"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Grip

Vrijdag, 30 december, 2011

Geschreven door: Stephan Enter
Artikel door: Daan Stoffelsen

Er is iets in dat verleden

Er wordt heel veel nagedacht, overwogen en herinnerd in Grip, de nieuwe roman van Stephan Enter, dikwijls in lange zinnen die met grote precisie het proces van het herinneren vastleggen. Maar de volmaaktheid van Enters vakmanschap – het zijn erg mooie lange zinnen, de thema’s zijn doordacht – verhult niet dat er van alles mankeert aan wat de drie hoofdpersonen en vertellers zich herinneren. Ze waren twintigers toen ze elkaar leerden kennen en met elkaar op de Lofoten klommen, nu zijn ze veertig, en ze komen weer bij elkaar. Waarom? Wat drijft hen? Er is iets in dat verleden.

[Zie ook de voorpublicatie op Athenaeum.nl.]

Op Brussel Midi ontmoeten twee van de drie mannen elkaar, vóór hun treinreis naar de derde, die inmiddels getrouwd is met de vierde van hun klimgezelschap, Lotte. Onthoud die naam.

‘God, daar was hij dus. Paul van Woerden stond met geopende portemonnee voor de toonbank, keek toevallig langs de verkoopster naar buiten en zag hem voorbijkomen. Ja, hij was het, geen twijfel mogelijk; daar ging Vincent Voogd, behendigste aller alpinisten, na twintig jaar onmiddellijk herkenbaar. Nog steeds zo’n norse kop met van die rafelige bakkebaarden. Hij droeg een modieus visgraatjasje, trok een kleine koffer op wieltjes als een weerspannig hondje achter zich aan en hield een krant op ooghoogte voor zich uit. Hij was zo verdiept dat hij al lezend tegen iemand opbotste en – kon het sprekender – in plaats van zelf excuses te maken, ze zo te zien juist ontving.’

Boekenkrant

Kan het sprekender? Vincent maakt indruk, nog steeds. En Paul ziet het, Paul ziet alles, en voelt er van alles bij. Hij denkt terug aan die reis die ze met z’n vieren maakten naar de Lofoten, die bepalende reis die hen bij elkaar bracht, en uit elkaar speelde. Cruciaal daarbij is de val die Lotte maakte – de scène maakt deel uit van het uitgebreide fragment op Athenaeum.nl – en dat eindigt met: ‘Ze keek hem met een van pijn vertrokken gezicht aan en zei: “Het was een ongeluk – goed?”’

Dat is het iets in het verleden, dat is de reden voor Paul om naar Martin en Lotte te reizen. Wat bedoelde Lotte daar toch mee? Och ja, herinneringen:

‘Wat een gift, wat een raadsel hoe je al die tijd alles paraat had – maar er zelden naar omkeek, vluchtig soms als naar een foto die je eens van een vergezicht had gemaakt; en dat je herinnering bedolven raakte onder knisperende laagjes nieuwe gebeurtenissen, boordevol mensen en vakanties en boeken en oudjaarvieringen en omwentelingen in de wereld en dat nu, domweg door Martins uitnodiging in te gaan en in een trein te stappen, een bries opstak die alle opgetaste tijd wegblies en je toonde dat het daaronder fris en levend bleek als twintig jaar geleden.’

Dat is zo’n helemaal kloppende zin, zowel het ritme als de strekking als de beelden (‘opgetaste tijd’!) die Enter door zijn roman strooit; bijna storend hoe nadrukkelijk hij op het thema varieert, aangevuld met een pinnige discussie tussen Paul en Vincent over een krantenartikel waarin onsterfelijkheid op termijn wordt aangekondigd, het lijkt wel een tweede thema, en dan zijn ze stilletjes aan bijna in Swansea, hun eindpunt. Daar schakelt Enter over naar het gezichtspunt van Martin. Hij zit in de bus, met dochtertje op weg naar het treinstation om zijn vrienden op te halen. Hij blijkt weer een heel ander moment uit hun gezamenlijke vakantie als belangrijkste te herinneren, en Paul en Vincent weer op een heel andere manier te zien. Net voor aankomst schakelen we terug naar Vincent, wiens zelfverzekerdheid schijn blijkt te zijn. Ook hij wil iets van Lotte, ook hij heeft totaal andere herinneringen aan de Lofoten.

Er zijn dus meerdere ietsen in dat verleden, en die herinneringen kloppen misschien wel, maar hun waarde is niet absoluut. En dat is het addertje onder Enters gras. Die weldoordachte, goed verwoorde gedachten over tijd, herinnering, gezelschap en sterfelijkheid geven je de indruk dat deze mannen – Lotte komt nooit aan het woord – zich niet kunnen vergissen, dat zij hét verhaal over hét verleden vertellen. En dat klopt natuurlijk niet, en als je dat nog dacht, dan doorbreekt Enter je verwachtingen in het laatste, actiefste deel van het boek: ze wandelen het laatste stuk naar huis, Paul duikt in zee, het wordt plotseling vloed. Al die zelfverzekerdheid blijkt er een van woorden te zijn – en wat je eraan ontleent kan je fataal worden. Het is de revanche van de schrijver op de klimmers.

Grip is een klassieke roman, Enter doet niet iets nieuws, hij laat zijn personages niets nieuws zeggen, maar het klinkt fris; het werkt goed, de psychologie, de stijl en het perspectief. Van zin tot zin brengt hij je in een beweging die niet ophoudt, je wilt niet dat hij ophoudt, al weet je niet of je stilstaat of vooruitgaat. Het landschap schiet vooruit, jij blijft achter.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Pastorale