"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

God onder de mensen

Dinsdag, 9 november, 2021

Geschreven door: Toon Tellegen
Artikel door: Dietske Geerlings

“Ik ben even weg

[Recensie] Net zo vanzelfsprekend als eekhoorn in de vele dierenverhalen van Toon Tellegen een brief schrijft aan egel, hangt in Tellegens nieuwe verhalenbundel, God onder de mensen, God een briefje aan de deur van de kerk. Misschien komt die vanzelfsprekendheid deels door het ontbreken van een lidwoord. Het is immers nooit ‘de’ of ‘een’ eekhoorn, maar gewoon ‘eekhoorn’ en hier is het gewoon ‘God’. In het voorwoord legt Tellegen uit waarom hij zonder enige terughoudendheid over God schrijft: “Maar over God – wie hij ook is – weet niemand meer dan ik, en niemand ook minder. Over God heb ik absolute zekerheid en absolute onzekerheid, verder over niets.” Steeds opnieuw komt God in deze bundel een verhaal in wandelen, volstrekt vanzelfsprekend dus, maar tegelijkertijd bijzonder verrassend. De verrassing zit vooral in het spel dat Tellegen speelt met allerlei bestaande opvattingen over God.

Het openingsverhaal begint met “God woonde in een kerk.” De kerk wordt weliswaar door velen ‘het huis van God’ genoemd, maar zoals het hier staat, klinkt het alsof het evengoed een rijtjeshuis had kunnen zijn. God hangt een briefje op de deur: “Ik ben even weg. God”. Het lijkt een simpele boodschap, maar niets is minder waar. Waar is God naartoe? Komt hij weer terug? Hoe lang duurt even? De een voelt zich bevrijd, de ander voelt een gemis. Aan het einde van het verhaal sterft God, en in plaats van dat hij na een paar dagen opstaat, wordt hij “pas tientallen jaren later teruggevonden, toen de kerk werd verkocht.”

In plaats van een helpende God is hij hier vaak een hulpbehoevende figuur: “Zo leefden de mensen verder en zagen God oud worden, steeds verder gehavend en hulpbehoevend. Maar hun hulp riep hij niet in.” Het lijkt een omkering van de gedachte dat God machteloos toekijkt hoe wij er op de wereld een rommeltje van maken. Misschien is dit verhaal een nieuwe versie van het lijdensverhaal: God die “niets liever deed dan vallen, struikelen, ergens tegen aan botsen en bloedend verder lopen.” Het slot is een verrassende omkering van de gedachte dat Jezus voor ons aan het kruis is gestorven, want hier lijdt de mens juist door God: “Ze begrepen hem niet en zijn lijdensweg werd de hunne.”

Sommige mensen raken in gevecht met God: “Hij tilde God op, knelde hem tegen zich aan, draaide vier keer op zijn hakken rond en slingerde hem midden op straat. ‘Of ik u niet ken…!’ riep hij hem achterna.” Het klinkt wanhopig en verwijst wellicht naar het gevecht van Jakob met God uit de bijbel. De worsteling met het geloof wordt teruggebracht tot een handgemeen op straat:

Boekenkrant

“Hij liet zijn handen weer zakken. Het was zes uur, hij had honger, zijn vrouw wachtte op hem met het eten. Het begon te regenen. De straat was verlaten, er was nergens een levende ziel te bekennen, zelfs geen hond.”

Achteraf vraag je je af of er wel een gevecht heeft plaatsgevonden.

Veel verhalen roepen vervreemding op, door de bizarre gesprekken en situaties die zich voordoen. Zo vraagt God nota bene zelf aan een beeldhouwer of hij een beeld van hem wil maken. De meeste lezers zullen hier het tweede gebod uit de tien geboden herkennen, waarin staat dat je geen beeld van God mag maken. Als de man tegenwerpt dat God onzichtbaar is, antwoordt God: “Daarom juist.” Hij licht zijn antwoord toe: ‘“Je moet mijn onzichtbaarheid zichtbaar maken,” zei God, ‘dat is toch de essentie van kunst?’” De ironie wil dat Tellegen zelf kunstenaar is, want hij maakt in zijn verhalen God zichtbaar, tastbaar haast, als mens en soms als rondwandelend idee.

Voor een belangrijk deel zit de kracht van Tellegen in het spel met de taal: “Het was druk op straat. De man verloor God ten slotte uit het oog en ging terug naar zijn kantoor.” God uit het oog verliezen is voor veel gelovigen een drama, maar in dit verhaal wordt het teruggebracht tot iets kleins: als het druk op straat is, verlies je iemand al gauw uit het oog. Tegelijkertijd blijft het grote meespelen, want het gaat ook over de drukte van de mens in het algemeen, waardoor hij geen tijd neemt om na te denken over de zin van zijn bestaan. Eenvoudige zinnen zetten de lezer aan het denken over grote levensvragen.

Met deze nieuwe bundel brengt Tellegen subtiel en humoristisch God onder de aandacht van de lezer, en op die manier God onder de mensen. Je kunt immers niet anders dan tijdens het lezen God voor je zien, in zijn gehavende kleding, geërgerd in de sloot, of verbouwereerd in een deuropening. Als iemand aan God vraagt of hij in zichzelf gelooft, zegt hij eenvoudig: “Geloven is iets van mensen, niet van mij.”

Eerder verschenen op Tzum

Boeken van deze Auteur: