"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Godverdomse dagen op een godverdomse bol

Woensdag, 1 oktober, 2008

Geschreven door: Dimitri Verhulst
Artikel door: Daan Stoffelsen

Ons bittere verhaal, het raakt

De mens: ze hadden hem nooit uit het water mogen laten kruipen.’ Het was een zeldzaam bittere opmerking in het liefdesverhaal Mevrouw Verona daalt de heuvel af, maar nu, twee jaar later, doorloopt Dimitri Verhulst de lijdensweg van het water tot de bom helemaal, een verhaal zo oud als de mensheid, van de mensheid, van dat unieke wezen, kortaf ’t. Hij laat ’t – ons – uit het water kruipen, en vervolgens op elkaar, en vervolgens op elkaar inslaan, geloven, uitvinden, overleven, van de ene dwaasheid naar de andere. Godverdomse dagen op een godverdomse bol is een door- en doorzwart ‘logboek van de wereld’, met Verhulsts snedigheden en mooie zinnen, maar zonder een snippertje mededogen.

‘’t Kijkt naar dat vuur en neemt daar vrede mee. ’t Luistert naar het geknisper van droge takken en laat zijn gedachten afdwalen naar ergens waar ’t van zijn leven nog geraken wil, de maan misschien. Zot!
Gezellig. Knus. Ware het niet dat iedereen nog altijd op elkander kruipt en ’t t iets voelt opkomen te doen bij een soortgenoot wat ‘t eerder met de beesten deed. Iets met scherpe stenen en veel bloed.’

En dan is het vuur nog maar net uitgevonden. Lust, geweld, verspilling en honger zijn de grote verhaallijnen van Godverdomse dagen, en met plezier vertelt Verhulst verder: de opkomst van rijken, godsdiensten, de ene na de andere keizer… Elk idee van voortuitgang wordt van zijn illusie ontbloot.

‘’t Aanbidt de keizer, al heeft ’t eerlijk gezegd niet veel keus. Het is aanbidden of sterven. Maar goed, er is al beterschap op komst; de keizer wordt vergiftigd door zijn eigen wijf die haar zoon uit een vorig en vurig huwelijk op de troon wil zien. Een andere en een betere! Verandering van spijs doet vreten!’

Dans Magazine

De ijdele leiders en de suffe volgers, ze krijgen er flink van langs. Verhulsts sympathie ligt bij de andere schepselen, de mammoeten, de reuzenwombats, de dodo’s, bomen, planten… en bij de taal. Zijn eigen taal, als hij de mens voor het eerst laat spreken, ‘tastend met de tong naar de taal’, en in het algemeen: ‘Er is taal en er is schrift, en zeker is dat ’t nu niet veel meer nodig heeft voor ‘t het woord ‘ongelukkigheid’ in kleisteen grift.’ De dwaasheid van de mens laat zich helder scheppen, bij christelijke ketterverbranding: ‘Er rust een gevaarlijke vorm van wantrouwen op elke geletterde. Maar vooruit, ’t ziet het langs de positieve kant: een half jaar lang worden de openbare baden verwarmd met brandende boekrollen.’ En deze ambigue hoop geeft Verhulst ons mee:

‘De taak die ’t ooit vrijwillig op een dag met veel plezier heeft aangevat, het benoemen van de dingen, is nog altijd onvoltooid. En ’t hoopt dit zo te houden. Want eens de stromen met woorden zullen zijn opgedroogd, zal ’t zijn eigen einde ruiken. Het einde van de woorden, dat is de dood.’

Vrolijk is Godverdomse dagen niet. Verhulsts perspectief geeft blijk van grote zwartgalligheid, gecombineerd met een bijna nog dodelijker onverschilligheid. Je mist het menselijke – een beladen term na lezing van dit boek –, het mededogen, de hoop. Je mist tastbare hoofdpersonen – hoe kan iets geabstraheerder zijn dan onzijdig, en dan nog eens afgekort? –, intieme anekdotiek, een sprankje rust of vrede – bij het genieten van het vuur denkt ’t al aan scherpe stenen en bloed. Godverdomse dagen is moeilijk inleefbaar, moeilijk te adoreren.

Maar die analyse verdient nuancering. Dit verhaal, ons verhaal, heeft een blijgelovige of een socialistisch-utopistisch optimist nodig om er wat leuks van te maken, dat in de eerste plaats. En bij tweede lezing, bij nadere lezing, valt de consequente toon op, het sterke ritme van terugkerende motieven, de vaart. Dit pamflet, dit essay is met scherpte en geest geschreven, en ja, je zou het woedend noemen – als het niet doordacht en gepolijst was, een van Verhulsts meest beheerste werken –, sarcastisch – als niet ook de ontzetting, de betrokkenheid had doorgeklonken. Want dat is nog wel het eigenaardigste van deze bittere geschiedenis: ondanks al die misantropie raakt het je.

Godverdomse dagen op een godverdomse bol is daarmee weer, na het gruwelijk realistische Problemski hotel, het hilarisch-ontroerende De helaasheid der dingen en het bijna zoete Mevrouw Verona daalt de heuvel af, een verrassing geworden, of moet ik met schrik zeggen, een boek dat wakker schudt, en je tegelijk doet afvragen wat er nog komen moet, welk vervolg Dimitri Verhulst met zijn stille overlever – de taal – beoogt. Hopelijk blijft het niet bij dit bij de bom op Hiroshima gegeven antwoord op de telkens, weer en weer herhaalde vraag hoe laat het is:

‘Het is acht uur zestien. Zo laat is het. En acht uur zestien zal het altijd blijven, wat horloges één minuut later ook mogen beweren.’

Laat de tijd stilstaan, maar laat de woorden blijven komen, laat het einde uitblijven. Want vrolijk is het niet, maar het verrast. En het raakt.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De pruimenpluk

De Laatkomer