"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Gentse lente

Donderdag, 7 mei, 2009

Geschreven door: A.F.Th. van der Heijden
Artikel door: Daan Stoffelsen

De grootsheid van menselijke eenzaamheid

Sinds zijn debuut in 1978, met de verhalencyclus Met een gondel op de Herengracht, zijn we A.F.Th. van der Heijden vooral gaan leren kennen als een schrijver van de lange baan, van enorme boeken, samengesponnen tot wijdse cycli. Toch heeft hij ook een boekenweekgeschenk geschreven, Weerborstels (1992), en enkele korte verhalen en novellen die aansluiten op onderdelen van De tandeloze tijd en Homo Duplex. Gentse lente is een poging Van der Heijdens grote oeuvre tot aan die laatste cyclus samen te vatten in enkele verhalen, waaronder naast Weerborstels ook het requiem Uitdorsten (2003) en een vijftal nog niet eerder gepubliceerde. Er spreekt een redelijk vrije definitie uit van de term ‘verhaal’, maar op zijn best zie je erin wat Van der Heijden tot een groot schrijver maakt: dat hij met zijn proza de werkelijkheid kan bezielen, emoties kan ontleden tot het bot.

Op zijn minst beperkt hij zich tot oppervlakkige beschrijving, onopgesmukte, journalistieke beschouwing, die wel zijn stilistische kracht maar niet zijn verhalenvertellerschap tonen. Ook dringt zich af en toe een personage op dat door zijn ongegeneerde nieuwsgierigheid, bijna geldingsdrang, de natuurlijke tekening uit het lood trekt. Dat personage is de verteller, de ik.

‘Met rode konen keerde ze in de tuin terug. “Zo communiceren de mannen hier dus met de vrouwen. Hele liefdesbrieven. Hij heeft me op die manier ook zijn aanzoek gedaan.”
“Straks ga je me nog vertellen dat je ja hebt gezegd.”
“Nou en? De keurslager wou echtscheiding. Als ik met Wiel, zo heet hij, getrouwd ben, mogen we eens per maand in het kamertje. Voor intiem. Goed tegen de verveling.”
“Beloftes in lucht geschreven, die verdampen waar je bij staat.”’

Het is een eigenaardig intiem gesprek tussen de vrouw die haar man wilde laten vermoorden en de man met zijn journalistieke missie om achter haar motieven te komen. Het ene moment vraagt hij iemand die hij amper kent naar iets uiterst persoonlijks, het andere communiceert hij helemaal niet meer, maar oreert een commentaar. Tegelijk zie je hier een vakman aan het werk, die oog heeft voor het ongewone ( zo communiceren de gevangenen: met armgebaren die letters voorstellen), voor typisch taalgebruik (‘voor intiem’) en zo’n commentaar dat als gebeeldhouwd is geschreven, en heel precies op verschillende niveaus vluchtigheid beschrijft.

Boekenkrant

‘Schwantje’s Fijne Vleeschwaren’ is niet het beste wat de bundel te bieden heeft. Van het nieuwe werk blinkt wel bijvoorbeeld het titelverhaal, ‘Gentse lente’, uit: in de mensonterende gêne die de schrijver-hoofdpersoon voelt als hij zich heeft buitengesloten in zijn hotel, in minder dan hemdsmouwen, en een groep Engelse hooligans ineens een levensgrote bedreiging betekent:

‘Er klonk schel gefluit. Ik werd omzwermd – behalve door de twee die het oponthoud aangrepen om tegen de helverlichte gevel van het Bulgatel te kotsen. Er was wellust in hun braakgeluiden.
“Naked bloody bastard…!”
Ze porden van alle kanten in mijn onbedekte vlees, hard, met krassende nagels. Eentje haakte er een vinger achter het elastiek van mijn slip, en liet die weer terugknallen. Hé, dat was aangenaam vermaak voor na sluitingstijd – ze wilden het allemaal wel eens proberen. De een na de ander, soms met z’n tweeën tegelijk, trokken ze aan de elastische boord, en hanteerden het ding als een katapult zonder ammunitie. Ik wist: dit was allemaal maar voorspel tot wat nog komen moest. De totale vernedering.’

Tot op het bot, schreef ik eerder – in al zijn naaktheid is een even juiste karakterisering. Van der Heijden weet de schaamte, de angst te ontleden tot de universele eenzaamheid van de mens. Maar hij wacht nog met de genadeslag en vertelt eerst de geschiedenis van een omgekomen vriend – relativeren en uitstellen zijn twee van Van der Heijdens andere grote kwaliteiten. Dat zie je vooral in het oudere werk. Weerborstels is een hoogtepunt. ‘Uitdorsten’ toont prachtig de kale, naderende dood, de schrijnende laatste dagen van een moeder. De vroege ‘Het Byzantijnse kruis’ en ‘De gebroken pagaai’ (oorspronkelijk uit 1976, twee jaar vóór zijn officiële debuut) zijn verrassend sterk.

Gentse lente is een eerlijke jubileumbundeling ter ere van Van der Heijdens dertigjarig schrijverschap, ook door de mindere verhalen. Het toont de menselijkheid van de grote auteur, maar even goed de grootsheid van menselijkheid. Zoals alleen Van der Heijden die kan laten zien.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: