"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

German Philosophy

Zondag, 10 februari, 2019

Geschreven door: Alain Badiou
Artikel door: Maarten Doorman

Hoe Fransen over Duitsers denken

Dat Duitse denkers de Franse filosofie blijvend hebben beïnvloed, blijkt uit een gesprek daarover tussen de Franse filosofen Badiou en Nancy. Maar van een omgekeerde invloed is geen sprake.

[Recensie] Nu de Britten van Europa wegdrijven in winters gekrakeel richt het oude continent zich noodgedwongen weer op zichzelf. En in het herformuleren van wat Europa is, staat de Frans-Duitse as onvermijdelijk centraal. Want het DNA van de Europese gedachte schuilt in de verzoening van deze twee landen na de slachtpartijen van de 19de en 20ste eeuw. Maar voeren deze twee landen ooit een echte dialoog?

Op 30 januari 2016 spraken de twee belangrijkste levende Franse filosofen, Alain Badiou (1937) en Jean-Luc Nancy (1940), in Berlijn met elkaar over de Duitse filosofie. Een Duitser modereerde de bijeenkomst. Laat dit gesprek tussen Fransen over Duitsers zien dat van een dialoog geen sprake is? Geen simpele vraag.

Vlaamse Jood

Boekenkrant

De moderator, Jan Völker, vroeg beide filosofen om hun licht te laten schijnen over achtereenvolgens Kant, Hegel, Marx, Adorno en Heidegger. Het is makkelijk je vrolijk te maken over de Franse slag van Badiou, die Spinoza een Vlaamse Jood noemt en even plompverloren als onjuist stelt dat volgens Kant ‘alles’ gekend kan worden. Of van Nancy die Marx laat beweren dat de mens in de ideale, communistische maatschappij ’s ochtends werkt (nee, hij jaagt), ’s middags vist en ’s avonds viool speelt (neen, hij zorgt dan voor het vee en na het eten bedrijft hij kritiek). Badiou ‘bewondert’ Kant maar ‘houdt niet van hem.’

Bij zo’n sceptische blik op deze Herenleed-achtige voorstelling mis je toch het bijzondere ervan. De Franse filosofie van na 1945 is namelijk vergaand door de Duitse beïnvloed, vooral door de dialectiek van Hegel en de kritiek van Heidegger. Je ziet beide denkers ermee worstelen. Völker vraagt de heren waarom het eigenlijk niet tot een gesprek tussen beide tradities kwam. Volgens Jean-Luc Nancy waren er twee verschillen. De Duitse traditie wantrouwde wetenschap en techniek, de Franse wantrouwde de taal en begon die ook grondig te ondermijnen.

Berlijnse discussie

Wanneer Badiou echter begint te orakelen over de ‘mathematische’ opvatting van de onverschilligheid jegens het zijnde en Nancy opnieuw zijn stokpaardje van de filosofische vreugde (jouissance) berijdt, roept de moderator hen tot de orde met de vraag wat filosofie tegenwoordig vermag in de Frans-Duitse traditie. Dan lijkt het erop dat de agenda nog altijd door Heidegger wordt bepaald, ondanks diens antisemitisme.

Verrassend genoeg valt de naam van de belangrijkste levende Duitse filosoof, Jürgen Habermas, geen enkele keer, terwijl die zich over de Franse filosofie niet helemaal onbetuigd heeft gelaten. Is deze Berlijnse discussie, hoe onderhoudend en prikkelend ze mag zijn, uiteindelijk toch niet een eerder Frans onderonsje dan een dialoog tussen twee tradities?

Die vraag lost op in het mooie nawoord van Jan Völker, die de hele mogelijkheid van een dialoog in de filosofie ondergraaft. Zo lijkt Socrates misschien telkens een gesprek aan te gaan, alleen zet hij gewoon een gedachte uiteen waarbij anderen slechts voertuig zijn van zijn betoog. En kun je wel in gesprek met Derrida, Hegel of Adorno? Filosofie richt zich op een publiek zonder daar echt mee in discussie te treden. Zij is begrijpelijk als rationeel vertoog, maar als communicatie onbegrijpelijk. Daar is dit boek al dan niet bedoeld een mooi voorbeeld van. En omdat het in een vertaling verschijnt, schrijft Völker terecht, wordt het uitgetild boven de dogmatiek van de eigen taal en traditie.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad

Boeken van deze Auteur: