"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Grand Hotel

Vrijdag, 7 augustus, 2020

Geschreven door: Vicki Baum
Artikel door: Elisabeth Francet

Een onderkomen voor tragiek

[Recentie] Berlijn, een druilerige winterdag midden jaren twintig. We bevinden ons in het Grand Hotel. Op dit avondlijke uur is het komen en gaan in de lobby; straks beginnen de theatervoorstellingen. Onafgebroken toeteren langsrijdende auto’s en op straat wemelt het van bewegende lichtreclames, zwarte paraplu’s, gele autobussen. Boys en piccolo’s met nat gekamde haren lopen zich de benen uit het lijf om de hotelgasten op hun wenken te bedienen. Uit de tearoom waait jazzmuziek tegemoet, uit de serre smachtende vioolklanken. Daardoorheen rinkelen de glazen en ruisen de jurken. De draaideur aan de ingang duwt gasten naar binnen of buiten.

In de hotellobby zit Dr. Otternschlag, een oorlogsveteraan met een half gezicht, geelgerookte handen en een aankomende depressie, een borrel te drinken, terwijl andere gasten zich naar hun pleziertjes spoeden. De portier van dienst ziet wat bleek om de neus. Zijn vrouw is net aan het bevallen, maar men kan niet verlangen dat het werk daardoor stil komt te liggen. Hij wordt trouwens aan de loge verwacht. Een vreemde, haveloze figuur is net het hotel binnen gewaaid. Zijn naam is Kringelein: boekhouder, terminaal ziek en wanhopig op zoek naar een kamer. Met zijn spaargeld wil hij het er nog een keer goed van nemen, het bedwelmende gevoel van overvloed ervaren. Ook de charmante baron en meester-oplichter Gaigern betreedt het hotel. Hij is uit op de juwelen van Groezinskaja, een Russische ballerina op haar retour. De wulpse secretaresse Flämmchen beweegt zich als een vis in het water door het hotel, op zoek naar een werkgever die bereid is haar mee te nemen op verre reizen in ruil voor haar speciale diensten.

In 1929 verscheen Menschen im Hotel van de Oostenrijkse Vicki Baum (1888-1960) als feuilleton in Berliner Illustrirte Zeitung (destijdshet meest gelezen tijdschrift van Europa), waarin de tijdsgeest kleurrijk geïllustreerd werd. Er kwam een bestseller uit voort die enkele jaren later verfilmd werd met Greta Gabro in een hoofdrol. De roman verscheen onlangs als Grand Hotel in Nederlandse vertaling. En welke achtergrond leent zich meer dan een Grand Hotel voor de confrontatie van een variëteit aan personages, thema’s, achtergronden en levensstijlen, tekenend voor die tijd?

Met enkele zwierige pennentrekken zet Baum haar karakters neer. Aan lager wal geraakte aristocraten, diva’s op hun retour, zakenlui met gefnuikte ambities, arme drommels en oorlogsveteranen passeren de revue; maatschappelijke thema’s zoals vrouwenemancipatie en klassenstrijd komen impliciet aan bod. In het Grand Hotel leer je mensen kennen zoals je een sigaret opsteekt: vluchtig en zoveel als je lekker vindt. Alle personages lijden emotioneel, mentaal of fysiek. Overdag vinden de hotelgasten verlichting in uitstapjes, drink- en braspartijen, thé dansants in het hotelpaviljoen. Tijdens hun slapeloze nachten worden ze bezocht door alle denkbare variaties van pijn: heimwee, cynisme, maagklachten, fantoompijn, aftakeling, verbittering, liefdesverdriet. Eenzaamheid en wanhoop komen in de loop van het verhaal steeds meer aan de oppervlakte.

Archeologie Magazine

’s Ochtends verschilt het Grand Hotel niet veel van een beurs. Nette zakenlieden en bankiers verhandelen er hun producten, ideeën en leven. Een van die zakenmensen is bedrijfsdirecteur Preysing: ‘L’état, c’est moi.’ Terwijl Preysing aan de ontbijttafel zijn ziel verkoopt aan de hoogste bieder, zit zijn werknemer Kringelein op de rand van zijn bed. Hij realiseert zich dat hij binnenkort doodgaat en ziet scheel van angst. Baron Gaigern, die nog in een roes verkeert na een passionele nacht met de Russische ballerina, ontfermt zich over de arme Kringelein. Samen doorkruisen ze het bruisende Berlijn. De baron neemt hem achtereenvolgens mee naar de kleermaker, een koopcentrum en een casino. Ze wonen een boksmatch bij, gaan racen, zelfs vliegen. Kringelein ondergaat de ene kick na de andere, voelt dat hij leeft, zit boordevol adrenaline. Angst valt als bij toverslag van zijn schouders. Pas tegen het ochtendgloren beseft hij hoe desastreus die genotsrollercoaster was voor zijn doodzieke lichaam.

De personages verleiden, gebruiken, misbruiken elkaar. Allen zijn ze intriganten. Ze spannen samen, bespotten en vernederen aan de lopende band. Opportunisme bepaalt de onderlinge verhoudingen. Het ontaardt in trieste vertoningen. De mens op zijn zwakst klampt zich wanhopig vast aan zijn grootste zwakheden: ijdelheid, machtswellust, genotszucht. Kringelein, het meest intrigerende personage, deed me denken aan Joseph Roth, een tijdgenoot van Baum. Roth was een hotelmens die zijn hele hebben en houden meedroeg in drie koffers en nergens lang genoeg verbleef om geen vreemde meer te zijn. In Hotelmens, een bundel reportages en brieven (in 2014 samengesteld en vertaald door Els Snick), schrijft Roth over zijn hotelervaringen. Ook in zijn werk gaat diepe tragiek schuil achter de façade van een hotel.

Baum gebruikt clichés om haar verhaal kracht bij te zetten, cliffhangers voor de spanning en ironie om het verhaal luchtig te houden. De actiescènes zijn soms nogal breed uitgesponnen, zoals wanneer baron Gaigern, als een heuse James Bond, tegen de gevel van het hotel opklimt om Groezinskaja’s kamer binnen te dringen en haar parels te stelen. Het eindigt in een passionele omhelzing, een van de minder geslaagde passages in het boek. De sterkte van de roman zit ‘m vooral in de dialogen, de psychologische ontwikkeling van de personages en de tijdsgeest die Baum, bijna een eeuw later, opnieuw tot leven wekt.

“Ik wil niet net als het hotel waar ik verblijf en het continent waarnaar het is vernoemd tot de conclusie komen dat de beste tijd achter mij ligt en dat ik van de toekomst weinig meer te verwachten heb dan teren op mijn verleden,” schrijft Ilja Leonard Pfeijffer in zijn jongste roman Grand Hotel Europa (2018), het volgende hotelboek op mijn leestafel. Zijn hedendaagse Grand Hotel is een verzamelplaats voor de pijn van een continent. Nostalgie en vergane glorie zijn er producten geworden. In de industrie van het massatoerisme worden clichés in een gloednieuwe verpakking (made in China) als een authentieke Europa-ervaring verkocht. Het Grand Hotel evolueerde kunstmatig tot een metafoor voor het verleden. Het is een onderkomen voor tragiek gebleven.

Eerder verschenen op Geen dag zonder boek

Grand Hotel