveel als in de jaren dertig. Die ‘cultuurliefde’ van de overheid lijkt sympathieker dan ze in werkelijkheid was. Om voor ondersteuning in aanmerking te komen moesten kunstenaars lid worden van de Kultuurkamer. Joodse kunstenaars en makers van al te modern, ‘verderfelijk’ werk met joodse wortels – dadaïsme, kubisme, surrealisme en extreme vormen van expressionisme – waren uitgesloten van steun.

Het hoofd van de DVK was de nationaal-socialist en schilder Ed. Gerdes (1887-1945). Hij kocht ruim zevenhonderd kunstwerken van Kultuurkamer-kunstenaars. Slechts enkele van hun (vooral) schilderijen waren ook na de oorlog te zien. Het meeste bleef in de rijksdepots verborgen, recentelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort.

Gerdes had een goede, zij het conservatieve blik op de schilderkunst, zo bleek op de moedige expositie Geaarde kunst. Door de Staat gekocht ’40-’45 in Museum Arnhem, waarbij deze publicatie verscheen. Welbeschouwd verschillen de realistische portretten, stillevens en landschappen stilistisch weinig van andere interbellumkunst. Alleen de bijzonder naargeestige en wraakzuchtige Engel der Gerechtigheid van Henri van de Velde is duidelijk een teken des tijds. Een in bedompte bruintinten geschilderde engel draait zijn rug naar het (door de nazi’s) gebombardeerde “ijdele en verwaten” Londen.

Boekenkrant

Andere, wél martiale oorlogstaferelen waren op de expositie alleen als reproductie te zien.

Gerdes zag in de Nederlandse geaarde kunst een sterk propagandamiddel. Hij duldde hierbij geen bemoeienis van de bezetters, al kwam zijn cultuurvisie natuurlijk wel overeen met de praktijk in nazi-Duitsland. Maar daar werd de ontaard verklaarde kunst publiekelijk bespot en aan het buitenland verkocht om door middelmatige, figuratieve, Germaans geaarde kunst te worden vervangen. Zover kwam het hier niet. Sterker nog, de in zijn vaderland ontaard verklaarde Duitse expressionist Heinrich Campendonk werd als exil-kunstenaar directeur van de Rijksakademie in Amsterdam. Verder ondersteunde Gerdes graag jonge kunstenaars als de nog niet abstract schilderende Karel Appel en zelfs de Duits-joodse Bauhaus-kunstenaar Paul Citroen. Van de travestiet/circusartiest Ferdinand Erfmann zocht Gerdes een atypisch, niet-aanstootgevend Italiaans-Libisch landschapje uit.

Pyke Kochs sympathie voor het Italiaans fascisme zie je in zijn realistische schilderijen slechts symbolisch terug. Terecht stelt Carel Blotkamp dat juist het vermeend zakelijk realisme veel meer diabolische boodschappen bevatte dan de ontaarde moderne stromingen. Het sombere zelfportret van Johan Ponsioen, ook op het tentoonstellingsaffiche, wordt optimisme toegedicht: vanwege de witte vredesduif, rechtsboven. Maar als dat nu toch een witte stormmeeuw, het symbool van de NSB, blijkt?

Aan Gerdes als sleutelfiguur wijdde medeauteur Arno Bornebroek een biografie die later zal verschijnen. In dit boek blijft zijn bijdrage over Gerdes wat schetsmatig. Jammer, want de expositie zelf zette de werkelijk in depots opgesloten en nu even bevrijde kunst stevig in historische context: met filmbeelden en zelfs met getekende reacties van Arnhemse scholieren nu.

Wie zich wil verdiepen, (her)leze het diepgravende (tweede) hoofdstuk over deze periode in Fransje Kuyvenhovens gepubliceerde proefschrift De Staat koopt kunst uit 2007.

Eerder gepubliceerd in Museumvisie


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.