"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Grote geschiedenis van de Nederlandse taal 1 en 2

Vrijdag, 4 februari, 2022

Geschreven door: Jelle Stegeman
Artikel door: Evert van der Veen

Historisch handboek van het Nederlands

Deel 1

[Recensie] Het eerste deel van deze omvangrijke geschiedenis behandelt de middeleeuwen en de nieuwe tijd. De Grote geschiedenis van de Nederlandse taal bevat veel citaten die ontwikkelingen in de Nederlandse taal door de eeuwen heen illustreren. Jelle Stegeman zet de taal steeds uitgebreid in de context van de tijd en besteedt dan ook de nodige aandacht aan historische en maatschappelijke ontwikkelingen die op de taal van invloed zijn geweest. Op deze manier krijgt de lezer een goed beeld van de interactie tussen taal en mensen in een bepaalde periode van de geschiedenis, met gebeurtenissen die de nodige invloed op de taal hebben uitgeoefend.

De hoofdstukken hebben mooie titels zoals Duutsce tonge, Spraken mundis minis, Misselike tonghe en Het zelve volk, ’t zelve in tael. Door heel het boek heen geeft Stegeman vele voorbeelden van woorden en hun ontwikkeling.

Jelle Stegeman toont zich in dit boek een echte docent en legt eerst duidelijk de opbouw van het omvangrijke boek uit. Daarna gaat hij helemaal terug naar de prehistorie en noemt de Codex Argenteus uit 369 waarin het Onze Vader in het gotisch staat opgetekend. Het is de oudst bekende Germaanse tekst.

Boekenkrant

Stegeman geeft een definitie van de Nederlandse taal en daaruit blijkt dat er 24 miljoen mensen zijn die deze taal spreken, ook in België en de voormalige overzeese gebiedsdelen. Het Nederlands stamt via het Germaans af van het Proto-Indo-Europees.

Latijn was de taal van de kerk, het onderwijs en het bestuur. Stegeman geeft voorbeelden van het Oudnederlands zoals een fragment op een zwaardschede uit 425, de Utrechtse doopbelofte uit de 8e eeuw en de taal in de William abdij van Egmond en de Wachtedonckse psalmen.

De bevolking sprak aanvankelijk varianten van het Germaans waaronder een vernederlandste variant die later ook de schrijftaal werd. Door de ontwikkeling van steden nam de invloed van de burgerij toe en ontstond er geleidelijk aan een gecultiveerde, bovenregionale taal. Stegeman laat met enige nadruk zien dat hier een lang proces van regionale talen aan vooraf is gegaan. We kennen vandaag de dag naast de Friese taal vele streekdialecten maar het is interessant om te zien dat deze ooit aan de wieg van de Nederlandse taal hebben gestaan.

Toen Den Haag bestuurlijk en cultureel centrum van ons land werd, ontstond hier het Haags liederenhandschrift in de 14e eeuw. Het eerste boek in de Nederlandse taal is de Delftse bijbel uit 1477. Daarna komen er Nederlandse schrijvers waaronder Jacob van Maerlant als één van de oudste speciale vermelding verdient. Zijn Spieghel Historiael behoort tot de klassiekers van onze taal. Er ontstaat ook belangstelling voor literatuur en in rederijkerskamers – literaire verenigingen – ontmoeten de echte liefhebbers elkaar. Zo ontstaat het Middelnederlands en groeit het bewustzijn van een eigen taal, het Dietsch. Nu wordt er veel gepubliceerd van uiteenlopende aard: didactisch, moralistisch, religieus, historisch en onderhoudend.

Er verschijnen taalkundige boeken over grammatica, woordenboeken, Bijbelvertaling en belletrie. Onderwijs, uitgevers, drukkerijen en kranten leveren ieder hun eigen bijdrage aan de taalkundige ontwikkeling van mensen. Er is een groeiende waardering voor de Nederlandse taal die zich ontwikkelt tot het Nieuwnederlands. Onze taal wordt zo tot een volwaardige cultuurtaal die ook wetenschappelijk wordt bestudeerd. Mooie illustraties van de taal uit die tijd zijn de geciteerde brief van Rembrandt aan Constantijn Huygens over het ophangen van een schilderij dat hij voor hem heeft gemaakt en het verhaal van P. C. Hooft over de moord op Willem van Oranje.

Er komt meer aandacht voor de juiste spelling en de juiste uitspraak van woorden die verandert; ook ontwikkelen zich nieuwe woorden. In de 18e eeuw worden ‘contouren van een nationale Nederlandse communicatiegemeenschap’ zichtbaar zoals Jelle Stegeman dat zo mooi uitdrukt. Boeken, kranten en tijdschriften dragen hier in belangrijke mate aan bij. Ook ontstaan er verenigingen en genootschappen die zich in de Nederlandse taal verdiepen. Er verschijnen wetenschappelijk publicaties over Nederlandse literatuur en de eerste kinderboeken komen op de markt. De overheid stimuleert aan het begin van de 19e eeuw publicaties over de schrijfwijze en grammatica. Spreek- en schrijftaal krijgen steeds meer aandacht.

Deel 2

In het tweede deel komt de periode vanaf 1800 aan de orde. Onderwijs, wetgeving en universitaire studie bevorderen de verdere ontwikkeling van de Nederlandse taal. Koning Willem I ziet het belang van de taal voor de eenheid van de noordelijke en zuidelijke Nederlanden. Gedrukte media krijgen steeds meer lezers en oefenen zo invloed uit op de Nederlandse taal. Ook bijbels en religieuze lectuur dragen daar aan bij.

Er groeit een leescultuur en spreek- en schrijftaal worden meer uniform. Stegeman concludeert dan ook: “De eeuwenlange cultivering van het Nederlands had geleid tot een bovenregionale, veelal plechtig aandoende schrijftaal” (p. 797).

In de 19e eeuw vindt een intensivering van de openbare communicatie plaats en dat is stimulerend voor de taal. “Scholen, kerken, theaters en media zoals pamfletten, kranten, tijdschriften, boeken, brieven en telegrammen boden de burgers van Nederland en België steeds meer de gelegenheid om te lezen, te luisteren, te schrijven, te zingen en soms ook te spreken in bovenregionaal Nederlands.”

Door de groeiende belangstelling voor boeken die in de 19e eeuw steeds populairder worden, groeit het ABN in gewicht. In deze tijd ontstaat het klassieke standaardwerk Woordenboek der Nederlandsche Taal, waarvan het eerste deel in 1860 en het 29e deel in 1998 verschijnt. Het is het grootste woordenboek, weet Stegeman te vertellen. Waarin een klein land met een betrekkelijk kleine taal groot kan zijn!

Interessant is de ontwikkeling waarin spreek- en schrijftaal uit elkaar groeien. Multatuli en de Tachtigers zijn belangrijk voor de vernieuwing van de Nederlandse taal. Stegeman stelt dan ook dankbaar vast: “Al met al hebben de Tachtigers met de wijze waarop zij de taal benutten het Nederlands in de literatuur fundamenteel vernieuwd” (p. 908).

In de 20e eeuw ontstaan de massamedia die veel invloed op de taal uitoefenen en de pers draagt daar ook aan bij. De spelling wordt gemoderniseerd. Zeer opmerkelijk is het feit dat de Nederlandse en Belgische regering in ballingschap in Londen in 1944 een commissie opdracht geven om een bindende spellingregeling voor het hele taalgebied op te stellen. Dat men hier aandacht aan besteedde in deze oorlogstijd mag wel bijzonder heten! Er is in de naoorlogse periode de nodige discussie over het vereenvoudigen van de spelling.

Na 1945 is het Nederlands onderhevig aan multiculturele invloeden. Ook bekende Nederlanders drukken met nieuw bedachte woorden en gezegden hun stempel op de taal maar ook ‘het goede voorbeeld van onderwijzers en leraren, van predikanten, van onze toneelspelers en voordragers van uitnemend belang’ voor de verbreiding van het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN).

Germaanse taal

Beide delen van Grote geschiedenis van de Nederlandse taal beschrijven al deze ontwikkelingen beknopt en toch ook wel weer uitvoerig. Steeds is er de nodige aandacht voor België en andere gebieden waar Nederlands de voertaal is.

De vele details en voorbeelden vragen van de lezer die geen neerlandicus is, misschien wel enig doorzettingsvermogen. Deze details en voorbeelden kunnen echter ook wat vluchtiger worden gelezen want daarmee wordt aan het doorgaande verhaal – dat boeiend genoeg is – geen afbreuk gedaan. De hoeveelheid informatie is anders ook wel wat overweldigend.

Dit doet echter niets af aan de grote kwaliteit van dit standaardwerk, want zo mogen deze twee boeken wel worden genoemd. Het is een zeer geslaagde poging om onze taal vanaf haar oorsprong en in heel haar rijke ontwikkeling te beschrijven. Laten we daar niet te gering over denken want Jelle Stegeman stelt met een zekere trots vast: “Als de op twee na grootste Germaanse taal behoort het Nederlands tot de 40 meest benutte talen op aarde” (p. 1197).

Jelle Stegeman is neerlandicus en germanist en publiceerde over vertaaltheorie, taalverwerving en de geschiedenis van het Nederlands. Hij was hoogleraar in Leiden en Zürich. In 2014 verscheen van zijn hand een handboek over de Nederlandse taal en taalcultuur in het Duits.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles