"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Gerber

Vrijdag, 13 januari, 2023

Geschreven door: Friedrich Torberg
Artikel door: Marjon Nooij

De goddelijke almacht van een wiskundeleraar

De in Wenen geboren Joodse journalist Friedrich Torberg (1908-1979) was pas tweeëntwintig toen in 1930 ‘Der Schüler Gerber hat absolviert’ verscheen. Max Brod geloofde heilig in deze debuutroman en bezorgde het bij de Weense uitgeverij Zsolnay. Het boek werd direct een daverend succes, maar onder invloed van de nazi’s werd het verboden en verbrand. Torberg wist via diverse omzwervingen te ontsnappen naar de Verenigde Staten waar hij tot 1951 in ballingschap bleef wonen, om zich daarna weer definitief te vestigen in Wenen. Vlak voor zijn plotselinge dood in 1979 ontving Torberg de Grote Oostenrijkse Staatsprijs voor Literatuur.

Bij Uitgeverij Van Maaskant Haun is deze schoolroman – opgenomen in de winteractie van Schwob en met een schitterend zelfportret van Egon Schiele op de cover – verschenen onder de titel Gerber, waarvoor Kris Lauwerijs en Isabella Schoepen garant stonden voor soepele de vertaling. Omdat de doctrine van het door Torberg beschreven schoolsysteem op verontrustende wijze raakvlakken heeft met de praktijken van de kampcommandant in zijn latere roman Mein ist die Rache (1943), wordt de roman gezien als visionaire roman, die qua inzicht dus breder getrokken kan worden dan dat deze alleen bedoeld is als schoolroman; zoals Max Brod het verwoordde, geeft de roman inzicht in het totaalbeeld van ons bestaan. Kurt Tucholsky en Robert Musil waren er bij verschijnen zeer van onder de indruk. Als ‘The pupil Gerber’ volgde in 1981 een verfilming met Gabriel Barylli in de rol van Kurt Gerber.

Semi-autobiografisch
De inspiratie voor deze semi-autobiografische roman haalde Torberg uit zijn eigen schooltijd in Praag en het zakken voor zijn eindexamen. Hij heeft aan den lijve meegemaakt hoe zijn onbarmhartige ervaring soms kon doorwerken en er door de hoge druk zelfs leerlingen overgingen tot suïcide. Deze klassieker uit de Duitstalige literatuurgeschiedenis kan gezien worden als kritiek op het destijds geldende, autoritaire schoolsysteem.

Protagonist Kurt Gerber – alter ego van Friedrich Torberg – begint aan zijn achtste en laatste jaar op het Realgymnasium. Hij bereidt zich voor op de Matura, oftewel Reifeprüfung; het eindexamen. Zijn kansen om te slagen zijn zeker niet slecht te noemen, maar wiskunde is zijn zwakke plek en hij beseft dat hij er nog flink aan moet trekken.

Wandelmagazine

Antagonist is de autocratische wiskundeleraar professor Arthur Kufper, die vanwege zijn beruchte reputatie door de leerlingen ‘God Kupfer’ wordt genoemd; “een kleinburger die zijn machtsfantasieën botviert van achter zijn lessenaar” en vooral geen tegenspraak duldt. Hij blijkt dat jaar ongelukkigerwijs ook hun klassenleraar te zijn, die er niet voor schroomt om de leerlingen daarin voor het oog van iedereen door het slijk te halen. Wiskunde is een verplicht vak, dus slagen voor dit vak is van cruciaal belang. Dagelijks lopen de leerlingen de kans om naar voren geroepen te worden voor een mondelinge overhoring.

In zijn privéleven laat Kupfer bij tijd en wijlen een prostituee opdraven; “zij werd door Kupfer bot opgedragen haar kleren uit te trekken om via alle denkbare wegen die zijn half ziekelijke lusten hem ingaven bij steeds hetzelfde eindpunt aan te komen: dat ze, zondig geworden, voor hem neerknielde en hem smeekte als straf haar lijf te nemen.”

Treitercampagne
Gerber stelt zich vooralsnog redelijk mild op ten opzichte van Kupfer, maar al snel heeft hij in de gaten dat Kupfer geen enkele kans onbenut laat om zijn machtsmiddelen in te zetten en de leerling waar hij zijn oog op heeft laten vallen op een meedogenloze manier uit te wringen. De sadistische treitercampagne wordt successievelijk voortgezet met als doel de druk op te voeren en de leerling te kleineren en de psyche te breken. Dit levert beklemmende passages op.

Tijdens een vluchtige ontmoeting met vader Gerber, waarschuwt Kupfer hem; “uw zoon zal bij mij het lachen wel vergaan. Dat soort vlegels krijg ik wel klein!” Hierop dringt zijn vader aan om naar een andere school te gaan, maar, omdat hij in beginsel nog zelfverzekerd is en niet gelooft dat Kupfer zoveel macht zal hebben, weigert Kurt halsstarrig het hoofd te buigen. Wel accepteert hij uiteindelijk de bijlessen. Desalniettemin is het de angst die regeert wanneer de mondelinge examens beginnen. De subjectiviteit van de beoordelingen is fnuikend, vooral omdat hij heeft gehoord dat er andere leerlingen tot tweemaal toe zijn gezakt voor wiskunde.

“[…] nu weet Kurt waaraan dit beeld hem herinnert, iets wat hij kortgeleden heeft gelezen over een pogrom in een synagoge, daar zitten ze nu, angstig, o zo angstig te wachten tot de kozakkenhoofdman binnenvalt met de gruwelijke boodschap, Kurt kan zich voorstellen dat ze allen in een vreselijk geweeklaag uitbarsten – maar nee, dat zal niet gebeuren, ze zijn tenslotte ‘voorbereid’, ze hebben allemaal geleerd, sommigen zijn zo zelfverzekerd dat ze zelfs met elkaar babbelen, dat zijn de goede leerlingen, ze praten luid, zonder met de anderen rekening te houden […]”

Eenzaamheid
Het moge duidelijk zijn dat eenzaamheid om de hoek komt kijken wanneer zijn vader ernstig ziek wordt en zelfs dreigt te overlijden. De kans om van school gestuurd worden is reëel. Hij wil hoe dan ook slagen en zijn vader behoeden voor stress ten gevolge van zijn slechte beoordelingen. Daardoor verzwijgt hij zijn slechte cijfer en vervalst zijn vaders handtekening. Domweg omdat Kupfer een handtekening van zijn moeder niet accepteert. Ook zijn wanhopige en onbeantwoorde liefde voor zijn voormalige klasgenoot Lisa Berwald – die met hem speelt; hem lijkt aan te moedigen, maar zich dan terugtrekt – speelt hem parten. Hij mag haar alleen “vanuit de verte aanbidden” en zijn brieven beantwoordt ze niet.

Een confronterend hersenspinsel van Kurt is, dat wanneer een klasgenoot onverwachts sterft en niemand om hem lijkt te rouwen, hij er vanuit gaat dat er waarschijnlijk ook niemand zal zijn die om hém zal rouwen. Gaandeweg verliest hij het contact met de realiteit. “Het was moeilijk te geloven dat er ook leraren waren die níet uit waren op het demonstreren van hun macht zolang het nog kon, maar die stil en bescheiden toewerkten naar de overgang van hun grote belangrijkheid naar hun nog grotere onbelangrijkheid.” De andere leraren lijken onder de plak van Kupfer te zitten en te zwichten voor zijn vernederingen. Toch probeert een leraar van een ander vak hem nog te behoeden voor de fratsen van Kupfer, wanneer Kurt op een belangrijk moment de klas verlaat om Lisa op te zoeken.

Egoïsme-altruïsme
Het altruïsme van Kurt staat haaks tegenover de egoïstische, grensoverschrijdende opstelling van Kupfer. De angst die de leerling voelt tijdens het mondelinge examen – waarvan hij achteraf bedenkt dat de oplossing uiteindelijk toch niet zo ingewikkeld was – slaat Kurt letterlijk lam.

Torberg zet psychologisch sterk uitgewerkte personages neer en gebruikt beklemmende sleutelscènes die de onrechtvaardige en psychologische oorlogsvoering zeer realistisch maken. Existentiële thema’s als angst, verlies en vrees worden in de roman glashelder beschreven alsook de verschillende soorten relaties, zoals tussen Kurt en zijn ouders, leraren, medeleerlingen en zijn onbereikbare liefde.

Zoals het motto van Rabbi Shimon ben Gamliël al aangeeft: “De wereld berust op drie dingen: waarheid, rechtvaardigheid en liefde.” Maar Kurt Gerber voelt dat de druk wordt opgevoerd, verliest zijn trots en zelfvertrouwen, en ziet geen andere uitweg dan een drastische vorm van capitulatie. Het krantenbericht dat Torberg op de laatste bladzijde heeft geplaatst is ontluisterend.

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken