"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het liberalisme en zijn schaduwzijden & Liberalism in Dark Times & Vrij

Zondag, 28 augustus, 2022

Geschreven door: Lea Ypi
Artikel door: Florian Jacobs

Gezocht: enthousiasmerend liberalisme

Leken liberale theorieën over mens en maatschappij in de vroege jaren negentig nog te pronken aan het eindpunt van de geschiedenis, dertig jaar later verkeren ze wereldwijd in zwaar weer. Drie politiek denkers, Francis Fukuyama, Joshua L. Cherniss en Lea Ypi, proberen elk via een andere invalshoek het liberalisme te laten herleven.

[Essay] Laten we naar goed filosofisch gebruik beginnen met een definitie: “Liberalisme in de betekenis die ik eraan verleen verwijst naar wetgeving: een systeem van formele regels dat de macht van de uitvoerende instantie beperkt, zelfs als die uitvoerende instantie in democratische zin gewettigd is door middel van een verkiezing.” Zo begint de eminente politiek denker Francis Fukuyama een onderscheid te formuleren tussen liberalisme en democratie in zijn nieuwste boek Het liberalisme en zijn schaduwzijden. Democratie krijgt gestalte in “periodieke, vrije en eerlijke verkiezingen” en heeft betrekking op de legitimering van politieke macht; liberalisme is een wetgevingsbeginsel dat politieke rechten en burgerlijke vrijheden, die alle burgers beschermen voor de macht van de staat, in instituties verankert. Liberale instituties garanderen de vrijheid van de burger, ongeacht wie de democratisch verkregen macht in handen heeft. Een combinatie van democratie en liberalisme verenigt het aangename met het nuttige: als we in vrijheid kunnen kiezen, kunnen we in vrijheid leven. “Liberale instituties beschermen het democratische proces door grenzen te stellen aan de uitvoerende macht.”

So far, so good. Echter, de wenselijkheid van de liberale democratie staat in schril contrast tot haar afbrokkeling overal ter wereld. Fukuyama citeert de onderzoeksorganisatie Freedom House, die analyseert dat liberale democratieën wereldwijd in opkomst waren tot ongeveer 2006, maar dat het sindsdien bergafwaarts gaat. Anno 2022 is de liberale recessie een crisis geworden: wie is er niet geschokt door de val terug in de geschiedenis van burgerrechten in de Verenigde Staten, de nietsontziende totale ineenstorting van burgerlijke vrijheden in Rusland? Hoog tijd voor een herwaardering van liberale principes. Waar vechten we ook alweer voor?

Een spoedcursus liberalisme
Fukuyama heeft slechts zo’n tweehonderd bladzijden nodig om de argumenten te schetsen die liberalisme rechtvaardigen, enige wereldse toepassingen ervan te analyseren en de kritiek erop te bespreken. Aan het eind van zijn boek treffen we enkele uitgangspunten die het vertrouwen zouden moeten herstellen in het liberalisme. Hij schrijft vlot, hoewel de vertaling her en der enigszins hapert, en met veel kennis van zaken: je hebt het boek zo uit en bent dan een hoop wijzer geworden over de geschiedenis en gebruik van het begrip. Fukuyama weet waar hij het over heeft. Wel leidt het beknotte karakter van Het liberalisme en zijn schaduwzijden ertoe dat Fukuyama soms al te snel door een onderwerp dendert: ‘identiteitspolitiek’ blijft bijvoorbeeld een onduidelijk begrip dat hij bovendien door het boek heen verschillend lijkt te definiëren. Ook de aanpak van de excessen van het economische neoliberalisme roept meer vragen op dan Fukuyama beantwoordt. Hoe meer een begrip in de literatuur voorkomt – en hoe vaak komen we termen als ‘identiteit’ en ‘neoliberalisme’ wel niet tegen in inhoudelijke discussies? – hoe meer het nauwkeurige duiding in een filosofisch argument vereist. Het lijkt er eerder op dat Fukuyama snel discussies herhaalt op weg naar zijn eigenlijke doel, de verdediging van liberale principes, in plaats van dat hij zich inspant om complexe begrippen te verhelderen. Zodoende frons je herhaaldelijk je wenkbrauwen voordat je bij het laatste hoofdstuk aankomt, waarin Fukuyama de uitgangspunten voor een liberale samenleving bespreekt, maar dan word je wel rijkelijk beloond. Het is alsof een gevierd zanger na enige plichtmatige nummers opveert omdat hij zijn lievelingslied mag aanheffen. Fukuyama haalt de hoge c met beweringen als: “Het klassieke liberalisme is op dit moment harder nodig dan ooit, omdat de […] liberale democratieën diverser zijn dan ze ooit waren.” Eindelijk krijgen we zin in het liberalisme! Helaas eindigt Fukuyama zijn boek wel met een oproep tot een gezapige “voldoening van het aanvaarden van grenzen” en “een zekere matiging”. Ik voelde me alsof de Stones net een concert hadden afgesloten met een uitvoering van Altijd is Kortjakje ziek. Toch zou ik Het liberalisme en zijn schaduwzijden aanraden aan iedereen die wel behoefte heeft aan een spoedcursus liberalisme. Je argumentenarsenaal is weer goed gevuld.

Yoga Magazine

Een moderne geschiedenis van liberaal denken
Dat het politiek-filosofische liberalisme een indrukwekkende geschiedenis heeft, laat ook filosoof Joshua L. Cherniss, die we vooral kennen als kenner van Isaiah Berlin, zien in zijn Liberalism in Dark Times: The Liberal Ethos in the Twentieth Century. Aan de hand van portretten van liberale twintigste-eeuwse denkers, zoals Weber, Camus en Berlin, schetst hij de contouren van een liberaal ethos. Dit cultiveren van een ethos beargumenteert Cherniss zelf als volgt:

“[T]he tendency to think about politics in terms of theories – of legitimacy, power, order, justice, constitutionalism, procedure – can breed blindness to reality, causing terrible harm, and making the infliction of this harm appear justified, even virtuous. The tempered liberals discussed here were acutely aware of the ease with which high-flown rhetoric, moral ambition, and ideological certainty can inspire the bombing of the old woman on the tram, the lynching of the policeman by the mob, the torture and execution of the political prisoner, the starvation of the peasants. They stressed the importance of cultivating an ethos that would enable us to recognize suffering and its evil, and resist the tendency to excuse or extol it.”

Cherniss zoekt een praktisch liberalisme, een politiek handelen dat het vermijden van leed steeds de voorkeur geeft boven het blind navolgen van iedere politieke ideologie (inclusief de liberale). Hij hoopt dat praktische liberalisme te kunnen schetsen aan de hand van het gedachtegoed van twintigste-eeuwse liberale denkers. De presentatie van Cherniss is wel die van een proefschrift; in het woud van noten herkennen we de academische oefening in historische onderscheidingen. Die hebben alle recht van bestaan – ze ballen onderzoek en kennis samen – maar een dergelijke stijl doet wel verlangen naar een biografie van een vrijheidsstrijder of een roman over een liberale held. Liberalism in Dark Times zet eerder aan het denken over politiek dan dat het aanzet tot politiek handelen. Daarmee beteugelt het boek de eigen ambities enigszins.

Camus als held
Gelukkig steken we wel wat op van Cherniss’ studie. Wat is liberale politiek, om te beginnen? “Liberal politics is limited politics – institutionally, normatively, ethically.” Dat komt ons intussen bekend voor, maar in de definitie doemt wel meteen het ‘liberale dilemma’ (liberal predicament, een term van Isaiah Berlin) op: “[H]ow to combat anti-liberal movements, which are not constrained in the way that liberal movements and regimes are, without either sacrificing political efficacy or betraying basic liberal principles in the name of defending them?” Het liberale dilemma komt tot stand als de liberaal, die per definitie een beperkte politiek bepleit, politieke, inperkende macht moet aanwenden om illiberale praktijken te bevechten. Wie liberaal zuiver wil blijven, of het gevecht überhaupt schuwt, resteert in tijden van liberale crisis een zich afzijdig houden van de politiek. Dat is evenwel onverantwoordelijk of zelfs, zo stelt Cherniss, narcistisch. Liever zoeken we een aantrekkelijke filosofie die morele verantwoordelijkheid koppelt aan liberaal gedachtegoed. In Liberalism in Dark Times krijgen we aardig wat voorbeelden voor de kiezen, en komt die van Albert Camus het overtuigendst over. Daarom vat ik het hoofdstuk over het liberale ethos van Camus graag even samen. Wie Camus zegt, zegt de opstand. Maar Camus is ook een denker die vragen stelt bij de morele fundamenten van de opstand. Hoe kan een oprechte opstand, die opstaat tegen onrechtvaardigheid en onderdrukking in naam van rechtvaardigheid en vrijheid, gematigd en menselijk blijven, en niet zelf fanatisch worden? Hoe kan een idealistische integriteit overeind blijven zonder politiek onmachtig te worden?

Deze vragen schrijft Cherniss aan Camus toe. Hij schetst Camus als iemand die zich bewust is van de valkuilen rondom morele politiek, die zich steeds weer moest verdedigen jegens degenen die een onwrikbaar intellectueel engagement voorstonden, of een simpel wereldbeeld propageerden. Camus’ opstand is altijd in beweging, altijd kritisch, nooit af. Zijn schrijfstijl ligt in het verlengde van zijn zoeken: die is afgemeten, sober, concreet, duidelijk, verstoken van vals sentiment. Cherniss rondt zijn indrukwekkende hoofdstuk over Camus af met een opsomming van drie ethische eigenschappen waarmee de liberaal à la Camus politiek handelen kan onderbouwen: eerst is er een besef van solidariteit, van onderlinge afhankelijkheid, dan een impuls tot rebellie, de hartstochtelijke afkeer van onrecht en lijden, en tot slot burgerlijke verantwoordelijkheid, de overtuiging dat vrijheid een onophoudelijk avontuur is. Solidariteit, rebellie en verantwoordelijkheid: misschien komen we met dat driespan de eenentwintigste eeuw wel door.

Liberaal leven
Na het hoofdstuk over Camus volgt dat over Aron, die Cherniss presenteert als iemand die een realistischer politiek engagement etaleert dan Camus. Aron komt over als een typische progressieve politicus, die de rafelrandjes van de condition humaine steeds probeert op te poetsen. Aron noemt twee essentiële zwakheden van liberaal-democratische staten: ze hebben moeite om een morele vitaliteit in stand te houden, en ze beschermen de vrijheid van de vijanden van vrijheid. Arons gedachten hebben een halve eeuw later niets aan waarheid ingeboet. Berlins pluralisme is in zoverre nog realistischer dan dat van Camus en Aron, dat hij het opschreef aan de hand van portretten van denkers die echt hebben bestaan (Camus verwees liever naar mythologische of literaire personages, zoals Prometheus of Ivan Karamazov). Pluralisme kan wel degelijk een politiek handelen inspireren, maar alleen binnen een kader van een groter moreel perspectief, wat Berlin ‘humanisme’ noemt. Het humanisme van Berlin is niet heel gemakkelijk te definiëren, wel schrijft Cherniss het drie onderscheiden elementen toe, te weten de erkenning van en empathie voor andere individuen, en het seculiere karakter ervan. Daar zijn we dan. Cherniss eindigt zijn boek met de vraag of we de liberale denkers die hij heeft besproken zouden kunnen overtreffen. Hij klinkt gematigd hoopvol. Na het lezen van Liberalism in Dark Times blijven de vragen naar een strijdlustige en moreel oprechte liberale levenshouding, maar kunnen we iets beter antwoord geven. En willen we Camus lezen. Hier strijden we voor Eerder hunkerde ik naar een biografie van een vrijheidsstrijder of een roman over een liberale hel.

Lea Ypi’s Vrij
Opgroeien aan het einde van de geschiedenis komt in de buurt van beide. Het boek is weliswaar geschreven door een filosoof – Ypi is hoogleraar politieke theorie aan de London School of Economics – maar het leest als een combinatie van een spannende roman en een onthullende autobiografie. Ypi groeide op in Albanië en maakte zowel de val van het communistische regime, de opkrabbeling van de samenleving en de ontwrichtende burgeroorlog in 1997 mee. Haar boek lezende – en geloof me, je kunt het niet wegleggen – begrijp je wat een weelde het is om te leven in een liberale democratie. Wie zich in Vrij onderdompelt, maakt mee hoe het is om niet vrij te zijn. Je koestert de liberale democratie des te meer na het lezen van Vrij. Daarmee is niet gezegd dat Ypi een naïeve voorstelling van de liberale democratie koestert. In haar dagelijkse leven doceert ze Marx en we treffen tussen de regels door genoeg kritiekpunten op een uit de hand gelopen liberalisme. Vrijheid is een wassen neus zolang die niet gepaard gaat met sociale structuren die vrijheid mogelijk maken, zo blijkt uit Ypi’s scherpe observaties en commentaar. Impliciet lijkt ze dan ook een pleidooi te houden voor een democratisch socialisme, een politieke staatsvorm die economische vrijheid toestaat zolang ze de vrijheid van haar burgers niet beknelt. Nu komt onze vrijheid al te vaak in het nauw om sociaaleconomische redenen. Lezers die een meer filosofisch onderbouwde vorm van dat democratisch socialisme zoeken, kunnen terecht bij bijvoorbeeld Martin Hägglund en Guy Standing. Ypi wijst eerder de weg, ex negativo: ze beschrijft overtuigend wat vrijheid niet is. Ypi’s indrukwekkende memoires vormen misschien wel het beste pleidooi voor de liberale samenleving dat ik recentelijk heb mogen lezen. De urgentie van Ypi’s doorleefde geschiedenis is niet mis te verstaan. Ik raad het aan iedereen aan die een goed boek zoekt, en doe dat bij dezen dan ook aan wie dit leest. De geschiedenis van de liberale samenleving is eindeloos, tenzij we dat einde zelf veroorzaken.

Eerder gepubliceerd in iFilosofie