"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Gezichtsverlies

Maandag, 11 februari, 2013

Geschreven door: Pieter Toussaint
Artikel door: Lucas van der Deijl

De verleiding van het toeval

2012 was het jaar van de gevallen fraudeurs. Lance Armstrong, Diederik Stapel, Dirk Smeesters en Jos van Rey: ze werden in alle media ontmaskerd en aan de schandpaal genageld. Het was ook het jaar waarin Gezichtsverlies van Pieter Toussaint verscheen, een roman over een Noorse hoogleraar die zich laat verleiden tot wetenschappelijke fraude. Toeval of niet, Toussaint, wiens debuut De brief in 2005 werd genomineerd voor zowel de Anton Wachterprijs als de Debutantenprijs, woont en werkt in Noorwegen waar hij sinds 2007 verbonden is aan de Universiteit van Trondheim.

Statisticus en ik-figuur Viktor Rijshout krijgt van het Noorse ministerie van Justitie de opdracht de waarschijnlijkheid te berekenen dat de aanwezigheid van een verpleegkundige bij drie onverwachte sterfgevallen toevallig is. Rijshout is zich terdege bewust van de controverse van het onderzoek naar de schuld van Anne L., die ook nog eens een (vage) kennis van de geëmigreerde Nederlander blijkt te zijn. Hij is aanvankelijk sceptisch: ‘Wilt u dat ik de schuld van deze mevrouw uitreken?’ Een dergelijk ‘bewijs vanuit het ongerijmde’, zoals Rijshout het zelf noemt, laat immers weinig ruimte voor de instrumenten van de meer traditionele jurisdictie: sporen, verhoren en getuigenissen. Een schuldbewijs wordt zo gereduceerd tot een berekening: als de kans dat de sterfgevallen toevallig tijdens Anne’s diensten plaatsvonden verwaarloosbaar klein is, dan is zij schuldig. Bovendien mag de statistische onwaarschijnlijkheid van een gebeurtenis niet tot de conclusie leiden dat die niet heeft plaatsgevonden.

Toch zegt Rijshout toe en dat wakkert de existentiële strijd aan die hij voert sinds de dood van zijn zoontje Ole. Als diens verdrinking in een koud Noors meer het resultaat is van een reeks willekeurige gebeurtenissen, dan ontslaat dat hem, de vader, van alle schuld en verantwoordelijkheid. Rijshout nipte weliswaar op het fatale moment onverstoord aan zijn whisky in hun nabijgelegen hut, maar hem treft geen blaam want het toeval versla je niet, zo redeneert hij. Die overtuiging verwerpt alle verantwoordelijkheid en keuzevrijheid. Zo bekent Rijshout aan Anne bij een bezoek in haar cel: ‘Denk je eens in dat alles wat we doen of wat er in ons leven gebeurt de zwaarte krijgt van iets dat is gepland? Dat maakt het voor mij in ieder geval ondraaglijk. Die verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt.’

Het onderzoek naar Anne L. biedt hem een uitgelezen kans om een statistisch model te introduceren waarin willekeur meegewogen wordt, de grondige kritiek van een collega op zijn theorieën ten spijt. Zijn model biedt hem indirect een methode om de willekeurigheid van Ole’s dood eindelijk ook rationeel en wetenschappelijk te bewijzen:

Heaven

‘Nu kan ik iets opschrijven waar ik van overtuigd ben. Ook al ben ik inmiddels gewend geraakt aan de wetenschap van alledag, waarin ongefundeerde opinies en macht vaak de doorslag geven en het mantra van de cynicus geldt dat iedere waarheid ontmaskerd kan worden. Toch wil ik zo graag vasthouden aan dat beeld van de wetenschapper die iets vindt wat er al die tijd al was. Iets wat niet verdedigd hoeft te worden. Iets waarvoor geen rekenschap hoeft te worden afgelegd.’

Om zijn bewijs sluitend te maken moet hij echter wel enkele data en bronnen verzinnen. Zoals gepland wijst zijn ‘onderzoek’ uit dat Anne’s aanwezigheid bij de sterfgevallen toevallig was. De krant framet het als een bewijs van Anne’s onschuld, waarop Rijshout een stortvloed van kritiek van onder andere zijn beste vriend Anders en zijn dochter Erna over zich heen krijgt. Bovendien valt Rijshout ten prooi aan de heksenjacht van het publiek, dat Anne al schuldig verklaard had. Tot overmaat van ramp ontdekken collega’s Rijshouts fraude daags na het verschijnen van het krantenbericht. In een beheerste stijl laat Toussaint zien hoe al die kritiek bij de professor eerder leidt tot woede en frustratie dan tot zelfreflectie. Zo sommeert hij de krant op hoge toon om de bronnen van de berichtgeving te noemen. ‘Nee, je zou je eens voor al die flauwekul moeten verantwoorden’, snauwt hij de medewerker toe die hem koeltjes het redactiebeleid uitlegt. De onverbiddelijke Toussaint houdt via deze redacteur binnenland zijn eigen personage een spiegel voor. Fraai.

Het engagement in Gezichtsverlies blijft uiteindelijk mager, en dat is jammer. Hoewel de roman ondubbelzinnig verwijst naar de gerechtelijke dwaling rond Lucia de Berk – een zaak die destijds herzien werd door de onjuistheid van de gebruikte onderzoeksmethoden – klinkt nergens kritiek door op de justitiële methoden voor waarheidsvinding. De schuldvraag ligt uitsluitend bij Anne, niet bij justitie. Deze affaire vormt daarom slechts het decor van een verder bevlogen en intelligent drama.

Gezichtsverlies is een uiterst scherpe en compacte roman over de onvermijdelijke menselijke kant van de wetenschap, over toeval, schuld en keuzevrijheid. Het is knap hoe Toussaint erin slaagt om met een afstandelijke stijl de tragiek van zijn hoofdpersonage over te brengen op de lezer. Rijshouts keuzes zijn verwerpelijk, maar diens getraumatiseerde leven vraagt tegelijkertijd om begrip voor die keuzes. Die pijnlijke spanning goot Toussaint in een simpele maar doeltreffende compositie, waarin niets aan het toeval overgelaten is.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.