"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Geluksvogels

Vrijdag, 26 augustus, 2022

Geschreven door: Luigi Pirandello
Artikel door: Bas Aghina

De verhalen goed, karakters dichtbij, plots wonderlijk, verdrietig of komisch

[Recensie] Hoe recenseer je verhalen van iemand die ooit van plan was om iedere dag één verhaal te schrijven in de traditie van Duizend-en-één-nacht en Decamerone? Wie trouw is aan deze intenties, we hebben het overigens over Luigi Pirandello (1867 – 1936), zou dan aan slow reading moeten doen: iedere dag een verhaal lezen, ook als recensent? In onze tijden van kleine aandachtbogen, korte kansen op publicitair en economisch ‘vlammen’, ligt deze aanpak niet voor de hand. Over meer dan twee jaar zou u pas deze recensie te lezen krijgen. De geschiedenis pakte inmiddels anders uit: de uitgever vond het project wat aan de dure kant en Pirandello liet het plan varen. Uiteindelijk schreef hij toch nog 211 verhalen die uiteindelijk werden uitgegeven in de vijftiendelige Novellen voor een jaar.

Bonte verzameling personages
Geluksvogels is een chronologische selectie uit deze Novellen voor een jaar, kundig en stijlvol vertaald en gebundeld door Yond Boeke en Patty Krone. De meeste verhalen spelen ergens op het Italiaanse, meestal Siciliaanse platteland of in/rond Rome in de periode tussen de eeuwwisseling naar Novecento en de levensdagen van de schrijver. Een bonte verzameling hoofdrolspelers trekt in 832 pagina’s voorbij: boerenknechten bevangen door een beroepsziekte, vergane adel die de schijn ophoudt, maar voor wie e.e.a. telkens verkeerd uitpakt, een jonge alleenstaande moeder op zoek naar geluk, gekwetste professoren, vechtende dokters, boeren, burgers en bestuurders, zwerfsters. Relatief weinig verhalen met vrouwelijke hoofdpersonen zijn in de bundel opgenomen, vaak omdat zij te melodramatisch ten tonele worden gevoerd of teveel als louter slachtoffers. De verhalen die door de ballotage kwamen, zijn stuk voor stuk geslaagde karakterschetsen vol diepmenselijke monologues interieurs. Zoals die van de bochelaarster, die door haar geloof gelukkig nog van zichzelf houdt, als ze over straat loopt en haar stadsgenoten ziet kijken: ‘Toe, lach me niet uit! Ik glimlach er zelf immers als eerste om, zien jullie wel?’

De meesterverteller schetst in 80 verhalen hoe mensen meestal proberen het beste ervan te maken. Voor- en achterzijden worden bezocht van moraal, eer, macht en hoe goede bedoelingen en (eigen)aardige mensen vaak botsen, ook op verouderde tradities en gewoonten, op weg naar een beetje gelukkig leven. De verhalen getuigen van groot menselijk inzicht, zijn prikkelend, filosofisch, ontroerend, humoristisch/ironisch, zelden veroordelend. Leven met anderen – en jezelf – aan het begin van de modernisering viel niet mee. Moraal en religie domineerden (nog) het leven, remden soms menselijke gevoelens en ambities, maar gaven ook houvast en zin. Pirandello’s karakters en plots bewegen zich hierdoor regelmatig als in een oude Echternacher-Dansprocessie, drie stappen voor-, twee stappen achteruit. Pirandello laat je ook onwillekeurig een Italiaanse aria neuriën.

Meanderende zinnen
De vertaalsters leveren passende, soms lang meanderende, barokke zinnen af, regelmatig vol archaïsch taalgebruik zodat je met het juiste been de Taaltijdmachine instapt. Resultaat: karakteristieke sfeertaferelen – alleen al van het Siciliaanse landschap – en vele bijzondere, mooie binnenwerelden van hoofdpersonen. Niet voor niets zijn Pirandello’s verhalen vaak verfilmd, waarvan Taviani-broeders’ Kaos (1984) een van de bekendste is, met o.a. verhalen ‘Maanziekte’ en ‘De andere zoon’, die gelukkig ook in deze bundel zijn opgenomen. Een paar voorbeelden. ‘De verrassingen van de wetenschap’ over een schrijver – Pirandello zelf? – uitgenodigd door oud-klasgenoot Tucci, die met zijn gezin op het platteland woont en wiens erudiete schoonvader ook fan van zijn schrijfwerk is. Schrijver reist erheen, ontdekt dat schoonvader bijna blind is en zijn werk alleen kent van de bladzijden die Tucci hem voorleest en die hij vervolgens van ellenlang literair commentaar voorziet. Schrijver in opperste verbazing. Tucci wil laten zien hoe succesvol zijn leven is en neemt hem mee naar een urenlange Gemeenteraadvergadering over (hou u vast) ‘Discussie over het door het College van Burgemeester en Wethouders voorgelegde Plan voor een elektrische waterkrachtcentrale in de Gemeente Milocca’. Doel: energiebron vaststellen voor aanleg van elektrische stadsverlichting. Betoog: compleet met een lesje risicomanagement grote projecten, dat akelig actueel klinkt:

Archeologie Magazine

“[…] met name als die begroting was opgesteld op basis van voorontwerpen en met het duidelijke doel de kosten laag te doen lijken; het bindende karakter van de offerte van de aannemer, hetgeen inhield dat de gegevens waarop die offerte was gebaseerd van kracht bleven – gegevens die de Raad natuurlijk had moeten aanvullen met varianten voor en toevoegingen aan de mechanische installaties […] en hoe kon je niet details toevoegen zonder te beschikken over de bouwtekening en de benodigde gegevens?”

Uiteindelijk roemt ieder Raadslid andere uitvindingen voor energiebronnen voor elektrisch licht, waarop de burgemeester besluit: het beter wachten op nieuwere uitvindingen voordat een oplossing gekozen wordt. Tucci vertelt glimlachend dat iedere vergadering zo gaat en sluit gesprek – en verhaal – af met: “En dus zitten we goed, beste vriend! Je kunt er zeker van zijn dat de wetenschap in Milocca nooit haar intrede zal doen. Heb je een doosjes lucifers? Haal het tevoorschijn en licht jezelf bij.”

Ander voorbeeld ‘Het geluk een paard te zijn’: een oud, mager paard in een verlaten boerderij. De mensen kijken ernaar, wat moet ermee gebeuren?

“Maar het heeft inmiddels genoeg van het staan en zakt moeizaam door zijn knieën om op de grond te gaan liggen uitrusten, nog steeds met zijn hoofd naar de deur.
Het kan nu eenmaal niet bedenken dat het vrij is.
Want is een paard, als het werkelijk de vrijheid heeft, in staat dat te beseffen? Het is vrij en geniet ervan zonder erover na te denken. Als ze het die vrijheid ontnemen, rebelleert het aanvankelijk instinctief, maar eenmaal getemd legt het zich erbij neer en past zich aan. […]
Een paard is niet als een hond, die zonder baas kan en waar niemand acht op slaat als hij over straat zwerft. Een paard is een paard, en als het dat zelf niet weet, dan weten de anderen het wel die het zien, met dat lichaam dat het heeft, dat veel groter is dan dat van een hond […] een lichaam dat nooit helemaal vertrouwen inboezemt en waar iedereen zich voor hoedt omdat het opeens, je weet het nooit, opzij kan stappen; […] Het heeft ook geen hondenogen die meer iets van mensen hebben: […] maar het zijn niet de menselijke ogen van een hond die om vergeving of medelijden vragen en die ook kunnen veinzen, met van die blikken waarbij hypocrisie geheel in het niet valt.
In de ogen van een paard zie je alles, maar je kunt er niets in lezen. […]


Waarna het verhaal je, via een mooie wending, met de vraag achterlaat: kun je gelukkig zijn zonder dit te beseffen?

Een verhaal per dag?
Zelfs als Pirandello wél 365 verhalen had geschreven en uitgegeven en wij als lezers ons tot één verhaal per dag hadden willen beperken, zou dat niet gelukt zijn. Daarvoor zijn de verhalen te goed, karakters te dichtbij, plots te wonderlijk, verdrietig of komisch. En zou één verhaal per dag lezen ook wel gewenst zijn: het doormaken van universele thema’s als liefde, vreugde, verdriet, dood, schaamte, waarheid enzovoorts via mensen en andere wezens van vlees en bloed, is een dagelijkse deugd. Empathie heet deze, geloof ik. Een dosering éénmaal daags, is dan een beetje zuinig, toch? Soms lijkt het of wij deze karakters van honderd jaar geleden beter kennen dan haastige mensen zoals u en ik. Maar laat ik voor mijzelf spreken: dat kan natuurlijk ook verbeelding zijn.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow